‘Schuldig Landschap’ gaf de schilder Armando als titel mee aan het werk waarin hij probeert af te rekenen met de oorlog, Schuldige Landschaft in het Duits. Schilderijen zijn het, en collages van schilderijen met foto’s, al of niet met potlood en krijt bewerkte foto’s van het landschap rond het voormalige kamp Amersfoort, in de omgeving waarvan Armando opgroeide.

Zo ongeveer heeft Armando volgens Yvonne Ploum, conservator van het Armando Museum in Amersfoort, de term Schuldig Landschap bedoeld. Vanaf 2 oktober is in het Armando Museum een aantal van die bovengenoemde ‘Schuldige Landschappen’ te zien in de tentoonstelling ‘Betekende werken’. Het is werk uit de jaren ’70 en ’80 waarin Armando zijn visie op de geweldadigheden in het landschap uit zijn jeugd aanschouwelijk maakt.
Kun je landschap ook objectieve betekenis toekennen in relatie tot de oorlogshandelingen die er plaatsvonden?
In de tv-serie 60 jaar na dato (van CasTel Media), die in het voorjaar van 2005 door de drie regionale omroepen in Noord-Nederland is uitgezonden, zitten veel van de ooggetuigen/hoofdpersonen het belangrijkste deel van hun verhaal over oorlog en bevrijding gewoon op een stoel in de huiskamer te vertellen. Vanzelfsprekend gaat de camera ook met hen naar buiten om te laten zien wáár precies in het bos bij Appelscha de knokploeg Noord-Drenthe een hol groef om zich in te verbergen. En waar ten noorden van Dokkum geallieerde vliegtuigen wapens dropten voor het verzet – in de buurt van waterwegen, want het oplichtende water fungeerde als baken in de nacht.
Dit zijn echter typische terreingesteldheden, topografische eigenaardigheden die van belang zijn voor het wel of niet slagen en het verloop van een operatie. Dat op de waddeneilanden het bezettingsregime anders, milder was dan op het vasteland van Nederland, houdt natuurlijk nauw verband met het feit dat het eilanden zijn, waar men intrinsiek zo tot elkaar veroordeeld is dat er wel een praktische vorm van vreedzame coëxistentie moest ontstaan. En hun geografische positie verklaart ook waarom het zonder al te grote problemen tot ver na 5 mei kon duren voordat Terschelling en Schiermonnikoog ook feitelijk bevrijd waren. Ik zie geen landschap als ik de verhalen daarover hoor of lees.

Drents Palestina

Ik krijg ogenblikkelijk wel een landschap voor ogen bij andere verhalen over de oorlog en hoe die is verdwenen (vrij naar de bekende strofe van Leo Vroman). Het eerste hoort bij het veenkoloniale terrein van Zuidoost-Drenthe. Nieuw-Amsterdam verwierf in de Tweede Wereldoorlog de bijnaam Drents Palestina voor de hulp die inwoners van deze veenkolonie boden aan joden, vluchtelingen en onderduikers. Vlak over de grens met Duitsland was een kamp ingericht voor Franse krijgsgevangenen. Zij die daaruit ontsnapten, kwamen de grens over en verborgen zich in het bosje halverwege de Zijtak. Vaak waren het marechaussees die hen daar aantroffen, ‘goeie’ marechaussees van de kazerne in Nieuw-Amsterdam, die hen achter op hun fiets naar een onderduikadres brachten.
Eenmaal voorzien van burgerkleren en vervalste papieren werden de Fransen naar de Belgische grens gebracht, waar smokkelaars zorgden dat ze verder kwamen.
Op een dag vervoegt zich een man van de Sicherheitsdienst uit Assen op de marechausseekazerne. Hij wil weten waar een zekere Akkerman woont, Jacobus Akkerman, omtrent wie geruchten de ronde doen dat hij Franse krijgsgevangenen onderdak biedt. Toevallig of niet toevallig hadden net die nacht ervoor marechaussees twee gevluchte Fransen achter op de fiets naar de boerderij van Akkerman gebracht. Opper De Vries, Rooie Arie, kan niet anders dan de SD’er een marechaussee meegeven om hem de weg naar Akkerman te wijzen, maar wel een van de marechaussees die de voorgaande nacht de Fransen had geholpen. Onderweg naar Akkerman breekt deze zich het hoofd hoe hij nu Akkerman kan helpen. Akkerman blijkt niet thuis. Zijn vrouw zegt dat haar man in het veld is. Het is zaterdag, Akkerman betaalt het personeel uit dat bij hem op de veenderij werkt. ‘Ik zal hem wel halen’, zegt de marechaussee en denkt: ‘Dan kan ik hem waarschuwen.’ De SD-rechercheur uit Assen blijft achter bij mevrouw Akkerman. De marechaussee komt bij Akkerman in het veld, legt uit hoe de vork in de steel zit en zegt: ‘Die SD’er weet niet écht iets; je moet alles glashard ontkennen.’ Ze komen terug op de boerderij en daar blijkt dat de vrouw van Akkerman, in angst en om te redden wat te redden viel, intussen te veel aan de SD’er uit Assen heeft verteld, die haar wijs heeft gemaakt dat ze met een verklaring haar man zou helpen. Jacobus Akkerman is via de marechausseekazerne in Nieuw-Amsterdam, Assen en kamp Amersfoort naar Duitsland getransporteerd, waarna er nooit meer iets van hem is vernomen.

