Friezen zijn de grootste doe-het-zelvers van het land. Nergens is het percentage mensen dat naar eigen inzicht een huis laat bouwen zo hoog als in Friesland: gemiddeld 33 procent, op het platteland meer dan 50 procent.

Friezen zijn de grootste doe-het-zelvers van het land. Nergens is het percentage mensen dat naar eigen inzicht een huis laat bouwen zo hoog als in Friesland: gemiddeld 33 procent, op het platteland meer dan 50 procent. ‘Een mooie traditie die past bij onze cultuur van zelfredzaamheid’, schrijft gedeputeerde Anita Andriesen in een pas verschenen studie van de provincie over het fenomeen ‘particulier opdrachtgeverschap’.
Eigen wijs bouwen heet het rapport, en het is interessant, te meer omdat minister Dekker van VROM heeft bedacht dat tussen 2005 en 2010 in heel Nederland 30 procent van de woningen op deze wijze tot stand moet komen. Het rijk wil de burger namelijk meer keuzevrijheid bieden op woongebied, mede vanuit de overtuiging dat dit ‘de ruimtelijke kwaliteit’ ten goede zal komen. Alsof dat vanzelfsprekend is! Het Friese onderzoek laat zien van niet.
Beleidsmedewerkers van de provincie keken in negen nieuwbouwwijken hoe de bouwvrijheid heeft uitgepakt qua ruimtelijke kwaliteit. Representatief zijn de resultaten niet, want de projecten werden geselecteerd op grond van het feit dat de betrokken gemeenten expliciet uit waren op ‘een acceptabel niveau van de ruimtelijke kwaliteit’, door een zekere ambitie te verwoorden in de plannen, door het gebruik van een beeldkwaliteitsplan of door een ‘sturende’ communicatie met kavelkopers. Deze gemeenten hadden hun lesje geleerd van wijken die gebouwd werden zónder aandacht voor kwaliteit.
Het combineren van de genoemde sturingsinstrumenten werkt het beste, is een van de provinciale conclusies. Een andere constatering is dat de Friese eigenbouwers geen avonturiers zijn. Tachtig procent kiest een kant en klare cataloguswoning uit het aanbod van marktpartijen. Geïnterviewde deskundigen vonden de architectonische kwaliteit van de wijken redelijk tot goed. Maar dat is te danken aan het deel projectbouw in die wijken. De zelfbouw heeft volgens de opstellers van het rapport
in de meeste gevallen geen enkele impuls gegeven aan de ruimtelijke kwaliteit.

Bouwvrijheid voor de consument of niet: mij kan dat nu even niet veel schelen. Als het resultaat maar goed is. En dat is – vinden ze niet alleen in Friesland – te weinig het geval. Steeds harder klinkt de roep om meer kwaliteit. In NRC Handelsblad las ik op 18 februari een interview met landschapsarchitect en stedenbouwkundige Adriaan Geuze, curator van de Tweede Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam die eind mei is begonnen en vooral gaat over de inrichting van Nederland. ‘Iedereen die ik spreek vindt Nederland steeds lelijker worden’, zegt Geuze. En: ‘Waar is het loket waar we kunnen klagen?’
Ik begrijp het niet. Waarom wordt er zo zoveel wangepresteerd ondanks alle knappe (landschaps)architecten, stedenbouwkundigen, hoogopgeleide beleidsmakers en welstandslieden? Waarom is Nederland niet mooier? Het zal wel weer aan geld en allerlei verkeerd georganiseerde processen liggen. Maar dan nog: hoe kan het dat betrokkenen onmachtig zijn dat te doorbreken?
Misschien wordt de urgentie van een oplossing toch nog onderschat. Met instemming las ik laatst een column in wederom NRC Handelsblad waarin de schrijfster zich afvroeg of er wel eens onderzoek is gedaan naar de psychische gevolgen van al het lelijks dat we op ons netvlies krijgen als we Nederland doorkruisen. Voor mij staat als een paal boven water dat lelijke gebouwen schadelijk zijn voor de geest. Als kind al leed ik zwaar onder de onaanzienlijkheid en stijlloosheid van de meeste nieuwbouw. Hoe graag ik ook naar mijn opa’s en oma’s in Drachten ging, altijd als we deze sfeerloze plaats binnenreden werd ik acuut neerslachtig. Soms zo erg dat ik, gezeten op de achterbank van onze witte kever, mijn ogen stijf dichtkneep.
Het tegenovergestelde is ook waar: een mooi gebouw of een mooi bebouwde plek kan een enorm geluksgevoel teweeg brengen.

Dan nu de vraag: wat is mooi, prettig of interessant om te zien. Dat weten we best. Hofjes vinden we allemaal mooi, net als de bebouwing en structuur van historische binnensteden (rijtjesbouw!), straten met jaren-twintig- en dertigwoningen, vooroorlogse boerderijen, kerken, etcetera.
Al dat oude wordt volgens mij heus niet alleen zo gewaardeerd doordat de geschiedenis er glans aan heeft gegeven, maar allereerst door esthetische kenmerken zoals degelijkheid, evenwichtigheid, sierlijkheid (bijvoorbeeld oogstrelende vormen, details in het metselwerk). Om aantrekkelijk te zijn moet nieuwbouw dit soort eigenschappen hebben. Zulke heerlijke nieuwbouw is er, maar niet genoeg.
Laten ze bij VROM of bij de provincies werk maken van alternatieve catalogi met woningen, getekend door mensen die zich bewezen hebben als ontwerper van mooie nieuwe dingen. En laten ze gemeenten verplichten bouwplannen voor te leggen aan een groep verstandige mensen, ter inspiratie en voor een zwaarwegend advies. De schoonheid van het land en het psychische welbevinden van de burger gaat boven de vrijheid van projectontwikkelaar en woonconsument.

Trefwoorden