Omdat dit de laatste Hoek in deze vorm is, mag er een plaatje bij. Het is een kaartje, een zogenaamde paleogeografie, van het Nederlandse vasteland tijdens de Romeinse tijd, ongeveer 50 jaar na Christus. Het komt uit De ondergrond van Nederland, een in 2003 verschenen uitgave van het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen, de voormalige Rijks Geologische Dienst.

Omdat dit de laatste Hoek in deze vorm is, mag er een plaatje bij. Het is een kaartje, een zogenaamde paleogeografie, van het Nederlandse vasteland tijdens de Romeinse tijd, ongeveer 50 jaar na Christus. Het komt uit De ondergrond van Nederland, een in 2003 verschenen uitgave van het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen, de voormalige Rijks Geologische Dienst. Op een studiedag op de Vrije Universiteit in Amsterdam over ‘de landschappelijke gevolgen in de Zuidwest-Delta van de groeiende vraag naar turf, zout en vis sedert de volle Middeleeuwen’ was de geoloog Piet Cleveringa een van de inleiders. Van geboorte is hij Groninger en misschien was het daarom dat hij met enige nadruk juist dit kaartje onder de aandacht bracht. Om het publiek versteld te doen staan van het grote verschil tussen West- en Noord-Nederland.
Omstreeks het begin van de jaartelling is de kustlijn van Zeeland en Holland tot aan Texel bijna geheel door strandwallen en duinen afgesloten. Daarachter heeft zich op uitgebreide schaal een dik pakket veen kunnen ontwikkelen: alles wat paars gekleurd is. De kust van Noord-Nederland daarentegen is open gebleven en onder invloed van de getijden: het lichtgroen gekleurde op het kaartje. Hier had de mens terpen/wierden nodig om droge voeten te houden.
Sinds vierduizend jaar geleden de kustlijn van West-Nederland zich sloot, is de aardkundige vorm van wat nu Nederland heet niet wezenlijk veranderd tot op heden. Ja, dijken zijn opgeworpen, de zee brak in in Zeeland, rivieren verlegden hun loop, de Zuiderzee ontstond. Maar de kust van West-Nederland bleef gesloten, Noord-Nederland bleef open.
Er is de afgelopen maanden door bestuurders en commentaarschrijvers weer veel geklaagd en gemopperd over de regering in Den Haag die, Hollandocentrisch als ze is, de regio aan zijn lot zou overlaten. In reactie op nota’s met voornemens omtrent ruimtelijke ordening en economie waren het enkel de noordelijke woordvoerders die hun beklag deden. Uit andere streken vernam je niets.
Leed, en lijdt, men daar dan niet onder de Ich-Bezogenheit van de Randstad?
Jazeker, al vanaf de Middeleeuwen. West-Brabant en Zeeland zijn daar mooie voorbeelden van, bleek op de studiedag Vee-Vis-Zout van het Instituut voor Geo- en Bioarcheologie van de VU. Waren het eerder de Vlaamse steden Gent en Brugge die er zout en turf haalden, na 1200 werden West-Brabant en Zeeland wingewest voor Holland nademaal daar de bevolking toenam en er zich stedelijke agglomeraties ontwikkelden. Het is sindsdien nooit anders geweest. Economisch en dus politiek woog Holland het zwaarst. Holland droeg ook het meeste bij aan de ‘nationale’ huishouding. In de Tachtigjarige Oorlog bijvoorbeeld betaalde het meer dan de helft van de kosten van de strijd die de Verenigde Provinciën voerden tegen de roomse Spanjaard.
Zeker, met name Brabant en Limburg hebben zich ernstig achtergesteld gevoeld, maar de reden daarvoor was dat ze tot 1800 als Generaliteitsland onder curatele stonden van de Staten-Generaal in Den Haag. Het mag opmerkelijk heten dat zelfs gewesten met zo’n verleden niet de klaagliederen aanheffen die we gewend zijn te horen uit het Noorden des lands.
Kennelijk hebben Brabant en Limburg, Gelderland en Overijssel – provincies in vergelijkbare posities ten opzichte van Holland – iets wat voldoende eigen en sterk is om zich onafhankelijker te kunnen opstellen dan Groningen, Friesland en Drenthe.
En dat is gek, want één blik op dat kaartje van Nederland aan het begin van onze jaartelling volstaat om te zien dat er iets fundamenteels is wat in elk geval Friesland en Groningen onderscheidt van de rest van Nederland en deze gewesten een geheel eigen identiteit geeft: de open kust. Een open kust al sinds er mensen wonen, sinds de geschiedenis begon. Dat moet zijn invloed hebben uitgeoefend op de samenleving daar. Maar nooit is onderkend hoe bijzonder die omstandigheid is. Anders kan ik niet verklaren waarom men er in het Noorden nooit echt profijt van heeft getrokken en veel meer de andere kant is gaan uitkijken dan alleen naar Holland in het westen.

Sietse van der Hoek verruilt in 2005 zijn column in Noorderbreedte voor reportages over veranderingen in de landbouw en de gevolgen daarvan voor mens en omgeving.

Trefwoorden