Geboren in 1932 in Tiel, en opgegroeid in Amsterdam met twee broers en een zus, onder wie de bekende schrijver Willem, ging Jan van Toorn na de mulo op zijn zeventiende werken bij een drukkerij, op de tekenafdeling. ‘Zo ben ik ontwerper geworden. Ik kwam uit een familie van ambachtslieden en in de avonduren ging ik naar de Grafische School en het Instituut voor Kunstnijverheid Onderwijs, de voorloper van de Rietveld Academie. Op die tekenkamer maakte ik prentenboeken met varkentjes en kippen, en plaatjes voor op de keramiek.’
Na die baan is hij in 1957 voor zichzelf begonnen als grafisch ontwerper. Zijn eerste klus was het ontwerpen van reclamemateriaal. ‘Ik moest vliegtuigen schilderen op multiplex, met op de achtergrond bekende gebouwen zoals de Towerbridge en de Eiffeltoren. Mooie st…
Geboren in 1932 in Tiel, en opgegroeid in Amsterdam met twee broers en een zus, onder wie de bekende schrijver Willem, ging Jan van Toorn na de mulo op zijn zeventiende werken bij een drukkerij, op de tekenafdeling. ‘Zo ben ik ontwerper geworden. Ik kwam uit een familie van ambachtslieden en in de avonduren ging ik naar de Grafische School en het Instituut voor Kunstnijverheid Onderwijs, de voorloper van de Rietveld Academie. Op die tekenkamer maakte ik prentenboeken met varkentjes en kippen, en plaatjes voor op de keramiek.’
Na die baan is hij in 1957 voor zichzelf begonnen als grafisch ontwerper. Zijn eerste klus was het ontwerpen van reclamemateriaal. ‘Ik moest vliegtuigen schilderen op multiplex, met op de achtergrond bekende gebouwen zoals de Towerbridge en de Eiffeltoren. Mooie stewardessen completeerden dit materiaal. Ook heb ik jaren de vormgeving gedaan van Jumbo-spellen.’ Boardscript, vlooienspellen, puzzels en al die andere vermaken uit de pre-computerspellentijd werden door hem ontworpen.
In 1959 ontmoette Jan van Toorn de bekende Amsterdamse drukker Mart Spruyt en uit die ontmoeting zijn de wereldberoemde kalenders ontstaan. Met de eerste won Van Toorn een belangrijke typografieprijs. ‘Ik heb 17 jaar lang die kalenders gemaakt; ze werden steeds experimenteler en politieker.’
Stadsmarkeringen
Een en ander bleef niet onopgemerkt. Bedrijven als Philips en Sikkens vroegen hem voor de vormgeving van onder andere tijdschriften, en Jean Leering, directeur van het Van Abbe-museum in Eindhoven, vroeg Van Toorn voor de vormgeving van zijn drukwerk. Hij maakte daar van 1965 tot 1975 posters, briefpapier, uitnodigingen en catalogi. Daarna werkte hij voor het Bureau Beeldende Kunst van het ministerie van WVC, waarvoor hij onder meer de vormgeving verzorgde van de Nederlandse bijdrage aan de Biënnale in Venetië. In de tussentijd heeft hij ook boeken gemaakt, onder andere over de fotograaf Willem Diepraam, en voor de VPRO-televisie ontwierp hij de grafische commentaren voor het programma Het gat van Nederland. Voor de PTT maakte hij postzegels. Ook tentoonstellingen als de Unie van Utrecht en de inrichting van Neeltje Jans waren van zijn hand. In het Noorden verzorgde Jan van Toorn in 1990 de presentatie van het kunstproject Stadsmarkeringen in Groningen, bestaande uit een boek en de voorlichtingspanelen bij de kunstwerken.
