De Waddenvereniging probeert op te krabbelen uit de diepe crisis waarin ze is beland. Dat gaat gepaard met ontslagen en forse bezuinigingen. Directeur Henk Tameling wil toe naar een ‘non-gouvernementele organisatie’ die zich verre houdt van actievoeren. Coalitievorming, stille diplomatie en wetenschappelijke discussie zijn voortaan de toverwoorden. Een terug- en vooruitblik aan de vooravond van het veertigjarig bestaan.

‘Wees wijs met de Waddenzee’. Er was een tijd dat je die slogan haast tot vervelens toe tegenkwam: op T-shirts, op mokken, op tasjes, buttons, petten. En iedereen wist wie daarachter zat: de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, beter bekend als de Waddenvereniging. Wat die club dééd, was ook wijd en zijd bekend: strijden tegen inpoldering van (delen van) de Waddenzee, tegen haventerreinen, vervuiling, militaire oefeningen. Met alle mogelijke legale middelen. De vereniging werd in 1965 opgericht, een jaar nadat de zestienjarige scholier Kees Wevers besloot om medestanders te mobiliseren tegen het plan om Ameland met de vaste wal te verbinden. Waren ze nou helemaal gek geworden? De jonge Kees schreef ingezonden brieven naar kranten, belde geestverwanten en had binnen de kortste keren een groep enthousiaste mensen bijeen. De erudiete jurist G.A. de Lange, die met de Hinderwet paraat persoonlijk een NAVO-oefening op Vlieland voorkwam, werd de eerste voorzitter.
Nu, aan de vooravond van het veertigjarig jubileum, verkeert de Waddenvereniging in verwarring. Of noem het een crisis. Leden lopen weg (ooit waren het er ruim zeventigduizend, nu rond de vijftigduizend), geld raakt op, de koers is zoek. Onder aanvoering van de in 2001 aangetreden directeur Henk Tameling zijn ingrijpende hervormingen in gang gezet. Het is erop of eronder, zegt Tameling. De uit het onderwijs afkomstige manager heeft in elk geval getracht een eind te maken aan het gezwabber. Er moet gekozen worden, vindt hij. Dat betekent: hardop zeggen dat het pure actievoeren verleden tijd is. Hij wil de weg op van stille diplomatie en ‘kennisuitwisseling op grond van wetenschappelijk verantwoorde argumenten’.

Smak voorlichting

Boudewijn Heidenrijk was van 1973 tot en met 1986 persvoorlichter van de Waddenvereniging en keerde eind jaren negentig terug als vice-voorzitter. Voor hem vormde het boek Dode lente, waarin Rachel Carson een milieukundig doemscenario schetste, de directe aanleiding zich sterk te maken voor het waddengebied. In die tijd vliegt het rapport De grenzen van de groei (1972) van de Club van Rome in Nederland de winkels uit. Het doel van de Waddenvereniging – bescherming van het wad tegen welke aanslag daarop dan ook – sloot feilloos aan bij die maatschappelijke belangstelling.
Verzet paste sowieso in de tijdgeest, blikt Jan Abrahamse, medewerker van het eerste uur, terug. Burgers lieten zich niet koeioneren door de overheid. Vooral jongeren verzetten zich tegen alles waarmee ze het niet eens waren; regenteske politici; fatsoensrakkerij; mishandeling van de aarde. Over de Waddenvereniging zegt hij stellig dat die ‘grensverleggend, initiërend, toonaangevend, actief en scherp’ was. Voorbeelden te over: de oprichting van het Centrum voor energiebesparing en het Centrum voor landbouw en milieu, de organisatie van het internationale watertribunaal en van internationale waddenfietstochten. Het Waddenbulletin, waarvan Abrahamse tot 2002 hoofdredacteur was, schreef over de meest uiteenlopende kwesties. Van waddenliteratuur, via wierden en terpen, buitenlandse wadden tot en met ‘vijanden’ als vissers en gaswinning aan toe. Vanuit de gedachte ‘toon de schoonheid en werf medestanders’ stortte de vereniging een ‘gigantische smak voorlichting’ over Nederland uit, aldus Abrahamse.
En dat werkte. Stencilde aanvankelijk een klein clubje vrijwilligers eigenhandig het eerste Waddenbulletin met een oplage van driehonderd, het tweede nummer verscheen in verdubbelde oplage en al gauw waren postzakken nodig. Reclamebureaus, vormgevers, juristen en economen werkten vrijwillig mee voor het goede doel. Met spandoeken, megafoons en bootjes vochten actiecoördinatoren tegen Eemshaven, Dollardkanaal en chemische industrie. Werkgroepen bestookten politiek en pers met boodschappen. De ledenvergaderingen werden gehouden in Amsterdam of Utrecht en trokken honderden leden én zwaargewichten als Sicco Mansholt, Nobelprijswinnaars Jan en Niko Tinbergen, ministers en de president-directeur van Shell.

