De Potmarge is een van de oudste waterlopen van Friesland. Dankzij het project Duurzaam Watersysteem Potmarge krijgt de groene long van Leeuwarden momenteel een moderne facelift waardoor het ook in de toekomst een monument van cultuurhistorie blijft.

Al vroeg in de Middeleeuwen ontwaterde de Potmarge de veengebieden ten zuidoosten van Leeuwarden. Ter hoogte van de plaats waar Leeuwarden tot ontwikkeling kwam, mondde het uit in de toenmalige Middelzee. De naam Potmarge duikt voor het eerst in de schriftelijke bronnen op in het midden van de zeventiende eeuw, maar zal veel ouder zijn. De naam duidt op de aanwezigheid van zowel veenputten (pot) als de zee en stilstaand water (marge). Vanaf de zeventiende eeuw ontwikkelde zich dicht bij de oude kern van Leeuwarden langs De Ee en Het Vliet een flinke bedrijvigheid. Bij de Potmarge gebeurde dat minder. Omdat het gebied binnen de stadsgrachten van de stad Leeuwarden volgebouwd raakte, lieten de beter gesitueerden van destijds aan de noordzijde van de Potmarge buitenhuizen en tuinen (hoven) aanleggen om de stad te kunnen ontvluchten en om er groenten en bloemen te kweken. Een toegangsweg tot enige boerderijen lag destijds vanuit Leeuwarden gezien achter de tuinen en kreeg daarom de naam ‘Achter de Hoven’.

Pleziertuinen en lusthoven

De Potmarge was als vaarverbinding van belang voor het op de zuidoever gelegen dorpje Huizum, maar ook voor het verre achterland; zelfs tot Sneek toe. Voorzover bekend werd de Potmarge in 1782 en daarna nog in 1858 uitgebaggerd ten behoeve van de scheepvaart. Lange tijd waren er geen bruggen, maar kon met veerbootjes van Huizum naar Achter de Hoven worden overgestoken. Pas in 1934 kwam de eerste brug, die het oosten van Leeuwarden met de nieuw gestichte rooms-katholieke kerk, de Sint-Jan de Doperkerk, verbond.
In 1765 werd het buitenhuis Mariënburg, aan de noordzijde van de Potmarge, verkocht aan de Hervormde Diaconie. Deze verkocht het gebied in verschillende percelen die geleidelijk aan in bezit kwamen van vele zogenoemde gardeniers. De tuinen, die op een kaart uit 1760 prozaïsch ‘pleziertuinen en lusthoven’ worden genoemd, werden steeds meer gebruikt als moestuinen voor de handel. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwamen de tuinderbedrijven op de vruchtbare oevers van de Potmarge tot grote bloei.
De tuinders zijn, voorzover niet verdreven door andere functies, nog steeds in het middelste gedeelte langs de noordelijke oever van de Potmarge aanwezig. Zij bepalen voor een belangrijk deel het groene karakter. De kwekers zijn geleidelijk van groenten op bloemen overgegaan. Rond 1900 waren aan de boorden van de Potmarge nog zo’n dertig tuinders actief. Tegenwoordig zijn er nog drie, waarvan de Intratuin er één is!

Inktpot

In de tweede helft van de negentiende eeuw vestigden zich aan de Potmarge grotere bedrijven, zoals de strokartonfabriek van J.H. Kuipers & Co en de stroopfabriek van Adema, die de waterkwaliteit in de Potmarge verslechterden. Bedrijven als Casolith (later Atoglas) besteedden nauwelijks zorg aan een groene inpassing en vallen nu uit de toon in het Potmargegebied. Ook kleinere bedrijven, zoals de gasfabriek, een scheepswerf, Steensma’s bakkerijbenodigdheden en de wasserij van De Hoop, hebben gezorgd voor de nodige rafeligheid aan de oevers van de Potmarge. Toen in 1895 het Nieuwe Kanaal werd geopend, daalde het scheepvaartverkeer op de Potmarge drastisch. Door de aanleg van de rondweg is in de Aldlânsdyk een duiker gelegd waardoor het al langzaam stromende water in de Potmarge nog meer tot stilstand kwam. Cor van der Ploeg, een van de voormalige tuinders aan de Potmarge, vertelde in een interview: ‘De Potmarge veranderde in een inktpot. Doods.’

