De onlangs verschenen architectuurboeken van Onix en De Zwarte Hond bevatten niet alleen mooie plaatjes maar ook veel teksten.

De afgelopen jaren hebben tientallen architectenbureaus subsidie gekregen voor de productie van boeken over hun eigen werk, via het in 1993 opgerichte Stimuleringsfonds voor Architectuur. Over deze gang van zaken zijn recent enige kritische noten gekraakt. Immers, waarom zou een commercieel bedrijf duizenden euro’s overheidssteun moeten ontvangen voor een glossy bureaupresentatie van soms honderden pagina’s?
De discussie heeft niet geleid tot een algehele stop op subsidie aan bureauboeken. Wel bevatten de meeste boeken die architecten over hun eigen praktijk publiceren, tegenwoordig meer dan mooie plaatjes met een korte geschreven toelichting. Zo ook het boek Wachten op betekenis: maNUfest voor een authentieke architectuurervaring, dat met financiële steun van het Stimuleringsfonds werd gepubliceerd door het Groningse architectenbureau Onix, opgericht door Alex van de Beld en Haiko Meijer. Het bureau schotelt ons niet slechts een bureaupresentatie voor, maar tevens een architectuurtheorie en een manifest.
Nu doet de lancering van de term ‘maNUfest’ in de ondertitel van het boek niet veel goeds vermoeden. Over de wenselijkheid van woordspelingen kan ieder zijn mening hebben, maar het gebruik van de term ‘manifest’ op zich duidt al op een zekere urgentie. Deze woordspeling is dus op zijn minst overbodig.
Wachten op betekenis pretendeert zich te richten op de ‘authentieke architectuurervaring’. Daarom staan er in dit dikke boek niet alleen plaatjes en teksten over de gebouwen zelf, maar ook verhalen van bewoners. Tijdens de realisatie van het zogeheten Exodus-gebouw (woningen en winkels) in Zwolle werden enkele tientallen mensen uitgenodigd om 24 uur door te brengen in een pas opgeleverd appartement. De suggestie wordt gewekt dat het zou gaan om een doorsnede van de bevolking, maar meer dan driekwart lijkt afkomstig uit de vakwereld van stedenbouwkundigen, architecten en vormgevers. De aantekeningen die zij maakten, zijn deels opgenomen in het boek. Hier zijn observaties van de ‘echte’ bewoners van het gebouw aan toegevoegd. Zo zijn allerlei teksten die soms wel, soms niet en meestal zijdelings te maken hebben met architectuur, rijp en groen, ogenschijnlijk zonder enige ordening of toelichting in het boek terechtgekomen. Waarom de observaties van de een wel en de ander niet zijn opgenomen, wordt niet duidelijk. Veel teksten hebben de vorm van aantekeningen. Het schetsmatige karakter ervan bevordert de leesbaarheid niet. Een boek is een boek en geen ‘architectuurervaring’. Het bevat hooguit tekst en plaatjes. Het kan beelden oproepen of ideeën overbrengen, maar kan nooit in de plaats komen van de ervaring van een gebouw of een omgeving. Wachten op betekenis is dan ook een bij voorbaat mislukt experiment.
Ronduit irritant is het feit dat het boek voorschrijft hoe de beschouwer de gebouwen van Onix dient te bekijken. Ook dit lijkt een overbodig ingrediënt van het boek: de leek begrijpt er niets van en zal hooguit beslissen om dan maar helemaal niet te gaan kijken. De rest van de doelgroep van het boek, de architectenwereld, heeft geen aanwijzingen nodig om naar een gebouw te kijken.

Onleesbaar

Niet alleen over het resultaat (de architectuur van Onix), ook over het ontwerpproces dat heeft geleid tot de gebouwen zijn teksten opgenomen. Deze moeten samen leiden tot een ‘theorie die geen theorie meer kan zijn, omdat deze totaal verstrikt is in de praktijk’. ‘In deze schitterende paradox’, zo vervolgt het boek, wordt gezocht ‘naar nieuwe buitenplaatsen van het denken, voorbij de academische afzondering. Ze zoekt de lichtende plaatsen waar het alledaagse doordringt, maar ook plaats is voor de uitzondering en het verzet; plaatsen waar het academisch autisme wordt doorschoten door het rizoom van de authenticiteit.’
Wat is de betekenis van een dergelijke tekst? Dat wordt lang wachten. Zo’n tekst ruikt naar onzin: hij gaat overal of nergens over. Het boek staat vol met onleesbare, navelstaarderige teksten, waarvan ook de onderlinge samenhang ver te zoeken is. Het verband tussen de architectuur van Onix en de teksten in het boek blijft onduidelijk en de lezer blijft waarschijnlijk in verwarring achter. En dat is jammer. Want uit de ontwerpen die het bureau de afgelopen tien jaar heeft gemaakt, spreekt wel degelijk een consistente visie op architectuur.