Televisieshows

De explosieve groei van het ledenaantal was tot ver in de jaren zeventig geen probleem. De troep was klein en enthousiast en kon daardoor snel handelen. Als het moest werkten de waddenjongens- en meisjes weken achtereen om een actie op touw te zetten. Totdat verdere professionalisering onvermijdelijk bleek. Eind jaren zestig was het eerste personeelslid een secretaresse geweest die vanuit huis werkte. Inmiddels zat zij met een handvol collega’s op het Waddenhuis in Harlingen. Maar de vereniging blééf groeien. Harlingen kreeg daarom een broertje in Groningen.
‘Geleidelijk kwam er ook een categorie mensen binnen die veel minder gemotiveerd was. Er stapten niet meer alleen van die rare idealisten rond’, zegt Heidenrijk. ‘Geen tijd’ werd een excuus, en de tijd die men wel had, ging grotendeels op aan vergaderen. ‘Bezopen’, zucht Abrahamse. ‘Achttien volwassen mensen rond een tafel, elke week. Dat begon om tien uur ’s ochtends en dan mocht je blij zijn als het om vier uur was afgelopen. En het ging over niks.’
De ziel en de zaligheid werden langzamerhand vervangen door regels, CAO’s en beleidsplannen. Felix Luitwieler ziet onder zijn ogen hoe de vereniging onder haar eigen gewicht bezwijkt. De huidige ambtenaar van het ministerie van VROM was van 1978 tot en met 1985 actiecoördinator en initieerde talloze acties, zoals die in het Lauwersmeergebied tegen de komst van een militair oefenterrein. Hij vertrok na zeven jaar om plaats te maken voor frisse geesten. ‘Je pensioen gaan zitten halen, dat hoort niet bij zo’n club. Dat is de dood in de pot. Je wordt een ambtelijk clubje, voor wie het voortbestaan van de organisatie belangrijker wordt dan het milieu.’
De breuk in de actiepartij, zegt de oude garde, vindt plaats midden jaren tachtig.
Er kwam een hoop makkelijk geld binnen via televisieshows. Dé scheidslijn vormt de aanstelling van een directeur. En nog een. De platte, niet-hiërarchische organisatie gaat op helling. De schwung is eruit. Verkokerd, verambtelijkt, verzuurd zijn de woorden die over die tijd klinken.

Discussie onmogelijk

Ondanks de interne strubbelingen gingen de acties gewoon door. Frank Duut, oud-voorlichter van de NAM, had ruim vijftien jaar met de Waddenvereniging te maken. Hij ziet achteraf één constante: een onwrikbaar ‘nee’. De tegenstrijdige belangen van NAM en Waddenvereniging waren opzichtig duidelijk. Duut wilde overeenstemming, compromis. Want boren in de wadbodem is mogelijk zonder onherstelbare ecologische schade, vond en vindt de NAM. Maar compromissen vielen bij de Waddenvereniging niet te halen. Als Duut eens genuanceerde geluiden hoorde, en daarover in euforie verkeerde, was twee weken later alles van tafel. ‘Dan gebeurde er daar iets waardoor het hele standpunt zich verhardde. Dat heb ik nooit begrepen.’ Eén ding weet hij wel: ‘Die club herbergt elementen die elke normale discussie onmogelijk maken.’
Ook de eilanders stoorden zich aan de felle taal die de Waddenvereniging uitsloeg, weet Alfred Blok, voorzitter van de Werkgroep Vlieland. Hij hoort als bioloog weliswaar ook tot ‘de Groene Maffia’, maar zag vanaf het eerste begin hoe weinig de Vlielanders op hadden met een groepering van buiten. Degenen die hun eerste aarzelingen overwonnen en lid werden, liepen massaal weg nadat de Waddenvereniging zich te hard en onbesuisd had uitgesproken over toerisme. Voor de eilanden is toerisme van levensbelang maar men beseft daar terdege dat rust, ruimte en natuur de basis van deze inkomstenbron zijn. Dan is het frustrerend als zo’n belangenorganisatie via inspraakprocedures en bezwaarschriften de eilander plannen dwarsboomt, zegt Blok, die het overigens zelf ‘een ramp’ zou vinden als de club zou verdwijnen. ‘De vereniging houdt ons wakker.’

