Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is een van de belangrijkste peilers van de wederopbouw geweest in de naoorlogse Europese Unie. Aan het eind van de twintigste eeuw is het oude beleid tot zijn einde gekomen en aan het begin van deze eeuw heeft het landbouwbeleid een nieuwe betekenis gekregen. Naast de plattelandsontwikkeling is hierin de nieuwe hoofddoelstelling de beschikbaarheid van veilig, goedkoop en duurzaam geproduceerd voedsel.
De doelstellingen van het oude beleid, zoals voedselzekerheid, emancipatie van de plattelandsbevolking en de economische betekenis voor de landseconomie, zijn nog wel terug te vinden in het overgangsbeleid voor de landen die tot de EU toetreden, maar voor de bestaande landen gelden vooral de nieuwe doelstellingen. Dit betekent in de praktijk dat iedere landbouwer te maken krijgt met nieuwe concurrentieverhoudingen tussen boeren en tussen gebieden. De mogelijkheden en onmogelijkheden van de afzetmarkt zullen een sterk sturend effect hebben. Daarin stuurt de consument met zijn portemonnee en zal de burger aanvullende eisenstellen via procedures en via het stemhokje. Zoals landschap, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn en lawaai en stankoverlast. Dit zal leiden tot nieuwe verhoudingen tussen producent en afnemer omdat de landbouw niet meer kan terugvallen op een vangnet maar direct de tucht van de markt in zijn nek voelt en zich ook gedwongen voelt om de licence to produce te verwerven. Tijdens de periode van ombouw zal de overheid met de bestaande subsidies in randvoorwaardelijke zin bijsturen en begeleiden zodat de landbouw aan de gestelde eisen kan voldoen.
De snelheid van het gedeeltelijk of geheel wegvallen van de subsidie bepaalt niet alleen voor een belangrijk deel de snelheid van de aanpassingen en veranderingen door ondernemers, maar ook de omvang van de verandering. De verandering zelf zal bestaan uit de ondernemersantwoorden zoals schaalvergroting, nieuwe markten en toegevoegde waarde op de behoefte van de markt en op de concurrentieverhouding met andere aanbieders op die markt.
Schaalvergroting en verbreding
Macro-economisch staat de Nederlandse landbouwsector sterk in de afzet en in concurrentieverhouding. In de primaire landbouwsector is de impact van de aanpassing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid het grootst en daarom zullen ook in die sector de grootste aanpassingen plaatsvinden. Deze zullen vooral bestaan uit een sterke schaalvergroting van bedrijven en bedrijfsprocessen, juist omdat er nog veel efficiëntieverbetering te realiseren is .Er zal sprake zijn van een schaalsprong in de sector en een heroriëntatie van veel ondernemers op deze sterk veranderde leefwereld. Daarnaast zullen zelfbewuste ondernemers zich steeds meer gaan richten op kansen in de markt als niches en verbreding.
Tevens zullen er door andere kostenverhoudingen nieuwe kansen ontstaan voor andere en nieuwe toepassingen van grondstoffen. Dit biedt kansen voor plaatselijke be- en verwerking van grondstoffen en er komen mogelijke toepassingen als energieproductie in beeld. Door goedkopere basis producten gaan boeren sneller over op het tot waarde brengen op het eigen bedrijf zoals graan voor koeien, varkens en kippen, verpakken en bewerken van aardappelen, peen e.d.
In Noord-Nederland zal geen landbouwgrond over zijn omdat de natuurlijke productie omstandigheden zoals bodem en klimaat en infrastructuur uitstekend zijn en in een vrije markt de Nederlands agrariërs de concurrentie in Europa goed aan kunnen. De snelheid waarmee de omvorming en heroriëntatie van de sector zal worden uitgevoerd wordt sterk bepaald door de snelheid waarmee de subsidies worden afgebouwd omdat er geen tijd en reserves zijn om af te wachten en de kansen aanwezig zijn om als landbouw perspectief te hebben.
Woon en hobbyfuncties
De gevolgen voor het landschap, de arbeidsmarkt en de economie zijn niet gering: een kleiner aantal bedrijven met een groter landbouwareaal, die meer omzet generen met een beperkte toename van arbeid. Vrijkomende bedrijven zullen voornamelijk woon- en hobbyfuncties krijgen. Duurzame productie in Noord-Nederland is gegarandeerd door gecertificeerde productiesystemen waarin de aspecten van ecologie, sociale, economie en dierenwelzijn zijn opgenomen. In de toenemende vrije wereldhandel zijn deze randvoorwaarden (non trade issues) een belangrijk onderhandelingspunt voor de EU in verhouding tot de afbouw van de landbouwondersteuning. Kern punt bij deze onderhandelingen tussen de verschillende handelsblokken in WTO verband zijn de afspraken om zoveel mogelijk gelijkwaardige randvoorwaarden na te streven en deze niet uit te ruilen tegen andere handels belangen en dat deze ten koste gaan van duurzame voedselproductie dan wel de kwaliteit van de leefomgeving. De concurrentiepositie van de landbouw in Noord-Nederland in Europa zal vooral bepaald worden door het optimaal benutten van de gunstige natuurlijke productieomstandigheden, de infrastructuur en daarnaast het efficiënt toepassen van de kennisvoorsprong.
Aanpassingsvermogen en kennisvoorsprong zijn de kritische succesfactoren voor de Noord-Nederlandse landbouw in een tijdperk zonder subsidies.
De auteur is voorzitter van LTO Groningen.