Zelfonderschatting

De Nederlandse architectuur lijkt de laatste jaren grofweg uiteen te vallen in twee richtingen. Enerzijds is er het compromisloos moderne ‘superdutch’, zoals de erfgenamen en epigonen van OMA, het bureau van Rem Koolhaas, wel worden aangeduid. Een meer traditioneel (of vanuit de andere kant bezien populistisch) kamp gebruikt trapgevels, jaren-dertig-erkers, Zaanse huisjes, boerderettes of nepkastelen om voor iedereen begrijpelijke beelden te genereren (en natuurlijk vooral om woningen in de markt te zetten). De architectuurpraktijk van Onix weet zich met succes te onttrekken aan beide benaderingswijzen. Het bureau bouwt modern zonder nadrukkelijk te willen zijn, en met groot gevoel voor de context waarin de gebouwen zich manifesteren.
Rij voor een echte authentieke architectuurervaring bijvoorbeeld op een verloren middag naar Paterswolde, slaapstad onder Groningen, een eindeloze aaneenschakeling van nietszeggende rijtjeswoningen. Dit niemandsland werd door W.F. Hermans niet voor niets gekozen als achtergrond voor zijn sherry-overgoten tragikomedie Uit talloos veel miljoenen. Hier bouwde Onix, op de plaats die vrijkwam na de sloop van een schoolgebouw, een complex seniorenappartementen rond een collectieve binnenruimte. De architectuur is zonder meer modern, maar is door de toepassing van donkere baksteen, hout en zink geworteld in de omgeving. De losse ordening van gebouwen geeft het complex een zeer aangenaam informeel karakter. De openbare ruimte en het privé-terrein lopen op een vanzelfsprekende manier in elkaar over. De ervaring die het bureau eerder had opgedaan met een van de ‘schotsen’ op het CiBoGa-terrein in Groningen, lijkt te hebben bijgedragen aan een woonmilieu waarvan het ontwerp niet alleen in de architectuur maar ook op een groter schaalniveau, dat van de ordening van de gebouwen onderling, tot in detail is overdacht.
En dit is niet het enige mooie project: de afgelopen tien jaar heeft Onix gewerkt aan een oeuvre van hoge kwaliteit, dat een betere presentatie verdient dan het met dit boek heeft gekregen. Het boek van Onix kan worden opgevat als een symptoom van zelfonderschatting: het bureau heeft genoeg aan zijn architectuur en heeft geen semifilosofische prietpraat nodig om die over het voetlicht te brengen.

Veelzijdig

Een tweede Gronings architectenbureau dat onlangs een boek publiceerde is De Zwarte Hond, voor velen waarschijnlijk beter bekend onder de oude naam Karelse Van der Meer Architecten. Het bureau ontstond in 1985 uit een ad-hocsamenwerking van Thon Karelse en Jurjen van der Meer aan een woningbouwproject aan de Kleine Kromme Elleboog in Groningen. In de afgelopen tijd traden twee nieuwe, jonge partners aan, Jeroen de Willigen en Willem Hein Schenk.
De Zwarte Hond bestaat al veel langer dan Onix (een van de oprichters van Onix is begonnen als architect bij Karelse Van der Meer) en heeft een veel groter oeuvre. Het behoort tegenwoordig tot de grotere bureau’s van Nederland, met een tweede vestiging in Rotterdam en projecten in heel Nederland, sommige ver daarbuiten.
Bij het twintigjarig bestaan kwam De Zwarte Hond met Hollandse Realist, een groot, knalrood gekaft boek (en rood op snee), waarin alle projecten van het bureau zijn opgenomen, ook de minder geslaagde. De verscheidenheid is enorm: tientallen woonwijken, appartementengebouwen, kantoor- en utiliteitsgebouwen en stedenbouwkundige projecten, maar ook de verbouwing van een enkele boerderij en een dakopbouw voor een particulier. De carrière van de architecten wordt niet gepresenteerd als aaneenschakeling van hoogtepunten, zoals dat in veel monografieën gebeurt. Hollandse Realist geeft aldus een goed beeld van de veelzijdigheid van het bureau, dat zich op iedere schaal met architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening bezighoudt.