Naast het ontwerpen is hij lang, meestal parttime, verbonden geweest aan het onderwijs. Tussen 1968 en 1985 doceerde hij op de Rietveld Academie en daarna op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Een jaar lang had hij een leerstoel op de afdeling Architectuur van de TU in Eindhoven en sinds 1989 is hij verbonden aan de Rhode Island School of Design, in Providence,, een van de vier à vijf topopleidingen op het gebied van grafische vormgeving in de Verenigde Staten. Van 1990 tot 1997 was hij directeur van de Jan van Eyck Academie in Maastricht, een postacademisch instituut met drie aandachtsvelden: beeldende kunst, ontwerpen en theorie.
Stromingen
Aanvankelijk had hij helemaal geen zin om naar de Academie te gaan. ‘Ik had toen ik gevraagd werd voor die baan, al heel lang les gegeven, één dag per week en met veel plezier. Ik ben daarmee gestopt omdat er grote verschuivingen en bezuinigingen in het kunstonderwijs kwamen. In Maastricht mocht ik echter helemaal mijn gang gaan, een nieuwe staf benoemen en er was genoeg geld voor allerlei faciliteiten op het gebied van de nieuwe media. Ik wilde die drie aandachtsvelden omdat we een verdieping wilden waarbij je aangeeft hoe je met de wereld omgaat vanuit je eigen vak. Je kunt meerdere stromingen onderscheiden in de grafische vormgeving in Nederland. Je hebt de meer artistieke vorm naast de meer functionalistische kant met Total Design van Wim Crouwel, en ik stond meer voor de inhoudelijk kant, net zoals een journalist het in een artikel over de inhoud moet hebben, moet je dat, vind ik, in de vormgeving ook doen.’
Op de vraag waaruit die kritische houding van de vormgever blijkt, antwoordt Jan van Toorn: ‘Ik noem een voorbeeld van een postzegel die ik moest ontwerpen toen de oude Drees honderd werd. Ootje Oxenaar, hoofd van de afdeling Kunst en Vormgeving van de KPN, had destijds dienst geweigerd om naar Indonesië te gaan. Daarom had hij geen zin om Drees als vader des vaderlands af te beelden en ik had geen zin om alleen maar een kop van Drees op de zegel te zetten. Ik heb me afgevraagd wat de belangrijkste momenten in het politieke leven van Drees waren, naast de schandalige afwikkeling van het koloniale probleem in Indonesië. Ik heb een schets gemaakt met een afgebrande kampong, maar het was duidelijk dat die niet gedrukt zou worden. Toen heb ik een foto genomen waarop hij in de duinen ligt, en die gecombineerd met de kleuren van de coalitie, roze en wit/geel, en groenteboerenletters voor de tekst. Ook dat kon niet door de beugel, zodat het uiteindelijk een foto is geworden waarop Drees naar de Tweede Kamer loopt met een tas waarin de stukken over de oudedagsvoorziening zitten. Het inhoudelijke in deze postzegel zit in het feit dat ik van deze foto een stuk heb afgeknipt en er de coalitiekleuren aan toegevoegd heb. Het is een vorm van visuele journalistiek, net zoals de omslagen van Noorderbreedte, die hopelijk interessant zijn omdat ze iets alledaags in een ander licht plaatsen.’
Noorderbreedte-omslagen
Na Maastricht is Jan van Toorn weer gaan wonen in Amsterdam. Daar werkt hij momenteel aan een boek over Sandberg, en een theoretisch gefundeerd prentenboek over visuele journalistiek. Er wordt ook een monografie over Jan van Toorn en zijn werk uitgegeven.
‘De omslagen van Noorderbreedte waren een leuke en arbeidzame klus, waar ik veel van geleerd heb. Niet alleen omdat ik het gebied regelmatig bezocht heb om foto’s te maken, maar ook omdat ik met het programma Photoshop de opnames op mijn computer bewerkt hebt om ze een extra accent te geven. We hebben doodgewone en bijzondere plekken gevonden, en geprobeerd zowel beide op een onverwachte manier te laten zien.’
