Mocht er een circus in financiële nood door de straat trekken dat zijn olifanten in de aanbieding heeft omdat ze elk twaalf broden, een kist appels en een pak hooi per dag eten, dan zou ik direct een olifant kopen. Zonder er bij stil te staan dat ik op een bovenwoning woon, met een balkon waar net een krat bier en een overjarig kerstboompje op passen. Ooit heb ik twee dagen een angorakonijn gehad. Ik dacht een lief konijntje in huis gehaald te hebben. Hij was reausachtig groot en brak steeds uit de veel te kleine marmottenkooi. Met één sprong zat hij dan naast me op de bank, waar hij mij vervolgens vanaf begon te duwen. Zat hij niet op de bank dan nam hij happen uit de poten, die van de bank en die van mij. Hij moest ook dagelijks tegen klitten worden geborsteld, wat ik uit zelfbescherming achterwege liet. Hij kon heel vals kijken en eigenlijk was ik een beetje bang voor hem. Het konijn is teruggegaan naar het arbeiderswoninkje waar hij vandaan kwam. De eigenaresse, kluizenaarster aan het Friese wad, was niet blij. Mijn geld kreeg ik niet terug, maar ik had haar met liefde geld toe willen geven zolang ze hem maar terugnam.
Later kreeg ik van de jachtopziener uit mijn geboortedorp een fret met claustrofobie. Het beestje weigerde pertinent een konijnenhol binnen te gaan. De jachtopziener zou de fret doodslaan als ik hem niet wilde. Het was een opgewekt diertje dat enthousiast alle aarde uit mijn potplanten groef, klem kwam te zitten in een veer van een oude fauteuil of plotseling opdook achter het glas van mijn gaskachel die elk moment vlammend aan kon slaan. Mijn moeder heeft nog jaren voor hem gezorgd, angstig wachtend tot ik zwanger thuis zou komen en eenmaal bevallen de pasgeborene bij haar zou achterlaten omdat hij te veel huilde en constant aandacht wilde. Mijn vader had al een hokje achter op het erf ingeruimd.
Een winter, waarschijnlijk die van 1979, kwam ik thuis terwijl iedereen weg was. Ik kon niet naar binnen. Dat was ik wel gewend, maar het was deze avond erg koud. Ik werd afgeleid door een egel die wakker geworden was uit zijn winterslaap. Gelukkig kwamen mijn ouders ook deze keer weer thuis en konden we beide naar binnen. De egel was erg tam, rolde zich nooit op en at uit je hand. Bij dat laatste smakte hij werkelijk allerverschrikkelijkst en produceerde daarna groene, afschuwelijk stinkende poep. Hij brak onmiddellijk uit zijn hok en was onvindbaar. Mijn vader vond hem uiteindelijk terug toen hij de open haard wilde aansteken. De egel was in de warme as in slaap gevallen. Met als gevolg dat de haard de hele winter niet gebrand heeft. Zodra het voorjaar werd heb ik hem buiten gezet en hebben mijn ouders een houtkachel aangeschaft.
Wat is toch die vreemde drang om beesten te willen bezitten die helemaal niet zo geschikt zijn voor gevangenschap? En, heel merkwaardig, wanneer dieren zelf verkiezen bij ons te wonen vinden we er opeens niets meer aan. Muizen die je op het aanrecht tegenkomt, etend van de boter, ratten die de kruipruimte vol schijten en spinnen in elke hoek: we verdelgen ze met klemmetjes, korrels en theedoeken om vervolgens naar de dierenwinkel te rennen voor schattige dwergmuisjes, dumboratten en vogelspinnen. We willen kennelijk graag zelf bepalen wat het beestje doet en wanneer. In een kooitje vervult hij onze wensen het beste.
Binnenkort ga ik weer buiten wonen en ik verheug me alweer op alle beesten die ik kan gaan houden. Mijn gedachten gaan van aasgieren via otters naar reusachtige landschildpadden. En met de huidige recessie zal het circus binnenkort ook wel langskomen. <
Mocht er een circus in financiële nood door de straat trekken dat zijn olifanten in de aanbieding heeft omdat ze elk twaalf broden, een kist appels en een pak hooi per dag eten, dan zou ik direct een olifant kopen.