Natuurvriendelijke oevers, daar waar het kan! Onder die titel verscheen afgelopen najaar een manifest van de ‘groene’ organisaties in de besturen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s. De oproep is bedoeld om in het al te aangeharkte landschap van Noord-Nederland een gecombineerd natuur- en waterbeheer te bevorderen

De reis van uw waterverslaggever voert deze keer naar Noordwijk in het Westerkwartier, naar het landelijk gelegen huis van Henk Hut (49), ecohydroloog van beroep, als zodanig werkzaam bij Staatsbosbeheer en al vele jaren bestuurlijk actief in het waterschap Noorderzijlvest. ‘Een ecohydroloog houdt zich bezig met waterstromen in het landschap, zowel van grondwater als van oppervlaktewater en met de effecten daarvan op natuur en milieu’, antwoordt Henk Hut op de vraag naar zijn beroep. ‘Maar ik probeer ook te bewerkstelligen dat de natuur beter wordt meegewogen in grote processen die rondom water worden opgezet. Ik probeer een bredere kijk op waterprocessen te ontwikkelen en ik adviseer beheerders op dit gebied.’
Sommige dingen lijken zo vanzelfsprekend; waarom is een pleidooi voor natuurlijke oevers met alle bijkomende voordelen eigenlijk nodig? Henk Hut: ‘Van oudsher is er het vijanddenken over water geweest; water was een bedreiging voor de bewoners hier. Eeuwenlang is er gewerkt om het water in een zo klein mogelijk, vaak kunstmatig vastgelegde oppervlakte terug te dringen. Ongeveer vijftig jaar geleden is de natuurlijke dynamiek van water uit de peilen gehaald en is het water extreem teruggedrongen achter harde kades ten behoeve van de landbouwproductie. Zo’n harde grens tussen land en water zonder enige flexibiliteit is in de toekomst moeilijk vol te houden. De neerslagpieken nemen toe, afstroming naar zee wordt lastiger en daarmee de berging in de boezem kwetsbaarder. Door inklinking van de grond, mineralisatie van veengrond en gaswinning daalt de bodem, waardoor het probleem voor de waterbeheerder nog groter wordt. Het waterprobleem kan niet langer alleen met techniek worden opgelost. Er zal meer ruimte voor moeten worden vrijgemaakt. Daar is een omslag in denken voor nodig, en in de eerste plaats zou dat ruimere denken moeten plaatsvinden bij waterschapsbestuurders, die moeten durf tonen.’

Groene dooradering

Wat zijn precies de belangen voor de natuur die met bredere oevers gediend worden? ‘Er is een groot intrinsiek belang voor de natuur’, legt Hut uit. ‘Je kunt in Noord-Nederland grote aaneengesloten brede natuurstroken krijgen door oeverbegroeiing weer een kans te geven. Een groene dooradering in het landschap. Kijk naar de plannen in het gebied op de grens van Drenthe en Groningen (zie Noorderbreedte nummer 4, 2004, red.), kijk naar de potenties in Noord-Groningen en hier in het Westerkwartier. In onze streken is heel veel water in de vorm van maren en tochten en sloten waarlangs je brede natuurlijke oevers kunt creëren, minimaal drie tot vier meter breed, maar hoe breder hoe mooier!’
Het scala aan voordelen wordt in het manifest als volgt samengevat: een grotere belevingswaarde van het landschap, toename van de recreatiemogelijkheden alsmede van de natuurrijkdom, soortenrijkdom en de migratiemogelijkheden voor dieren. Verder hebben rietvelden een filterende werking op vervuilende stoffen in het water. En er zal sprake zijn van een toename van waterberging in de haarvaten van het watersysteem, oftewel in slootjes, beken en natte loopjes door het land. Bovendien zijn natuurlijke oevers goedkoper, want harde, dure nieuwe beschoeiingen zijn niet meer nodig en de onderhoudskosten voor het waterschap zullen dalen.
We moeten dus af van de rechte, strakke geometrische profielen in de watergangen met gemetselde kaden, damwanden, stortsteen en andere beschoeiing, zo stelt het manifest.
‘Geen oeverbeschoeiing, maar oeverbegroeiing’, zegt Henk Hut. ‘Met ruimte voor water en leefgebied voor water- en oeverplanten, vogels, insecten, vissen, kikkers, vlinders en libellen. Ook de varende, hengelende, zwemmende, verkoeling of rust zoekende mens ervaart liever een natuurlijke, begroeide oever dan een harde damwand op de grens van water en land.’

Vrije ruimte

Tot nu toe, vertelt Hut, waren natuurbeheerders huiverig om water op hun gebieden toe te laten vanwege de kwaliteit van het water (fosfaat-, sulfaat- en nitraatbelasting). ‘Maar er is wel een kentering op gang gekomen nu de waterkwaliteit beter wordt en ze het waterprobleem ook als een deel van hun taken zijn gaan zien. De landbouw ziet een functiecombinatie helaas nog steeds niet zitten. In waterschapsbesturen zijn zowel natuurbeheerders als boeren vertegenwoordigd. De vele voordelen van natuurvriendelijke oevers zullen hun duidelijk gemaakt moeten worden en je zou kunnen beginnen bij bestaande plannen voor vervanging van oeverbeschoeiingen of plannen voor baggerverwijdering. In Groningen kan dat op heel veel plaatsen, net als in Friesland, waar ook aan verbetering van kades gewerkt moet worden.’
Hét probleem bij het opzetten van ruimere watergangen is de beschikbaarheid van grond. Die grond is meestal in handen van particulieren, landbouwers of natuurbeheerders. Het zou volgens Hut goed zijn om bredere oevers eerst te creëren in gebieden die tot de ecologische hoofdstructuur behoren. In Noord-Nederland wordt al geëxperimenteerd in de lagere gebieden, bijvoorbeeld in Zuidwest-Drenthe, onder andere in het stroomgebied van het waterschap Reest en Wieden. ‘In dat gebied’, stelt Hut, ‘is meer mogelijk dan in Groningen of Friesland, omdat daar meer landbouwgrond vrijkomt en er omzetting naar natuur plaatsvindt. Er is meer ‘vrije ruimte.’

Henk Hut is onlangs herkozen in het bestuur van waterschap Noorderzijlvest. Hij gaat deze periode met enige reserve in: ‘Ik wil graag die bredere kijk op waterbelangen mee ontwikkelen, maar het zal veel moeite kosten om emoties en ingenomen stellingen los te laten.’ En: ‘Oevers zouden een maatschappelijke functie moeten krijgen, elke streek of dorp zijn eigen plekje om al spelend of vissend contact te maken met de natuur. Daar streef ik naar.’