Wat is de essentie van de Nota Ruimte - de visie van het huidige kabinet op de inrichting van Nederland?

Wat is de essentie van de Nota Ruimte – de visie van het huidige kabinet op de inrichting van Nederland?
Dat het rijk alleen beperkingen stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen, als er nationale belangen in het geding zijn. Verder vindt de landelijke overheid alles goed, of het nu stedelijk, of niet-stedelijk gebied betreft.
Provincies, gemeenten, maatschappelijke organisaties en marktpartijen hebben door deze rijksnota uit 2004 alle ruimte om zelf initiatieven te nemen en eigen afwegingen te maken. Ook in de Nationale Landschappen mogen ze in principe hun gang gaan. Alleen voor beschermde natuurgebieden geldt een ‘nee, tenzij’-regime: ruimtelijke ingrepen die de ’wezenlijke kenmerken of waarden’ van het gebied aantasten, zijn niet toegestaan.
Decentraal gestuurde ‘gebiedsontwikkeling’: met deze nieuwe benadering van de ruimtelijke ordening wil het kabinet bestuurlijke stroperigheid doorbreken en een ‘aantrekkelijk investeringsklimaat’ creëren. Een sterk economisch geïnspireerde zienswijze dus. Wie behalve voor welvaart en ondernemerssucces ook hart heeft voor ruimtelijke kwaliteit en behoud van landschappelijke en ecologische waarden, is dan ook op zijn qui vive.

Als we kijken naar het landelijk gebied van Noord-Nederland, betekent het nieuwe beleid dat er – in theorie althans – vrijelijk gebouwd mag worden op plaatsen waar dat de laatste tachtig jaar ongebruikelijk was en vrij unaniem als ongewenst werd beschouwd. We hebben het dan over het zogenoemde buitengebied: in en bij de kleine dorpen, en buiten dorpen en steden in het open (agrarische) landschap.
De Nota Ruimte zegt het volgende over het buitengebied: ‘Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om daarin verlichting te brengen, wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Zo kan woningbouw, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe landgoederen, geld opbrengen voor de aanleg van recreatie- of natuurgebieden (‘rood voor groen’) of voor het scheppen van waterbergingsruimte (‘rood voor blauw’).’

Noorderbreedte was benieuwd of de drie noordelijke provincies de nieuwe bouwvrijheid intussen met beide handen aangrijpen of niet. We vroegen het aan de verantwoordelijke gedeputeerden Marc Calon, Anneke Haarsma en Anita Andriesen, alledrie van de PvdA. En wat zien we: afhoudendheid in Groningen (afgezien van de Regiovisie, Blauwestad en Meerstad), een voorzichtig vooruitgangsdenken in Drenthe, vergaande vrijheid in Friesland.
We gingen ook na in hoeverre vraag en aanbod elkaar in het Noorden ontlopen op het gebied van buiten wonen. Vooral de provincie Friesland, maar ook Groningen, blijkt een mate van woningbouw in plattelandsgemeenten toe te staan die nogal fors is in verhouding tot de vraag naar landelijk wonen. Zeker als we bedenken dat de vraag naar landelijk wonen in veel gevallen eigenlijk een vraag is naar groen en ruim wonen aan de rand van, of zelfs in de stad. En dan hebben we de jongste cijfers van het CBS nog niet in aanmerking genomen, die aangeven dat de bevolking van Friesland en Groningen is gedaald, en nog verder zal gaan dalen. (In de volgende Noorderbreedte een krimpscenario voor Noord-Nederland van historicus Steven van Schuppen).
Verder informeren we u in dit dossier over de ervaringen en opvattingen van twee deskundigen die zich dagelijks bezighouden met gebiedsontwikkeling: de jonge landschapsontwerper Ivonne de Nood, die nieuwe ruimtelijke initiatieven begeleidt in de reconstructiegebieden
van Twente, en beleidsadviseur/publicist Rik Herngreen, die pleit voor ‘bouwen bij de boer’, waarschuwt voor een toekomstig platteland als etalage van nieuwe rijkdom maar niettemin ruimte wil voor experimenten.
We keken kritisch naar bouwplannen voor Rolde en Beilen, waar uitbreidingen aan de overkant van de (snel) weg zijn gepland, als een soort nieuwe dorpjes. En u leest over de ‘stedenbouwkundige uitdaging’ die architect Jacob Veltman uit Winsum ziet in het bouwen aan bestaande dorpen. Tot slot laten we zes ‘goede voorbeelden’ van buiten bouwen zien, en vertellen degenen die deze voorbeelden aandroegen waarom zij deze bouwwerken geslaagd vinden.

Moeten we nu blij zijn of niet met de huidige liberale moraal ten aanzien van buiten bouwen? Scepsis is op zijn plaats als we de visuele kwetsbaarheid van het open cultuurlandschap in ogenschouw nemen, gewag maken van de gemakzucht van projectontwikkelaars, en vaststellen dat regionale en lokale bestuurders hun streven naar ruimtelijke kwaliteit vaak wel breed uitmeten, maar lang niet altijd in praktijk weten te brengen. Maar tegelijk is het prettig dat we zijn verlost van de gedachte dat bouwen in het landschap per definitie slecht is, zoals Rob Hendriks van DAAD Architecten uit Beilen onlangs opmerkte tijdens een symposium over Leisure Landschap in het Groningse Euroborg-stadion. Of zoals Wim Boetze in dit dossier schrijft: ‘Nota Ruimte, de titel alleen al geeft ruimte’.
Het landschap is altijd aan verandering onderhevig geweest, en dat moet vooral zo doorgaan. De nieuwe nota kan lucht geven aan creativiteit. En het bouwen in het buitengebied kan zorgen voor landschappelijke investeringen. De provincies, die meer te vertellen hebben gekregen over de ruimtelijke inrichting, zijn natuurlijk niet verplicht om nu alles maar toe te laten. Integendeel: uitwassen van de deregulatiedrift van VROM-minister Dekker zullen door de lagere overheden zelf moeten worden bestreden.

Trefwoorden