In Zuidoost-Friesland wordt gewerkt aan grootschalige ruimtelijke vernieuwingen. De sociaal-economische situatie, het landschap en de natuur moeten er beter van worden. De omgeving van de oude beek het Koningsdiep is een van de gebieden waarvoor een speciale commissie plannen heeft gemaakt. Dat gebeurde met veel vallen en opstaan.

Op het prachtig gelegen kantoor van It Fryske Gea te Olterterp nabij Beetsterzwaag ontmoet ik twee vriendelijke kemphanen in de planvorming rond het Koningsdiep in Zuidoost-Friesland. Een van de nieuwe ontwikkelingen hier is de omvorming van vijfhonderd hectare grond in het beekdal, ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur. ‘We zijn het absoluut niet met elkaar eens’, zegt Tjitze Bouma, boer te Siegerswoude en namens de landbouw lid van de zogenoemde gebiedscommissie Koningsdiep. ‘Als boeren kunnen wij geen begrip opbrengen voor de omzetting van landbouwgrond in natuur. Maar verder kunnen we het goed met elkaar vinden.’ Henk de Vries, ecoloog en beleidsmedewerker bij It Fryske Gea en ook lid van de commissie, beaamt dit laatste en zegt: ‘Veranderingen in grondbezit zijn nooit leuk voor boerenbedrijven, dat gaat met emotie gepaard.’
Beide heren erkennen wel het belang van een nieuwe visie op de inrichting van Zuidoost-Friesland, een gebied met een totale omvang van zestigduizend hectare dat grenst aan de provincies Drenthe en Groningen. Zuidoost-Friesland is in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening van het ministerie van VROM aangewezen als zogeheten ROM-gebied. Dit gebied omvat vijf eenheden waar ruimtelijke vernieuwing noodzakelijk wordt geacht. Er is een stuurgroep ingesteld met daarin vertegenwoordigers van het rijk, de provincie, drie (voormalige) waterschappen, vier gemeenten, NLTO en de Friese Milieufederatie. Deze stuurgroep streeft naar ‘het bevorderen van de sociaal-economische ontwikkeling, de leefbaarheid en de waarden van natuur, milieu en landschap in Zuidoost-Friesland’.
Het gebied rond het beekdal van het Koningsdiep is een van de vijf onderdelen van het ROM-gebied en omvat zo’n 10.600 hectare. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers vanuit de landbouw, de natuurbescherming, particuliere boseigenaren en overheden, heeft de plannen opgesteld. Een eindrapport en een daarbij behorende kaart hebben inmiddels de inspraak doorlopen.

Afwisselend landschap

Het landschap rond het Koningsdiep is flauw hellend, van relatief hoog gelegen zandgronden in het oosten naar de lager gelegen veengronden in het Lage Midden van de provincie, en wordt doorsneden door drie noordoost-zuidwest lopende beken: de Linde, de Tjonger en het Koningsdiep, en hun waterrijke beekdalsystemen.
Het Koningsdiep wordt ook wel het Ald Djip genoemd en kent in de volksmond nog wel meer namen. De beek ontspringt in de hoger gelegen delen rond Allardsoog en Bakkeveen en kronkelt zich een weg door lagergelegen delen naar de snelweg Drachten-Heerenveen in de omgeving van Beetsterzwaag, om uiteindelijk het water af te voeren in de Friese boezem van het merengebied.
Krachtige luchten en een zeer afwisselend landschap tref ik aan als ik door het Zuidoost-Friese gebied reis en een wandeling maak door de bosrijke terreinen in de Wijnjeterper Schar en over de Lippenhuisterheide. Een grotendeels nat gebied waar maar al te goed voelbaar wordt dat laarzen bij een wandeling hier geen overbodige luxe zijn. Het Koningsdiep met zijn vele bochten duikt telkens weer op.
In het gebied dat door de commissie wordt heringericht is vijfhonderd hectare, waarvan de grenzen bekend zijn, bestemd voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In het totale ROM-gebied Zuidoost-Friesland moet tweeduizend hectare van deze grote natuurlijke dooradering in het landelijk gebied ontstaan. Het ministerie van LNV en de provincie Friesland zijn via de Dienst Landelijk Gebied betrokken bij het project en regelen de aankoop van gronden van boeren die naar elders verhuizen of ermee stoppen. Voor het gebied van het Koningsdiep is aankoop van de laagst gelegen delen en een hermeandering van de beek voorzien.

