In de suikerbietenteelt heerst onzekerheid over de toekomst maar vooralsnog hebben bietenrijders het in deze maanden druk als altijd. Een avondje in de truck met Wim van Zanten. ‘Vijfenvijftig vrachten in vierentwintig uur kan ik halen, als alles gesmeerd loopt.’
Ruim voor de suikerbietencampagne in september weer van start ging, verschenen de eerste alarmerende berichten. Bietenboeren zouden in de toekomst onder de kostprijs moeten gaan telen. De bietenmarkt in het Noorden zou totaal instorten. Maar het is niet waarschijnlijk dat het zover komt. Tot aan Kerstmis rijden de bietenrijders in elk geval weer af en aan naar de suikerfabrieken in Groningen en Hoogkerk.
Een herfstavond in oktober. Vijf over acht ’s avonds en al stikdonker. Hoog vanuit de truckcabine van bietenrijder Wim van Zanten jr. (42) uit het Groningse Stedum had ik eerder vanavond nog een prachtig uitzicht over de Anjumer- en Lioessenserpolder, het meest noordelijke puntje van Noordoost-Friesland. Maar nu de duisternis is gevallen, zie ik door de voorruit amper meer het begin van…
In de suikerbietenteelt heerst onzekerheid over de toekomst maar vooralsnog hebben bietenrijders het in deze maanden druk als altijd. Een avondje in de truck met Wim van Zanten. ‘Vijfenvijftig vrachten in vierentwintig uur kan ik halen, als alles gesmeerd loopt.’
Ruim voor de suikerbietencampagne in september weer van start ging, verschenen de eerste alarmerende berichten. Bietenboeren zouden in de toekomst onder de kostprijs moeten gaan telen. De bietenmarkt in het Noorden zou totaal instorten. Maar het is niet waarschijnlijk dat het zover komt. Tot aan Kerstmis rijden de bietenrijders in elk geval weer af en aan naar de suikerfabrieken in Groningen en Hoogkerk.
Een herfstavond in oktober. Vijf over acht ’s avonds en al stikdonker. Hoog vanuit de truckcabine van bietenrijder Wim van Zanten jr. (42) uit het Groningse Stedum had ik eerder vanavond nog een prachtig uitzicht over de Anjumer- en Lioessenserpolder, het meest noordelijke puntje van Noordoost-Friesland. Maar nu de duisternis is gevallen, zie ik door de voorruit amper meer het begin van de oprit naar het boerenerf.
We komen aanrijden over een smalle betonnen weg die aan de voet van de Alddyk ligt – een slaperdijk. Zelfs voor ervaren chauffeurs is dit weggetje vanwege zijn zompige berm een bezoeking. En het is deze avond niet het enige stuk van de bietenroute waarbij de kop bij het stuur moet worden gehouden. Van Zanten manoeuvreert de truck met oplegger achterwaarts door de ‘schuif-opening’. In deze opening naar het erf werd, toen de Alddyk nog een zeedijk was, een schuif geplaatst zodat men de klompen droog hield. Er is maar tien centimeter ruimte tussen ons en de gemetselde kozijnen van gele Friese baksteen, waar de hoogwaterkering naadloos in paste. De oplegger belandt keurig naast de bietenbult.
Grijpen
‘De kraan staat aan de verkeerde kant’, gromt Van Zanten en klimt de truck uit. ‘Dat betekent dat de kraandrijver steeds tijd verliest doordat hij niet mooi kan uitzwaaien. Je kunt het aan het vallen van de bieten horen. Luister maar.’ De eerste greep bieten doet de lege oplegger slechts licht schudden. Wanneer ik in de linker buitenspiegel kijk, is pas goed te zien hoe moeilijk het grijpen gaat. Een echt volle bak haalt de kraandrijver geen enkele keer. Drieëndertig ton kan de oplegger laden. Dat zijn dertig volle grepen. Terwijl Van Zanten ogenschijnlijk ontspannen een sigaartje rookt, zie ik hoe hij iedere beweging van de man op de kraan nauwlettend volgt. ‘Die van vanmiddag was handiger. Bij iedere greep had hij ook echt 1400 kuub.’
Twee vrachten bieten per hectare, dat is het gemiddelde dit jaar: 66 à 70 ton. ‘Daar deden ze in de tijd van mijn opa twee dagen over. Die hoeveelheid rijden wij tussen kwart over vijf ’s middags en kwart over negen
’s avonds met gemak weg.’
Weinig modder
Tien uur in totaal zit Wim van Zanten jr. vandaag achter het stuur van zijn zeven jaar oude Daf-truck. Om vijf uur vannacht zal een ‘verse’ chauffeur hem aflossen op het fabrieksterrein van CSM in het centrum van Hoogkerk. Bieten rijden is iets dat continu doorgaat.
‘De bieten komen nu mooi droog van het land. Dat betekent weinig modder op de weg. Als het eenmaal regent, hoeft een modderige weg niet gevaarlijk te zijn. Als het goed doorregent, spoelt alles weg. Het wordt pas uitkijken, als ’t schimmert. Bij motregen dus. Dan wordt alles spekglad.’
Drie eigen wagens zet Van Zanten in bij het ‘charter rijden’, zoals hij het bietenvervoer noemt. Daarnaast leent hij tweeënhalve chauffeur met auto van collega’s in. ‘Je moet ook reserve hebben. Er mogen geen gaten vallen in de vervoersstroom. Een wagen kan kapot gaan onderweg, een chauffeur kan ziek worden.’ Terwijl we van het erf wegrijden, loopt hij telefonisch nog eens het rooster voor de volgende dagen na.