Harlingen versus Groningen

Gaandeweg worden binnenskamers de aloude tegenstellingen scherper. Mag Oerol? Is wadzeilen toegestaan? Rond de klassieke tegenstellingen ‘economie versus natuur’ en ‘actie versus overleg’, ontspint zich een conflict, met een geografische component. De rekkelijken zitten in Harlingen, de preciezen in Groningen, de twee ivoren torens noemt Heidenrijk ze. Hij keert in 1995 terug als vice-voorzitter en schrikt niet alleen van het gebrek aan elan en de ruzie. Vooral het management springt hem als zeer zwak en inefficiënt in het oog. De directie laat de personele groei exploderen, is daarmee debet aan de financiële leegloop en grijpt niet in op de personele vetes.
De bureaucraten voeren geen actie meer, zeggen ze in Groningen. Mannetjesmakerij, baantjesjacht en het denken in geld en macht overwoekeren de concrete bescherming van het wad. De Groningse ongeleide projectielen jagen met hun ruige taal en optredens iedereen tegen ons in het harnas, vindt Harlingen. De ruzie escaleert, en de Groningse, te radicaal bevonden actiecoördinator Carla Alma vertrekt.
Maar de problemen zijn daarmee niet voorbij. Dus treft ook de nieuwe directeur Henk Tameling de vereniging in 2001 in ontredderde staat aan. Een topzware, dure organisatie met stroop tussen de raderen en volkomen in zichzelf gekeerd bovendien. Het beeld dat de buitenwereld van de Waddenvereniging heeft, vermoedt Tameling, is negatiever dan medewerkers zelf denken. Drammerig, geitenwollen sokken, ‘niet de coalities nastrevend die je moet nastreven’.
En Tameling wil juist gráág coalities sluiten: met ondernemers, politici, bewoners. Het is nieuwe taal die past bij zijn wens een ‘brede NGO’ (non-gouvernementele organisatie) te zijn. De Waddenvereniging moet invloed, autoriteit en macht herwinnen, op basis van wetenschappelijke kennis en deskundigheid. De maatregelen die Tameling in februari van dit jaar aankondigde, liegen er niet om. Van de 45 medewerkers moeten er 22 vertrekken. De begroting voor dit jaar is met zeven ton verlaagd. De Waddenwinkels op Texel en Terschelling zijn dicht. Per 1 juli sluit het kantoor in Groningen. ‘De wal heeft het schip gekeerd. Dat zou wel eens een zegen kunnen zijn’, meent Heidenrijk.
De hervormingen zijn formeel nodig om te voldoen aan het zogeheten CBF-keurmerk waarmee een geldschieter als de Postcodeoterijshow werkt. Dit keurmerk stelt strenge eisen aan organisatie, boekhouding, uitgaven en fondsenwerving. Zo mag maximaal een kwart van de eigen inkomsten bestemd zijn voor fondsenwerving. Dat lag bij de Waddenvereniging rond de veertig procent. Dit jaar ontvangt de vereniging nog 1,5 miljoen euro uit het goededoelenpotje van de Postcodeloterijshow. Maar binnen enkele jaren verleent het fonds nog slechts subsidie tot maximaal de helft van de eigen inkomsten. Met 1,2 miljoen aan contributies en giften krijgt de vereniging dus hoogstens zes ton binnen. Vandaar dat nu al zeven ton op de begroting gekort is: terug van 3,2 miljoen in 2003 naar 2,5 miljoen dit jaar.

