Wie de geschiedenis van het Groningse platteland kent, weet dat het nog niet zo lang geleden rijk was aan kleine burchten en robuuste verdedigbare gebouwen. Deze borgen en steenhuizen, die in de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw in de hele provincie ontstonden, zijn in de afgelopen twee eeuwen op jammerlijke wijze verdwenen.

Wie de geschiedenis van het Groningse platteland kent, weet dat het nog niet zo lang geleden rijk was aan kleine burchten en robuuste verdedigbare gebouwen. Deze borgen en steenhuizen, die in de dertiende, veertiende en vijftiende eeuw in de hele provincie ontstonden, zijn in de afgelopen twee eeuwen op jammerlijke wijze verdwenen. De Ommelander adel en Groninger regentengeslachten die deze kleine buitenplaatsen bewoonden, deden vanwege steeds duurder onderhoud afstand van hun bezit. Er was niet, zoals je het nu zou noemen, een goede markt voor handel in dit adellijke goed. Het gevolg was verval en afbraak, wat halverwege de negentiende eeuw nog eens versneld plaatsvond door de uitvinding van wegen met steenslagverhardingen. De borgen werden aan puin geslagen en als wegversteviging verwerkt in de wegen waaraan ze altijd hadden gelegen. Een onverdraaglijke gedachte, temeer omdat de vele nog overgebleven afdrukken van de gebouwen in het landschap een schitterend en rijk beeld in herinnering roepen.
Volgens Formsma, een van de auteurs van het standaardwerk Ommelander Borgen en Steenhuizen, waren er alleen al in het door hem onderzochte deel van de provincie Groningen zo’n zevenhonderd borgen en steenhuizen. Onder meer het Oldambt valt buiten die telling. Uit andere bronnen is evenwel bekend dat ze ook daar voorkwamen. Zo kan uit luchtfoto’s van een plek ten noorden van Winschoten worden afgeleid dat daar maar liefst vier steenhuizen op een rij hebben gestaan.

Imago

De Groninger architect Jan Timmer wil zich er niet bij neerleggen dat er slechts twintig borgen en steenhuizen zijn overgebleven. Hij heeft een ‘startnotitie Groninger borgenproject’ geschreven, waarin hij pleit voor de bouw van ‘twintig exacte kopieën op twintig exact dezelfde plaatsen met exact dezelfde materialen, kleuren en terreininrichtingen.’
Zo’n project, verwacht hij, zal veel opzien baren en dat is precies wat Groningen – in het bijzonder Oost-Groningen – volgens hem nodig heeft. Als architect werkzaam in Winschoten is Timmer sterk geïnteresseerd in het imago van Oost-Groningen. Hij maakte naam als een van de grondleggers van de Blauwe Stad, het spraakmakende woningbouwproject in een vernieuwd, waterrijk landschap ter verbetering van de economische positie van het Oldambt.
Timmer wil niet zo maar iets bouwen. Hij zoekt naar verbetering van cultuur en conjunctuur. Woning- en stedenbouw zijn voor hem daarbij meer middel dan doel. Hij vindt dat een ruimtelijke ontwikkeling een reactie moet zijn op een collectief erkend imago(probleem). Het imago van Oost-Groningen, zegt hij, is ‘’t is niks,’t was niks en ’t wordt ook nooit wat’. Zijn idee achter het plan voor de Blauwe Stad was de onjuistheid in de beeldvorming van ‘’t is niks’ aan te tonen, door als regio op eigen kracht een ontwikkelingsplan te maken.
‘Wat mij betreft is het nu zover dat we de onjuistheid van ‘’t was niks’ te lijf kunnen gaan’, zegt Timmer met het oog op zijn borgenplan. ‘Dat kan door het verleden zichtbaar te maken. Met een project dat getuigt van grote verbeeldingskracht en daadkracht. Als dat lukt is meteen de conclusie ‘’t wordt ook nooit wat’ doorbroken.’

Financiering

Timmer stelt voor om de bouw van twintig borgen – verspreid over heel Groningen – in 25 jaar tijd te realiseren. ‘Als je elk jaar start met de bouw van één borg en uitgaat van een bouwtijd van vijf jaar per object, kom je daar op terecht.’ Met de verkoop van de gereedgekomen borg moet de financiering van de volgende borg-herbouw worden gefinancierd, volgens de methode van revolving fund.
Timmer wil fondsen werven en rekent er daarnaast op dat er rijke personen en instellingen zijn die hun naam aan het project willen verbinden. ‘De markt is er’, schrijft hij stellig in zijn notitie. ‘Zie de prijzen die er in stilte worden betaald voor onderscheidend particulier onroerend goed.’ Voor heel bijzondere panden zijn altijd gegadigen te vinden, licht de architect toe. ‘Dit plan is niet conjunctuurgevoelig’.
In de voltooide gebouwen hoeft niet gewoond te worden. ‘Een horeca- of culturele bestemming zou mooi zijn.’

Kennisvergaring

De herrijzenis van een indrukwekkend verleden vindt Timmer niet het belangrijkst. Het gaat hem vooral om het proces, om onderzoek en kennisvergaring. ‘Het residu is een borg.’ Hij verwacht dat in de loop van het project door de opgedane ervaring en kennis de graad van perfectie steeds meer zal toenemen.
Gedurende de projectperiode, zo heeft Timmer bedacht, kunnen verschillende opleidings- en onderzoeksprogramma’s worden uitgevoerd, onder meer op het gebied van archeologie, historische geografie, bouwtechniek, tuinkunst en genealogie. Ook kan er toeristisch worden ingespeeld op het project, aansluitend bij het kwaliteitstoerisme waar het gebied zich voor leent: het genieten van rust, ruimte, landschap, wadden, kerken, orgels, erfgoedlogies en de goede keuken.
De architect: ‘Wat na 25 jaar overblijft is een rijk heden, gebaseerd op een rijk verleden. Bouwstenen die borg staan voor een aantrekkelijk en rijk imago. Het project mag niet ontaarden in kitsch en effectbejag, hoewel daar wel een beetje mee gekoketteerd mag worden, want het moet wel verleiden tot weer nieuwe ontwikkelingen.’ <

Trefwoorden