Hoeveel mensen zouden er zijn die nog over topografische kennis beschikken?

Nooit staat er meer een rij. Wie kijkt er niet meewarig naar de eenzame gebruiker? Is zijn batterij op? Heeft zij haar mobieltje thuis laten liggen?
De telefooncel is niet het enige slachtoffer in de openbare ruimte van de om zich heen grijpende IT-revolutie. Ook het informatiebord met plattegrond aan de ingangspoort van de gemeente lijkt met uitsterven bedreigd. De eerste klap werd al uitgedeeld door de dikke stratenboeken die je bij elk tankstation kunt kopen. De echte extinctie volgt vermoedelijk op de snelle verspreiding van het navigatiesysteem. Met zwoele stem, duidelijke aanwijzingen en pijlen op een schermpje worden steeds meer automobilisten – vaak wel na onnavolgbare omwegen – naar hun reisdoel gebracht.
Ik zal ze missen, die mooie grote kaarten, omrand met reclames van plaatselijke ondernemers. En ook het op winderige plekken turen naar een stratenindex die vaak net onleesbaar is door condens aan de binnenkant van het glas. Maar vooral zal ik de hersengymnastiek missen – de weg van het pijltje ‘U bevindt zich hier’ tot de bestemming vanaf de kaart conceptualiseren en in m’n hoofd opslaan – en het tevreden gevoel als de kaart in je hoofd uiteindelijk blijkt te corresponderen met de werkelijkheid.
Kaartlezen hoeft dus niet meer en vaardigheden die niet meer aangeleerd en gebruikt worden, verdwijnen snel. Je kunt zo ritsen voorbeelden bedenken. Verhalen uit je hoofd leren en deze letterlijk doorvertellen is langzaam door de boekdrukkunst verdreven. De kunst om aan de zon vrijwel exact te zien hoe laat het is, is zeldzaam geworden nu bijna iedereen een polshorloge heeft. De laatste concentratie van telepathisch begaafde Europeanen verdween in IJsland toen de kortegolfzender (het bakkie) nauwkeuriger communicatie tussen verafgelegen boerderijen mogelijk maakte. Hoofdrekenen is door de zakjapanner en de automatische kassa een vaardigheid geworden die alleen sommige autisten nog beheersen. Doordat de laptop ook het onderwijs penetreert, schijnen er zelfs bosjes mensen rond te lopen die geen eigen handschrift meer hebben ontwikkeld. Met een pen schrijven zal snel een oud ambacht worden dat alleen op braderieën nog wordt beoefend.
Nu is dan blijkbaar ons vermogen tot oriëntatie aan de beurt om in het museum van verdwenen menselijke vaardigheden te worden opgenomen. Dat was natuurlijk al behoorlijk weggesleten als je het vergelijkt met mensen die er nog dagelijks volledig van afhankelijk zijn. Zo is er een vissersvolk in Polynesië dat een bijna absoluut gevoel voor richting, oriëntatie en plaatsbepaling schijnt te bezitten. In het kader van een antropologisch onderzoek naar deze gave moesten mensen bijvoorbeeld vertellen hoe een grote gevangen zwaardvis aan boord was gehesen van een catamaran. De verteller nam tijdens het verhaal precies de positie in die hij had toen het loodzware dier uit het water werd getild. Keek hij toen naar het noordwesten, dan bij het navertellen ook.
Vervolgens maakten de onderzoekers een desoriënterende rit met de verteller en lieten hem op een totaal andere plek opnieuw zijn verhaal doen. De verteller draaide daarbij zijn lichaam in precies dezelfde positie. Het opmerkelijkste resultaat van dit onderzoek is dat dit zich ook na zonsondergang herhaalde.

Met het gevoel voor oriëntatie lijkt ook het gevoel voor geografie en plaatsbepaling aan erosie onderhevig. Drie enigszins anekdotische voorbeelden laten zien hoever het aardrijkskundeonderwijs aan slijtage onderhevig is geweest. Er is een jaarlijkse running gag in het programma De Vakantieman waarin strandgangers, bijvoorbeeld in Benidorm of Antalya gevraagd wordt op een grote kaart van Europa aan te wijzen waar ze zich bevinden. Hilarische scènes als mensen ferm hun vinger op een plek boven de poolcirkel in de kaart priemen, dan door de glimlach van de presentator beginnen te twijfelen en vervolgens even overtuigd op de Kaukasus hun zonovergoten strand menen te vinden.
Deze badgasten kunnen nog een beroep doen op een lichte zonnesteek of overmatig drankgebruik. Maar comfortabel zittend in een vliegtuigstoel heb je natuurlijk geen excuus om zelfs de ligging van hele continenten te verwisselen. Gehoord van een KLM-stewardess: laaiende klachten van passagiers over ‘dit waardeloze vliegtuig’ dat na vijf uur vliegen richting Isla de Margarita de bestemming nog niet had bereikt. De vorige keer dat ze met ‘die andere maatschappij’ naar de Canarische eilanden vlogen, ging het allemaal veel sneller.
Met de kennis van Nederland is het waarschijnlijk even treurig gesteld, getuige de vraag van een dj aan een inbellende luisteraar ‘waar dat dan ligt, dat Deventer’.

