In deze aflevering verplaatsen we ons via de digitale hoogtekaart naar Drenthe. Als we inzoomen op de flank van de Hondsrug in de omgeving van Borger en Gieten verrijst voor ons oog een helderblauwe vlakte en een bruine massa. Het blauw verbeeldt de kilometers brede Hunzevlakte, het stroombed van de Oerhunze zoals dat zich in de laatste twee ijstijden heeft gevormd. De bruine kleuren tonen ons tot in detail het reliëf van de Hondsrug.
Langs de oostflank van de Hondsrug is een tiental insnijdingen zichtbaar. Het zijn de gevolgen van uitspoelingen van dekzand. Men noemt dit proces wel ‘terugschreidende erosie’. Deze uitspoelingen zijn zeer beperkt gebleven; verder dan een droog beekdal is het proces nooit gevorderd. Slechts in één geval werd de uitspoeling door het achterland met water gevoed en kwam er een afwaterend beekdal tot stand. Dit water was afkomstig van een hoogveentje dat ter hoogte van Westdorp, enkele kilometers ten zuidwesten van Borger, was gelegen. Het afstromende Hondsrugwater maakt contact met een hoogveentje en het gevolg was een diepje dat na verloop van tijd een flink gat in de Hondsrug heeft uitgesleten. In het terrein is vanaf de N34 de inslijting duidelijk te ervaren als een ‘dal’ in de weg. De Noordes van Ees manifesteert zich daardoor als een Deens heuvellandschap. Bij de sluis aan de zuidrand van Borger is prachtig de Hondsrugval van het afstromende water richting de Hunzelaagte te zien. Het diepje – hier inmiddels gekanaliseerd – wordt het Voorste Diep genoemd. In het dal van de Oerhunze verenigt het Voorste Diep zich met het Achterste Diep en vanaf dat punt vormt het de rivier die we kennen als de historische Hunze of Oostermoersche Vaart. Het Achterste Diep ontsprong in het (thans verdwenen) hoogveen dat ooit de Hunzevlakte bedekte. De samenvloeiing van de twee stroompjes is op de hoogtekaart zichtbaar ten oosten van Gasselte.
Er is overigens nog één plek waar de afstroming de Hondsrug heeft doorsneden, dat gebeurde veel noordelijker, ter hoogte van Glimmen (buiten het kaartfragment). Het diepje dat hier het reliëf doorbreekt vormt een verbinding tussen de Drentsche Aa en de Hunze. Het ligt in een stroomdalletje dat luistert naar de naam Besloten Venen.
Gletsjerkrassen
Naast de doorbraak bij Borger is er een tweede geologisch proces dat sterk de aandacht trekt op de hoogtekaart. We duiden op het lijnenspel dat van het zuidoosten naar het noordwesten over het Drents reliëf is getrokken. De oostflank van de Hondsrug is met enige fantasie op het kaartfragment in drie donkerbruine banden op te delen. Even markant is de westelijke parallelrug. Deze rug, waarop Schoonloo en Grolloo zijn gelegen, loopt in noordelijke richting door. Buiten het kaartbeeld zijn op deze flank Rolde, Vries en Bunne ontstaan. Ter hoogte van Peize wordt het reliëf doorsneden door het Peizerdiep. De rug duikt echter weer op uit de klei ten noorden van het Leekstermeer, waar het de keileembasis vormt voor de dorpen Noordhorn en Zuidhorn. In totaal is de rug van Schoonloo circa zestig kilometer lang.
Deze keileemruggen zijn heel bepalend voor het landschap op het Drents Plateau. De wonderbaarlijke systematiek van deze ruggen is reeds in 1920 door Van Veen beschreven. Er zijn vijf ruggen te onderscheiden die zich parallel in zuidoost-noordwestelijke richting over het Drentse keileemplateau uitstrekken. Wat minder duidelijk is een stelsel van zuidwest noordoost verlopende ruggen. Beide richtingen liggen aan de basis van het bekenstelsel van de Drentsche Aa. Op de huidige hoogtekaart zien we slechts een fragment van deze ruggen. Spectaculair is het kaarsrechte verloop ervan. Als u langs de rug van Schoonloo een liniaal legt zult u geen afwijkingen constateren. Het lijkt wel of ergens in de voorlaatste ijstijd een landschapsarchitect voor altijd zijn stempel heeft willen drukken op het Drentse landschap. Over de oorzaak van deze parallelle ruggen is dikwijls gespeculeerd. Door het ontbreken van stuwing op het Drents Plateau is zelfs wel aan diepe tectoniek (breuklijnen in de ondergrond) gedacht. Zeer waarschijnlijk hebben we hier met een fenomeen uit de voorlaatste ijstijd te maken. Een enorme ijsmassa heeft toen zijn sporen over het land getrokken. De ruggen zouden kunnen worden gezien als reusachtige gletsjerkrassen. Maar waarom toch die regelmaat? En waarom staan de ruggen bijna loodrecht op de loop van de voormalige gletsjers? <