Noord-Nederland is bepaald geen ’terra incognita’ voor Jan van Toorn. Met zijn vrouw komt hij vaak in de stad Groningen, maar ook in de provincie toeren ze regelmatig een weekje rond. ‘De grootouders van mijn vrouw komen uit Balk, en daar zijn we laatst nog eens rondgereden toen ik voor Noorderbreedte een opname moest maken.’
Over de betekenis van de verschillende omslagen van Noorderbreedte vertelt Jan van Toorn:
2001-1: ‘Het voorkomen van een Indisch restaurant in Groningen is een heel normale zaak en dat heeft nog nooit op de cover gestaan van Noorderbreedte. Het inzetje met premier Kok in Afghanistan met een tulband op z’n kop maakt die ogenschijnlijke normaliteit zichtbaar.
2002-2: ‘Het Noorderbreedte-kantoor met de handen van de hoofdredacteur. Noorderbreedte-journalistiek is het werk van mensen. Voor dit omslag heb ik een spiegeltje gebruikt om de handen van de hoofdredacteur te laten zien, daarbij doelend op de keuzes die de redactie voortdurend maakt.’
2002-3: ‘Een opname van blikafval van een fabriek in Leeuwarden met daarin een felgekleurde McDonalds-glijbaan. Beide vormen van vervuiling langs de weg, die ik overigens mooier heb gemaakt dan ze zijn.’
2002-4: ‘De ingang van de moskee in Emmen met een inzet van allochtone kapsters die een blonde jongen knippen; een beeld dat het ongewone van beide situaties extra aanzet.’
2002-5: ‘Het nietszeggend beeld van een verkooppunt van houten tuinhuisjes in Friesland gecombineerd met een foto uit het computerspel over de Twin Towers. Het is moeilijk om het doodgewone te laten zien. Toen ik dat computerspel zag, kwam bij mij de gedachte op van een vergelijking tussen een wereld waar ogenschijnlijk niets gebeurt, en de vreselijke dingen die elders aan de gang zijn als op 11 september. Daar gaapt een kloof die niet te overbruggen valt.’
2002-6: ‘Een dennenbomenplantage met toekomstige kerstbomen met een blik in een goedgevulde ijskast voor de feestdagen.’
2003-1: ‘Het gemaal Den Deel bij Onderdendam is een prachtig ijl en eigentijds stuk architectuur in een kwetsbaar landschap. Daar heb ik iets absurds tegenover willen stellen door een foto te gebruiken van een klimwand in de vorm van een uitroepteken. Dat is ook nieuwe architectuur.’
2003-2: ‘Het Groninger Museum met voorbeelden uit haar bezit van alle tijden. Het museum is een bijzonder gebouw. Om dat te benadrukken heb ik de kleurtjes op de cover extra aangezet. Frans Haks vertelde mij dat hij erg beïnvloed is door de ideeën van Walt Disney als het gaat om publieksbenadering. De grens tussen kunst en design heeft hij daarmee opgeheven: dus passen oude kunst en de plasseks van Serano bij elkaar.’
2003-3: ‘Het Boomkroonpad is een vervreemdend element in het landschap, zeker in het voorjaar wanneer er weinig te beleven valt. Misschien dat de hond de absurditeit daarvan nog wat aanzet.’
2003-4: ‘De stupa van de Boeddistisch tempel in Noord-Friesland opgevrolijkt met Friese pompeblêden. Op een of andere manier heeft zo’n stupa toch invloed op de omgeving.’
2003-5: ‘Jonge koeien zijn intrigerend. Nummer 007 drong steeds naar voren. Ter herinnering aan Noord-Nederland heb ik op een van de pinken de contour van de drie provincies als huidtekening aangebracht.’
2003-6: ‘Dat wordt een feestnummer waarbij de hoofdredacteur afscheid neemt. Daar doe ik verder geen mededelingen over.’