Publiek debat

De Zwarte Hond heeft zich vanaf het allereerste begin laten kennen als een bureau dat (heel veel) bouwt, maar is tegelijkertijd nooit te beroerd geweest om de praktijk te ontstijgen en actief stelling te nemen in het publieke debat over de inrichting van (Noord-)Nederland. Dat doet het opnieuw met dit boek. Als een van de weinige heeft het bureau op eigen kracht, zonder subsidie en dus ook zonder inmenging of rekenschap aan wie dan ook een boek geproduceerd. De thematiek van Hollandse Realist is veel breder dan het ontwerpen op zich; het richt zich op de rol van de ontwerper in een snel veranderende wereld. Het boek bevat naast projectbeschrijvingen een aantal heldere teksten over de manier waarop het bureau ideeën lanceert en die tijdens het planproces en de uitvoering overeind weet te houden. Het bureau richt zich niet alleen op het ontwerpen van gebouwen of woonwijken, maar ziet zich (terecht) gedwongen om na te denken over de positie die de architect moet innemen bij de ontwikkeling van plannen.
Zo laat het boek de reacties van de architect zien op de veranderingen in het opdrachtgeverschap van gebouwen en stedenbouwkundige projecten, op de geleidelijke terugtrekking van de overheid uit de woningbouw, op de institutionele schaalvergroting, op projecten waarin de koers wordt bepaald door adviseurs van de opdrachtgever. Het krachtenveld rond de ontwikkeling van bouwplannen wordt complexer; steeds meer belangen worden meegewogen en cruciale beslissingen worden vaak in een vroeg stadium genomen. Bij veel projecten blijven de uiteindelijke eigenaren of gebruikers van een gebouw voor de architect buiten beeld. Veel architecten die zich uitsluitend als ontwerper opstellen, raken ondergesneeuwd door projectontwikkelaars, bouwmanagers, ingenieurs, verkeerskundigen, retail-specialisten, woningbouwprogrammeurs en andere adviseurs van de opdrachtgever, die vaak even veel inbreng hebben als de ontwerper van het gebouw. De rol van de architect wordt steeds verder ingeperkt, tot (uiteindelijk) leverancier van gladde plaatjes die de opdrachtgever en de welstandscommissie moeten overtuigen, maar voor de aannemer niet meer dan een vage indicatie van een gebouw vormen.

Grijze massa

De Zwarte Hond onttrekt zich aan de klaagcultuur over de ontwerper die de kans niet krijgt om zijn vak uit te oefenen, omdat zijn rol steeds verder wordt ingeperkt. Tegelijkertijd lijdt dit bureau niet in het minst aan de ‘u vraagt, wij draaien’-mentaliteit van veel van de niet klagende maar wel bouwende architecten die vorm geven aan de grijze massa. De Zwarte Hond is bewust groot gegroeid om zich vroeg in het planproces te kunnen aandienen en een regisserende rol op zich te nemen, onder andere door zich te specialiseren in stedenbouwkundige vraagstukken. De opdrachtgever ‘krijgt wat hij vraagt, maar niet altijd wat hij verwacht’, aldus Jurjen van der Meer in zijn inleiding.
Hollandse Realist beschrijft niet alleen een architectuuropvatting en de uitwerking daarvan in projecten, maar ook en vooral hoe de architect in een steeds veranderende setting op alle schaalniveaus architectuur kan blijven bedrijven. Een goed voorbeeld hiervan is de Blauwe Stad, waarbij De Zwarte Hond pas werd betrokken toen er al een nagenoeg compleet plan lag. De Zwarte Hond bedacht geen nieuw plan, maar wel een serie cruciale aanpassingen die niet alleen de kwaliteit van het landschap en de daarin opgenomen woongebieden ten goede kwamen, maar ook de grondbalans en de waterhuishouding zodanig beïnvloedden dat uiteindelijk een uitvoerbaar plan ontstond. De teksten over de totstandkoming van dergelijke plannen en de rol die de ontwerper daarin kan spelen, maken het boek interessant voor iedereen die zich bezighoudt met de inrichting van Nederland.

Alex van de Beld, Dékan, Haiko Meijer, Onix. Wachten op betekenis: maNUfest voor een authentieke architectuurervaring / Rotterdam, NAi Uitgevers, 2005 / 416 blz / € 34,50

Jeroen de Willigen, Jurjen van der Meer, Catja Edens (red.), Hollandse Realist: De Zwarte Hond / Karelse Van der Meer Architecten / Rotterdam, NAi Uitgevers, 2005 /
300 blz / € 39,50

Jaap-Evert Abrahamse is architectuurhistoricus en freelance tekstschrijver.

Trefwoorden