Duurzaam watersysteem

Vanwege de nieuwe milieuvoorschriften van de Rijksoverheid en het feit dat een groot deel van de riolering van Leeuwarden vervangen moest worden, besloot de gemeente Leeuwarden tot de aanleg van een persleiding. Via deze leiding wordt het vuile water van de riolering uit de binnenstad naar de waterzuivering geleid. Een retourleiding brengt het gezuiverde water terug naar de stadsgrachten van Leeuwarden. De route van de persleiding loopt voor een groot deel langs de Potmarge. In eerste instantie leek de aanleg van de leiding een bedreiging voor het Potmargegebied. In het kader van het waterplan van de gemeente Leeuwarden, De Blauwe Diamant, is deze bedreiging omgebogen naar een kans. De noodzakelijke graafwerkzaamheden voor de aanleg van de persleiding worden gebruikt voor een rigoureuze aanpassing van de oevers van de Potmarge. Dit alles gebeurt in het kader van het project Duurzaam Watersysteem Potmarge. Projectleider Johan Aaij van de gemeente Leeuwarden over de duurzame aspecten: ‘Doelstelling van ons project is het tot stand brengen van een duurzame verbetering van de waterkwaliteit in het oppervlaktewater van Leeuwarden, maar daarnaast een duurzame verbetering van de ecologische potenties van water en oevers, recreatieve mogelijkheden en ruimtelijke kwaliteit van het Potmargegebied. We streven daarbij een zo hoog mogelijke en blijvende draagkracht vanuit de bevolking na.’

Groene wig

Vanaf 2000 is hard gewerkt aan het realiseren van de doelstellingen van het project. Allereerst is de vervuilde waterbodem weggebaggerd. Vervolgens is ruimtelijk gezocht naar een goede aansluiting met de omgeving. Zo werd de ecologische tuin van het in 1995 gebouwde Van Hall Instituut als een groene lob geïntegreerd met de oevers van de Potmarge. Wim Beijerinck zit namens de Milieufederatie in de denktank van het Potmargeproject. Hij maakt zich zorgen over de geplande woningbouw op het oude veilingterrein en het fabrieksterrein van Steensma. Beijerinck: ‘Na de verplaatsing van Steensma zal een projectontwikkelaar hier een groot aantal woningen en een aantal 22 meter hoge flats op nog geen tien meter uit de oever bouwen. De groene long komt in gevaar!’ Projectleider Johan Aaij ziet hierin juist kansen: ‘Stedenbouwkundige inbedding is een kracht van het project’, vertelt Johan. ‘Door het graven van ‘opsloten’, zoals vroeger aanwezig om met bootjes op de Potmarge te komen, kan regenwater van de gebouwen worden afgevoerd en komt er meer stroming. De opsloten vormen de kernen van groene lobben, waarin plas-drasgebieden worden gecreëerd, net zoals bij het Van Hall Instituut en straks ook nog bij de waterzuivering. Deze gebiedjes breiden niet alleen het wateroppervlak van de Potmarge aanzienlijk uit, maar garanderen ook een gevarieerde vegetatie, waardoor een meer zuiverende werking optreedt.’ Johan Aaij enthousiast: ‘De reeds lang gewaardeerde fiets- en wandelroutes langs de Potmarge zijn opgewaardeerd en er worden kanosteigers en een waterspeelplaats aangelegd, waardoor ook op recreatiegebied de Potmarge een duurzame onderhoudsbeurt krijgt. Voor de toekomst biedt de aanwezigheid van het Van Hall Instituut, inclusief het nieuwe waterkenniscentrum Wetsus, goede mogelijkheden voor de ontwikkeling, de toepassing en de vermarkting van watertechnologie.’
Johan Aaij tot slot: ‘Je fietst straks als het ware via een groene wig langs de Potmarge vanuit het stadshart naar buiten. In het begin passeer je het parkachtige landschap van de stadstuinen en meer naar het oosten is ruimte gemaakt voor kleinschalige recreatie. Je fietst hier niet alleen langs, maar ook over het water en er zijn mogelijkheden voor varen, fietsen, wandelen, vissen, picknicken op en bij het water. Het meest oostelijke deel wordt een soort delta met een ruige natuurlijke begroeiing. Een open landschap, zodat je ver over het riet heen kunt kijken naar het buitengebied rond de Wijde Greuns en de Froskepôlle…’