Afgelopen kerst wandelde ik met mijn moeder van Westerbork naar Orvelte, waar we ooit een aantal dagen in een IJzertijdboerderij doorbrachten. Het was goed dat we onderweg stil stonden om te bekvechten over geelgroene vogeltjes in de boomtoppen, anders waren we in botsing gekomen met een enorm wild zwijn dat door een aardappelakker ploegde. Het beest denderde voorbij en keek niet op of om. Misschien kwam hij uit Duitsland of was hij aan een kerstdiner ontsnapt en nu door een hond uit zijn schuilplaats gejaagd.
De IJzertijdboerderij is gebouwd door de archeoloog Otto Harsema, aan de hand van plattegronden van boerderijen die zijn opgegraven in het Hijkerveld. Het gebouw heeft gevlochten wanden, besmeerd met leem en een rieten dak vrijwel tot op de grond. De boerderij is nu in het bezit van Staatsbosbeheer en met hulp van vrijwilligers opgeknapt tot een soort IJzertijdvilla, die in het Gooi niet zou misstaan. Als proefkonijn in een archeologisch experiment bracht ik, met mijn familie en de familie Harsema, zo’n 25 jaar geleden een aantal dagen rond kerst door in de IJzerboerderij. Wij woonden in één grote ruimte met zeven koeien, geleased van een boer uit de buurt, en we sliepen op houten bedden met stro en schapenvachten rond een open vuurplaats. Boven het vuur hing een koeienvel tegen de vonken, daaronder een heksenketel met bonenprut – tijdens ons IJzertijdexperiment liepen er nog geen wilde zwijnen rond. Wanneer je roerde in de prut liep je een lichte rookvergiftiging op. De rest van de rook verdween door een gat in de nok van het dak en in onze kleren. De bruine bonen haalden we te voet in Westerbork. ‘Ruikt u die rook ook? Het lijkt wel of er iets in brand staat’, zei de kassajuffrouw verschrikt. ‘Dat zijn wij’, antwoordden we laconiek.
Het verblijf in de boerderij betekende voor mij een leuke kerstvakantie maar was eigenlijk bedoeld om te zien hoe mensen in de IJzertijd leefden en vooral of ze warm bleven. Met moderne apparatuur werd op een aantal plaatsen de temperatuur en de luchtvochtigheid gemeten. Ook werd gekeken of de koeien aan de warmte bijdroegen. Op een nacht brak er een hokkeling los en likte vriendelijk in iemands gezicht. Het zorgde vooral voor consternatie; aan de warmte droegen de koeien weinig bij: de temperatuur steeg maar met een graad. De enige hitte die ze veroorzaakten, kwam van de enorme hoeveelheden water die ze dronken. Het water werd uit de kuil gehaald waaruit het leem voor de wanden van de boerderij was gegraven. Eerst hakte je een gat in het ijs en sleepte dan emmer na emmer naar boven, tot het zweet je aan alle kanten uitbrak.
De boerderij was niet zo indrukwekkend als in onze herinnering; we waren vooral enthousiast over het wilde zwijn dat het IJzertijdgehalte behoorlijk verhoogde. Hopelijk heeft het arme varken de kerstdagen overleefd. Het was daar namelijk illegaal. Wilde zwijnen mogen alleen vrij rondlopen op de Veluwe en De Meinweg in Limburg. Voor de rest van Nederland geldt het nulbeleid, een mooie term voor rigoureus afschieten. Gelukkig vertelde iemand dat hij onlangs zelfs drie wilde zwijnen had gezien; het afschotbeleid wordt dus aardig ondermijnd. Het blijkt dat elanden ook al vanuit Duitsland oprukken en binnenkort ons land bereiken, zelfs de wolf komt gevaarlijk dichterbij. Als straks de olievoorraden op zijn, er geen auto’s meer rijden en iedereen in de kou zit, worden we in één klap zo’n tweeduizend jaar teruggezet. Fantastisch, ik denk dat ik de IJzertijdboerderij vast ga kraken.