Afgesnoept

Tjitze Bouma is als vertegenwoordiger van de landbouw al vanaf de start (in 1997) lid van de gebiedscommissie. Hij kent het gebied als zijn broekzak en is zeer geïnteresseerd in de geschiedenis ervan. Enthousiast wijst hij in atlassen de oude lopen van het water aan: ‘Het water uit dit deel van Friesland liep rond het jaar 1200 nog af naar de Middelzee. Toen die deels werd ingepolderd, kon het water van de Boorn (zoals het Koningsdiep verderop heet) daar niet meer op afwateren en is er in 1200 een nieuwe afvoer gegraven naar het Snekermeer. Curieus is dat de oude naam, Bornediep, nog steeds te vinden is in het Waddengebied. Je vindt in het land de oude kleiafzettingen (‘kleikoppen’) uit die tijd nog terug.’
Speelt de geomorfologie een rol in de plannen? Henk de Vries: ‘We willen de meanders in het Koningsdiep terugbrengen waar ze oorspronkelijk lagen; ruggetjes in het landschap geven de oude, gedempte loop aan. Helemaal in oude staat herstellen gaat niet, veel veengronden zijn weg bij de bovenloop, er is een vaart dwars doorheen gegraven en er is andere infrastructuur gekomen.’
Bouma heeft de vorige ruilverkaveling ‘oude stijl’ nog meegemaakt. ‘Die startte in 1959, ik was achttien jaar en je leerde op de landbouwschool hoe de “strijd” in elkaar zat. Alleen bedrijven groter dan vier hectare mochten meedoen, de kleintjes zijn dus aanvankelijk klein gebleven maar inmiddels allemaal wel gestopt. In 1970 was de daadwerkelijke herverkaveling afgerond, maar we hebben als boeren nog tot 2000/2001 onze bijdrage voor de kavelruil betaald, en daarna begon alles weer opnieuw met de plannen die nu zijn afgerond. Er zijn destijds veel nieuwe bedrijven opgericht waarvan nu weer delen worden afgesnoept ten gunste van de natuur; dat ligt moeilijk bij veel boeren.’ Henk de Vries reageert: ‘Ja, maar er zijn elders wel weer goede stukken grond aangekocht voor die bedrijven’. Bouma: ‘Daarom besturen we ook mee, dat het niet nog erger wordt dan het al is!’

Truc

Een moeilijk punt in de planvorming waren eigendommen van Staatsbosbeheer, vertelt De Vries. ‘Het ging om gronden die na de oorlog vanuit Duits bezit door de Staat zijn onteigend en aan Staatsbosbeheer zijn toegedeeld, bos en heide en landbouwgrond, waarvan zo’n 123 hectare grasland. Dat grasland is verpacht aan boeren. Maar de gronden werden aanvankelijk als bestaande ‘natuurgrond’ op de kaart gezet. De landbouw was het daarmee niet eens, die wilde de aanduiding ‘landbouwgronden.’ Tjitze Bouma: ‘Het leek een truc, waarbij die 123 hectare er als extra voor de natuur zou bijkomen als de pachtcontracten eindigen, boven op de geplande vijfhonderd hectare!’ Dit punt heeft tot langdurige en verhitte discussies geleid, waarbij uiteindelijk een compromis gesloten is: vijftig hectare wordt begrensd als EHS en de rest blijft landbouwgrond.
Dit was niet het enige heikele punt. De commissie heeft zelfs een jaar stilgelegen, omdat er onenigheid was over een tussentijdse peilaanpassing in de beek. De boeren wilden een peilverlaging zolang ze de gronden langs de beek nog in gebruik hebben. De natuurvertegenwoordigers vonden dit niet acceptabel. Gedeputeerde Baas heeft uiteindelijk een geslaagd compromis voorgesteld: een zeer beperkte en tijdelijke peilaanpassing.
Beide heren beamen dat ‘het niet meegevallen is’, maar dat de plannen nu klaar zijn. Het kaartje ligt er, dat gaat naar alle betrokkenen toe als eindproduct van de gebiedscommissie. Een nieuwe commissie zal zich nu gaan bezighouden met het vervolg: de landinrichting. Tjitze Bouma: ‘Het kan nu snel, al het voorwerk is gedaan en de huidige landinrichtingsprocessen zijn heel anders dan de vroegere eindeloze ruilverkavelingen. Nu werk je met modules van vier jaar waarin de inrichting van de kavels voor de landbouw, de aanleg van natuur en van recreatievoorzieningen tot stand moet komen.’ Om het plan uit te kunnen voeren moeten ruim veertig boeren grond inleveren en ongeveer zestien bedrijven moeten verplaatst worden via grondverschuiving en ruilingen. Dit zal gebeuren op vrijwillige basis.
Henk de Vries: ‘Voor de natuur hebben we waterhuishoudkundige eenheden nodig, daar kopen we landbouwgrond voor aan. We gaan hermeanderen, herinrichten, peilen omhoog brengen, zodat we goed stromend water krijgen, met erosieprocessen en een grote peildynamiek in de beek. Het is maakbare natuur, ja.’

Vrije loop

Rijdend over de A7 naar de afslag Beetsterzwaag zie je een toenemende druk op het landelijk gebied rond Drachten; ook aan de zuidkant van de snelweg wordt druk gebouwd, nieuwe op- en afritten, bedrijventerreinen met een hoeveelheid ruimte per bedrijf waar je voor woondoeleinden je vingers bij zou aflikken. De vraag dringt zich dan op: is de druk vanuit de stedelijke wereld op een landelijk gebied als dat van Zuidoost-Friesland nu ook al zo groot dat ook daarom aan de ruimtelijke inrichting gewerkt moet worden? Komen er ook recreatievoorzieningen of reservaatgebieden en wordt de echte natuur daarmee teruggedrongen?
Henk de Vries is in zijn antwoord heel stellig: ‘Neen. Er is inderdaad een enorme uitbreiding rond de stedelijke gebieden maar het initiatief voor onze plannen heeft alles te maken met de verwerving voor en inrichting van de Ecologische Hoofdstructuur. Ook elders in Friesland, onder meer bij het Fochteloërveen en bij de Linde speelt dit. Er is in ons gebied al veel recreatie, zoals rond Bakkeveen en Allardsoog, maar die druk zal door onze plannen niet groter worden.’ Tjitze Bouma onderstreept dit: ‘Aanvankelijk was er een fietspad gepland langs het Koningsdiep maar daar hebben we van afgezien omdat de beek haar vrije loop moet kunnen vinden.’