Coulisselandschap

Het tweede verhaal – en hier is het landschap mede schuldig aan de tragische loop – speelt in het coulisselandschap van het Zuidelijk Westerkwartier in Groningen. Daar, even buiten het dorp Doezum aan de Eesterweg, was Pier Nobach boer; een fanatieke NSB’er, vertrouwensman van de Duitse bezetter, die er volgens het gedenkboek Het Grote Gebod ‘vrijwel iedere dag op uittrok om prooi te vangen’. Achteraf valt niet meer precies vast te stellen bij welke terreurdaden Pier Nobach rechtstreeks betrokken was, behalve dan bij de moord op de politieagenten De Boer en Groothuis in Boerakker, bij welke hij slechts optrad als informant en kwade genius op de achtergrond. Maar halverwege de oorlog had zijn naam in wijde omgeving al zo’n beruchte klank gekregen dat besloten werd hem te liquideren.
Vroeg in de ochtend van 30 oktober 1943 verborgen zich een paar leden van een Friese verzetsgroep in een sloot bij het weiland waar over niet al te lange tijd Pier Nobach zou komen om zijn koeien te melken. Een sloot in een coulisselandschap is een ideale plek om je verdekt op te stellen en zonder je aanwezigheid te verraden toch de omgeving heel goed in het vizier te houden. Mits er geen koeien zijn. Koeien zijn van nature nieuwsgierige beesten. En zij stonden dan ook met z’n allen bij de sloot samengedrongen waarin de Friese verzetsgroep lag, toen niet Pier Nobach maar diens zoon Herman, eveneens een toegewijd aanhanger van de nationaal-socialistische beginselen, als eerste verscheen. Uiteraard kwam Herman poolshoogte nemen bij de koeien bij de sloot en hij werd neergeschoten en gedood. Pier Nobach liet zich niet meer zien in het melkland. Vier dagen later, op de avond van 3 november, dankdag voor het gewas, haalden gewapende mannen de veertigjarige ambtenaar ter secretarie van de gemeente Gerrit Pieter Beukema van zijn huis in Grootegast, namen hem mee naar de Boerakkerweg onder Oldekerk en executeerden hem daar; een wraakactie van een zogeheten Silbertanne-groep voor de mislukte aanslag op Pier Nobach.

Omdat die brug openstond

In het derde landschap is een brug over diepliggend water het decor en sluitstuk van een noodlottige keten van gebeurtenissen. Naar later zou blijken acht dagen voor de bevrijding werden in Leeuwarden eerst Mark Wierda en daarna in hun ouderlijk huis zijn twee broers opgepakt en drie dagen later met elf anderen bij de brug van Dronrijp gefusilleerd. Omdat die openstond, de brug. De bevrijders waren begin april 1945 Friesland al dicht genaderd. Mark Wierda, 26 jaar en de oudste van vier broers die allen in het verzet actief waren, was in die eerste aprilweek druk bezig met het verijdelen van het plan van de Duitse bezetters om bij hun aftocht het postkantoor in Leeuwarden op te blazen. ‘Voor alle zekerheid’ bracht hij de nachten niet thuis bij zijn ouders aan de Emmakade door maar bij buurtgenoot Teake Bakker aan de Alma Tademastraat. Het toeval wilde dat de Sicherheitsdienst, op zoek naar een zekere ‘Taco’ Bakker, vroeg in de zondagochtend bij Teake Bakker in de Alma Tademastraat aanbelde en daar de gezochte Taco niet vond maar wel een onderduiker zonder papieren. Mark moest om zich te identificeren (en op zijn minst te proberen het vege lijf te redden) wel naar zijn ouderlijk huis, onder begeleiding uiteraard. Daar troffen de Duitsers allerlei belastend materiaal aan en zijn twee broers Klaas en Hyltje. Toevallig sliep Gerben niet thuis die nacht. Gedrieën werden ze afgevoerd naar het Burmaniahuis, zetel van de SD in Leeuwarden. Na verhoor en foltering in het Burmaniahuis werden de drie broers Wierda met elf andere gevangenen op woensdagmiddag 11 april in overvalwagens naar Dronrijp gereden. Daar hadden leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) die nacht het spoor opgeblazen en de brug over het Van Harinxmakanaal omhoog gezet. De SD wilde als represaille bij het opgeblazen spoor de veertien gevangenen doodschieten. De BS, die daar lucht van had gekregen, lag met mensen uit Buitenpost en Franeker klaar en in hinderlaag bij het spoor om dat te verijdelen. Maar omdat de brug openstond, konden de Duitsers daar niet komen en voltrokken ze de fusillade voor de geopende brug. Vier dagen later kwamen de Canadezen en Polen.
Er staat een monument bij de brug bij Dronrijp. Een gedenksteen, basaltblokken, styles met de namen van de gefusilleerden, heggetjes, struiken, en een tamelijk moeilijk te begrijpen bijbeltekst, uit de brief van Paulus aan de Efeziërs 6 vers 13: ‘Daarom neemt dan de geheele wapenrusting Gods opdat gij kunt wederstaan in den boozen dag, en alles verricht hebbende, staande blijven.’
Het monument, Denkmal in het Duits, is niet de reden dat ik altijd de brug bij Dronrijp zal zien als ik denk aan het verhaal over Mark Wierda en die anderen die vlak voor de bevrijding werden geëxecuteerd. Het is het landschap van die brug bij Dronrijp. De brug ligt er heel hoog – de weg over de brug heet dan ook It Heech – en het kanaal ligt heel diep. Zal hen dat nog opgevallen zijn, voordat ze die middag in Nacht und Nebel neergezet en neergeschoten zijn, hoe onverwacht wonderschoon die brug daar ligt?
Landschap hecht zich kennelijk aan tragiek.