Als iemand het noordelijk eilandgevoel goed beschreven heeft, is dat antropoloog en schrijver Gerrit Jan Zwier wel. In deze literaire liefdesverklaring schrijft hij: ‘Nog steeds gaat er geen jaar voorbij of ik ga scheep naar de kroon van Nederland.’

Gerrit Jan Zwier, Mijn wadden Uitgeverij Atlas, 288 blz. € 19,90

Als iemand het noordelijk eilandgevoel goed beschreven heeft, is dat antropoloog en schrijver Gerrit Jan Zwier wel. In deze literaire liefdesverklaring schrijft hij: ‘Nog steeds gaat er geen jaar voorbij of ik ga scheep naar de kroon van Nederland.’ Het noordelijk gevoel begint voor hem in het waddengebied. In dit boek voegt Zwier zijn eigen verhalen en herinneringen samen met die van anderen. Het zijn bijdragen die bestaan uit gloedvolle, mooi opgeschreven ontboezemingen van natuurminnaars en bewonderaars van de eilander cultuur. De verhalen rijgen zich aaneen als een raamvertelling over de ‘kroonjuwelen’ van Nederland. Zwier spreekt over een liefdeswoordenboek, een bladerboek waar je doorheen kunt zappen en dat van voor naar achteren gelezen kan worden, van het ene tijdperk naar het andere en van de ene waddenreiziger naar de volgende. Hij laat veel schrijvers aan het woord, onbekende, maar ook bekende als Vonne van der Meer, Jan Gerhard Toonder, Nico Dros en Jan Wolkers; de laatste noemt de eilanden ‘flonkerende gespen in de waddengordel van smaragd, die prijs gegeven worden aan de liefdeloze zoutwatermuil van Poseidon.’
Het meest aansprekend zijn mijns inziens de fragmenten van de reisverhalen, zoals die van Pieter van Cuyck (1789) over Texel, J.H. Halbertsma (1830) en G.A. Wumkes(1949) over Terschelling, A. Winkler Prins (1868) over Schiermonnikoog en Hermano (1904) en F. Koster (1933) over Rottumeroog. Maar ook de bijdragen van de auteurs die meerdere en soms alle eilanden bezoeken als J. Ackersdijck (1830), F. Allen (rond 1855), Jac. P. Thijsse (1913), J.P. Strijbos (1927), Kees Hana (1962), Bert Garthoff (1970) en Dick Hillenius (1974) zijn een lust om te lezen. Verrassend is ook de uit 1945 daterende spannende strip uit Het Parool van Kapitein Rob op Terschelling.
Het noordelijk gevoel van Gerrit Jan Zwier strekt zich uit tot IJsland en Lapland. Hij omschrijft het als een romantische hang naar ruimte en eenzaamheid. De ervaring van het landschap staat voorop: grootse natuurlandschappen, uitgestrekte wouden, toendra’s met blinkende meertjes en bergruggen aan de kim, gletsjers, vulkanische vlakten vol lava en puimsteen. In het aangeharkte Nederland is dat ‘onland’, zoals de woeste gronden vroeger genoemd werden, niet meer te vinden. Het waddengebied is het enige grote natuurlandschap dat we nog hebben. Deze bundel, waarvan inmiddels de tweede druk al is verschenen, is heerlijke vakantielectuur.