Hoeveel mensen zouden er nog zijn die over topografische kennis beschikken en belangstelling hebben voor de landschappelijke opbouw van het land? Ik doe een ruwe schatting. De drie noordelijke provincies hebben een inwonertal van 1,6 miljoen mensen. Laten we nu eens aannemen dat de oplage van Noorderbreedte – circa 10.000 – een aardige indicatie is van het aantal mensen dat een levende belangstelling heeft voor het noordelijke landschap en zijn topografie. Als we deze cijfers nationaal extrapoleren – Nederland heeft circa 16 miljoen inwoners – dan zijn er in Nederland ongeveer 100.000 echte landschapsliefhebbers voor wie aardrijkskunde een van de lievelingsvakken was. Niet een erg nauwkeurige raming natuurlijk. Misschien moeten er nog wel leden (maar lang niet allemaal!) van Natuurmonumenten of liefhebbers van architectuur (maar hoeveel zijn dat er?) bij worden opgeteld. Tel er verder het bijna verwaarloosbare deel van de taxichauffeurs dat nog een straat kan vinden bij op en de paar duizend boeren die we nog hebben, en je komt misschien op het dubbele. Hoe dan ook, alles bij elkaar een slinkende schare.
Moeten we dit nu erg vinden? Op zichzelf hoef je er geen moreel oordeel over te vellen. Wel belangrijk is de constatering dat er dan waarschijnlijk ook steeds minder mensen zijn die mee kunnen en willen denken over ruimtelijke problemen, over landschappelijke kwaliteit.
Was het zo’n dertig jaar geleden een geweldige eer om partijwoordvoerder voor de Ruimtelijke Ordening te zijn in de Tweede Kamer, nu lijkt dat iets te zijn voor backbenchers en nieuwelingen in het parlement. Ook in de Kamer valt er trouwens nog wel iets bij te spijkeren als het om basale ruimtelijke kennis gaat. Mijn collega Dirk Frieling heeft zelfs geopperd de volksvertegenwoordigers die goeie oude Bosatlas te geven in plaats van de Nota Ruimte.

Kortom: er is misschien wel aanleiding voor een heus educatief offensief. Maar waar te beginnen? Misschien wel bij het curieuze gegeven dat we allemaal op de een of andere vreemde manier dat bijna archetypische beeld van de gestalte van Nederland in het hoofd hebben opgeslagen.
In het leuke boekje Subjectieve Atlas van Nederland laten studenten van de Design Academy van Eindhoven zien hoe zij Nederland en de Nederlandse identiteit zouden willen typeren. Naast bladzijden vol met foto’s van gesmeerde en belegde boterhammen en heel precieze analyses van de herkomst van producten die je vanaf opstaan tot slapen gaan tegenkomt en gebruikt (zit niet zoveel Nederlands meer bij), is het
atlasje gevuld met aanstekelijk leuke mini-onderzoekjes.
Zo laat een van de studenten 36 Nederlanders tussen de 10 en 56 jaar uit alle hoeken van het land de kaart van Nederland tekenen en met een stip op de kaart aangeven waar ze wonen. Daaruit komt naar voren dat het aardrijkskundeonderwijs zijn ergste dip lijkt te hebben gehad tussen 1968 en 1979: het aandeel curieuze amoebes en Barbapappa’s die Nederland moeten voorstellen, was het hoogst onder degenen die op school zaten in de tijd dat het onderwijs werd geteisterd door ‘de zelfzoekende leerweg’.
Gelukkig is op bijna alle tekeningen Nederland nog wel te herkennen. Aanwezig op vrijwel ieders mental map blijken de Waddeneilanden, de sexy holle kustlijn van de Hollanden, het IJsselmeer, een overigens sterk in lengte variërend Limburg plus de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Eilanden – in aantal verschillend van één tot een hele bos. Afsluitdijk, polders en onze bevallig slingerende oostgrens zijn duidelijk facultatief. Toch een fundament van onbewuste topografische kennis waarop gebouwd kan worden. Er is nog hoop.

Trefwoorden