Magazine

De in het verleden behaalde successen van de Waddenvereniging zijn talrijk. Ze hield Dollardkanaal en Dollardhaven tegen, de chemische industrie in Delfzijl is opgeschoond, inpolderingen zijn afgeblazen, gasboring is aan stringente regels gebonden, de hoeveelheid zeehonden is toegenomen. In reactie op kwesties die onder meer door de Waddenvereniging waren aangezwengeld, kwam er een compleet milieuministerie met gedetailleerde wetgeving en inspecties.
Toegegeven, sommige successen hingen samen met de economische onhaalbaarheid van de vervloekte projecten. Maar zonder de vereniging had een van de mooiste natuurgebieden van Europa misschien niet eens meer bestaan. Nu staat de eigen toekomst op het spel. Jarenlang beheerste de organisatie de wadden, maar Greenpeace, Vogelbescherming en Milieudefensie halen haar links en rechts in. Het moet tot een renaissance komen aan de vooravond van haar achtste lustrum, anders is het ná dat lustrum snel gebeurd.
De meest in het oog springende vernieuwing tot nu toe is het tot Waddenmagazine omgevormde Waddenbulletin. Recente nummers besteden onder meer aandacht aan ‘het waddengevoel’ (van Caroline Tensen), vragen van scholieren, nieuws rond de vereniging zelf, de beesten van het wad, pieren steken en handkokkelaars, en bevatten veel advertenties, bijvoorbeeld voor waddenspullen. Weliswaar komen ook de staat van Nationaal Park Lauwersmeer en het bekende haventje van Noordpolderzijl aan bod, maar de ruimere opzet van het vroegere bulletin – ook qua formaat – is vervangen door korte stukken en rubriekjes. Critici omschrijven het blad als navelstaarderig en truttig.

Nostalgische houding

Ook op andere fronten is een nieuwe koers ingezet, deels door nood gedwongen, deels uit overtuiging. De afgelopen jaren voerde de Waddenvereniging met wisselend resultaat juridische procedures tegen gasboringen, het militair oefenterrein de Vliehors op Vlieland, een gepland windmolenpark langs de Afsluitdijk en milieuvergunningen. Maar rekeningen van 100.000 euro per jaar aan juridische bijstand kan de vereniging zich niet meer veroorloven. ‘We zullen veel indringender kijken óf we een procedure starten.’
Samenwerking met bijvoorbeeld Ecomare op Texel of het Centrum voor natuur en landschap op Terschelling komt in de plaats van de activiteiten van de gesloten Waddenwinkels. Wat de politiek betreft ziet Tameling een ontwikkeling in de richting van een ‘integraal waddenbeleid’. Daar wil de Waddenvereniging op inspelen door zelf ‘concrete beleidsadviezen’ te schrijven en te hameren op duurzame economie. ‘We moeten vooraf plannen en alternatieven uitwerken in plaats van altijd achteraf te reageren. Onze medewerkers schrijven nu een plan voor duurzame visserij’, aldus Tameling. Brood verdienen op en rond de wadden moet kunnen, maar wel op duurzame wijze, vinden ze tegenwoordig bij de Waddenvereniging.
Dat de directeur de weg van de stille diplomatie is opgegaan, wil niet zeggen dat de vereniging nooit meer tamtam zal maken. Zo bereidt Tameling een campagne voor om via radio en tv te ageren tegen gaswinning en kokkelvisserij. Politieke, ambtelijke én publieke beïnvloeding blijft het streven. Actievoeren is echter passé, stelt de directeur gedecideerd.
‘Dat schmieren is aardig voor de bühne, maar zet nu geen zoden meer aan de dijk. Op lange termijn heeft de vereniging te maken met ingewikkelde internationale wetgeving; dan win je het niet met spandoeken en rubberbootjes. ‘Nee, nee, nee’ is bovendien een volstrekt romantische, nostalgische houding waarmee de bescherming van het wad niet is gediend.’
De samenleving verandert, net als maatschappelijke opvattingen. Om geloofwaardig te blijven moet de Waddenvereniging dan ook open staan voor andere denkbeelden en voor wetenschappelijke inzichten, zegt Tameling.
‘Mocht ooit bewezen worden dat boren in het wad geen kwaad kan, dan kun je niet je oordoppen pakken en zeggen: dat zal wel zo zijn, maar ik blijf dit vinden. We moeten met de nieuwe tijd mee. Het is buigen of barsten.’