Scheldpartij
De suikerfabriek in Hoogkerk wil alleen voor het weekend extra voorraad. Uit respect voor het platteland wordt er op zondag niet gereden. Door de week wordt geen voorraad opgebouwd. Want hoe hoger de bietenbergen bij de fabriek, des te groter de kans dat het suikergehalte van de bieten, door de langdurige opslag, achteruitgaat.
‘Vijfenvijftig vrachten in vierentwintig uur kan ik halen, als alles gesmeerd loopt’, vertelt Van Zanten. Om meteen daarna door de mobilofoon te roepen: ‘Peter, waor sitstoe?’ Zijn tweede chauffeur blijkt vlak achter ons te zitten in de donkere polder en krijgt aanwijzingen om zijn truck rechts op de Bantswei te parkeren. Maar hij is al te ver doorgereden. Na nog geen honderd meter zien we hoe ver. In het licht van de koplampen staat een Van Zanten-wagen die voor meer dan de helft van de betonnen weg is geraakt. Peter is al bezig treklijnen te bevestigen aan de spoiler zodat de wagen kan worden vlotgetrokken. Van Zanten ontploft, springt naar buiten en een flinke scheldpartij volgt. Als we vijf minuten later wegrijden blijft het minstens acht minuten stil. ‘Lullig’, zegt Van Zanten. ‘Pech dat ik er vlak voor zat. Als zoiets gebeurt, is het even heftig, maar dan hoef ik het ook niet meer uit te praten. Bin k t al goud kwyt.’
Bietenagent
Eerder vandaag, op de namiddag, toen we voor de eerste keer voor een boerenerf stonden te wachten, draaide ook een wagen van de Friese transporteur Althuisius voor ons het erf af. Meerdere transportfirma’s voor een en dezelfde bietenbult bij een boer. ‘Dat doet de bietenagent van de CSM’, legde Van Zanten uit. ‘Die gaat bij de boeren in zijn rayon langs en rekent uit hoeveel bieten er dit jaar van het land komen. Hij regelt welke boer wanneer aan de beurt komt en wie de bieten rijdt.’
Bijna vijfentwintig jaar zit hij nu op de vrachtwagen. ‘Ik heb de Mavo afgemaakt en eerst al mijn papieren gehaald. Ik ben bewust begonnen voor mezelf, hoewel Pa ook een transportbedrijf in Stedum had. Mijn opa en hij vervoerden uitsluitend agrarische producten. Pa is nu achtenzeventig. Hij heeft nog twee hectare met zestig hobbyschapen. Die moet hij aan de buurman overdoen, omdat zijn hart nog maar voor achtentwintig procent werkt. Op goede dagen haalt hij nog wel eens een chauffeur voor me op.’
‘Bietenrijden is seizoenswerk. Daar ben ik op ingericht. Met de chauffeurs heb ik afgesproken dat ze op contract rijden. Ik probeer na de campagne voldoende werk voor ze te vinden. Ik ben de enige die het hele jaar door vast werk heeft. Ik rij gipsplaten voor Lafarge in Farmsum, vijfhonderd kilometer in de week. Naar de kade in Delfzijl of naar de Eemshaven. Vroeger reed ik ze ook wel naar Engeland. Maar ik heb nu drie kinderen. De oudste is twaalf.’
Zijn vrouw is twee dagen in de week medisch secretaresse in het Academisch Ziekenhuis in Groningen. ‘Ze kon fulltime werken laatst. Dat heeft ze geweigerd. Ik heb haar die andere drie dagen hard nodig. Je moet in mijn vak thuis iemand hebben die stand-by is en al het papierwerk voor haar rekening neemt.’
Kwaliteitssuiker
‘Feitelijk verdelen drie grote jongens in het Noorden al het werk. Aan ondervervoerders. Ik rijd voor Vos in Veendam. Je springt tijdens de campagne voor elkaar in als het moet; je leent wagens van elkaar. Ik heb nog nooit financieel mot gehad met Vos. Iedere week staat er prompt geld op de bank. Na Kerstmis reken je dan echt af.’
Hij denkt niet te veel aan wat er gaat veranderen in de bieten. ‘Wij maken kwaliteitssuiker en de hele keten in ons land zit perfect in elkaar.‘
Het is negen uur ’s avonds wanneer we voor de tweede keer op de weegbrug staan in Hoogkerk. Voor ons bevindt zich de monsterbrug, waar een paar bieten van de vracht worden genomen om het suikergehalte te testen. Daarachter het enorme laadplein waar de trucks stapvoets rijdend ineens heel klein worden tussen de oprijzende fabriekswanden. Een enorme shovel schuift een berg bieten tot een handzame hoop. Een auto van ‘Stutvoet’ staat voor ons. ‘Schaap’, een andere ondervervoerder uit Marum, staat achter ons te wachten maar op het twintigduizend vierkante meter grote plein lijkt de truck ver weg.
Wim van Zanten laat de oplegger hydraulisch naar zijn hoogste stand gaan om de bieten te lossen. Hij stapt uit om het achterluik te vergrendelen, we gaan door de sproeier heen. Dan draaien we ‘de lus’ in, het fabrieksterrein af. Híj moet nog acht uur. Ik word op het Hoendiep afgezet.