De bevolkingsgroei in ons land neemt de laatste jaren snel af, en zal volgens verschillende onderzoeken eerder dan verwacht omslaan in ‘krimp’. Noorderbreedte presenteert een optimistisch krimpscenario, van commentaar voorzien door Wim Derks en Rimmer Mulder.

De cijfers liegen er niet om. De bevolkingsgroei is gedaald van 118.125 mensen in 2001 naar 29.983 in 2005. Afname van de demografische groei in tijden van recessie is geen nieuw verschijnsel, maar een zo scherpe daling in zo korte tijd is opmerkelijk. Hier komen structurele oorzaken aan de oppervlakte. Het kindertal dat decennia na decennia is gedaald, zal blijven dalen. Die ontwikkeling werd in de jaren negentig van de vorige eeuw aan het oog onttrokken door een kortstondige immigratiegolf, maar treedt des te duidelijker aan het licht nu er de laatste jaren sprake is van een groeiend vertrekoverschot.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verwacht in de nabije toekomst weer een omslag naar immigratie en ziet de bevolkingafname pas in de jaren dertig optreden. Wim Derks c.s. zetten daar terecht vraagtekens bij in hun recent verrichte studie Structurele bevolkingsdaling. Een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers. Volgens dit rapport, dat in opdracht van de Vrom-raad werd vervaardigd, zullen al in de jaren twintig de grenzen van de groei zijn bereikt. Hoe dit ook zij, vriend en vijand zijn het erover eens dat niet alleen op nationaal niveau, maar ook Europees en wereldwijd de omvang van de bevolking zal afnemen. Zo voorzien de Verenigde Naties dat de wereldbevolking in de jaren zeventig gaat krimpen.
Nu reeds is er krimp in een aantal gebieden in Nederland – in Zuid-Limburg al sinds 1997. In 2005 daalde het bevolking in de provincies Limburg, Groningen, Friesland, én – zij het in lichte mate – in Zuid-Holland. Als we het op regionaal niveau bezien, dan springt naast Zuid-Limburg vooral het zogeheten COROP-gebied Groot Rijnmond in het oog als de grote krimper. In het Noorden was de krimp minder dramatisch: Delfzijl: – 681, ‘Overig Groningen’ (stad met het westen van de provincie): – 189, Noord Friesland: – 440, Zuidoost Friesland: – 240. Derks c.s. voorzien vóór 2015 structurele krimp in Limburg, Drenthe en Zeeland en op regionaal schaalniveau behalve in de perifere gebieden opmerkelijk genoeg vooral een afname van de bevolking in een drietal regio’s in die o zo dynamische noordvleugel van de Randstad: IJmond, Haarlem en de Gooi- en Vechtstreek.

Geen ‘booming Randstad’

Wat zullen de effecten zijn van de demografische krimp op de bevolkingsontwikkeling in de diverse delen van ons land? Derks c.s. voorzien bij ongewijzigd economisch en ruimtelijk beleid dat de Randstad nog wel een tijd enige bevolkingsgroei zal kennen, terwijl de perifere gebieden te maken krijgen met een aanzienlijke bevolkingsafname. Doordat met de demografische krimp ook de beroepsbevolking gaat dalen, zal arbeidskracht uit de perifere en economisch minder dynamische gebieden naar het Westen weggezogen worden. Derks c.s. houden vervolgens de demografische haalbaarheid van de nogal forse ambities van de Randstad tegen het licht, en komen op grond daarvan tot de nodige kritische kanttekeningen, vooral aangaande de nu al weinig florissante situatie van de zuidvleugel. Kort gezegd komt hun kritiek erop neer dat er bij alle investeringsplannen in infrastructuur, bedrijventerreinen en woningbouw veel te weinig rekening gehouden wordt met de onvermijdelijke bevolkingsdaling die na de groei komt. En dat bovendien voor de rol die de Randstad zich zelf heeft toebedeeld als kennis-innovatiecentrum, dringend een beleid moet worden ingezet dat is gericht op het binnenhalen van kennismigranten.
Is er eigenlijk wel een draagvlak voor een immigratiebeleid dat leidt tot een nog grotere bevolkingsdruk in het Westen des lands? En dan hebben we het niet alleen over het maatschappelijk draagvlak, maar ook over het landschappelijk draagvlak. We doelen dan zowel op landschap in de zin van belevingslandschap als op landschap in puur fysieke zin.
Om met het belevingslandschap te beginnen: met al zijn investeringen in infrastructuur, woningbouw en bedrijventerreinen is men hard bezig de kip met de gouden eieren te slachten. De belevingswaarde van het vlakke open landschap is nu eenmaal heel kwetsbaar – grootschalige ingrepen tasten al snel het ’licht-, lucht- en ruimtegevoel’ aan. Met een teveel aan verstedelijking zou de Randstad zich wel eens lelijk uit de markt kunnen prijzen als vestigingslocatie voor hoogwaardige internationale bedrijvigheid en aantrekkelijk woonmilieu voor de bijbehorende kennismigranten. Gebrek aan ruimte en rust is nu al een belangrijke reden voor Nederlanders om naar de ons omringende landen te emigreren, zo is het beeld dat uit diverse krantenartikelen naar voren komt. De Randstad zou in dit verband kritisch kunnen kijken of zij alle bedrijvigheid wel naar zich toe moet willen trekken.

Dubbelkrimp

Ook het landschappelijk draagvlak in de letterlijke, fysieke zin komt onder druk te staan. Stijgende zeespiegel, sterkere golfslag, stijgend grondwater en een dalende bodem maken het droog en zoet houden van de laagst gelegen delen van het land op termijn een steeds moeizamer en kostbaarder aangelegenheid. Dat geldt met name voor de droogmakerijen en veenweidegebieden in het Westen. Zeer verhelderend in dit verband is het om alle verstedelijking (woonwijken, bedrijventerreinen, infrastructuur) op een hoogtekaart van Nederland in te tekenen. Dan zie je hoeveel bebouwde gebieden niet alleen onder NAP liggen, maar ook meer dan 2,5 meter daaronder. Het wassende water komt niet alleen de steden te na, maar ook de ommelanden, de veenweidegebieden en de diepe droogmakerijen. Zoute kwel van onderop zal niet alleen de bestaande veeteelt en akkerbouw moeilijker maken, maar ook de gespecialiseerde tuinbouw- en sierteeltcultures.
Jawel, ook het Noorden zal te maken krijgen met het wassende water, maar een blik op de hoogtekaart laat zien dat gevolgen voor stad en land er minder dramatisch zullen zijn. Meer dan tachtig procent van de drie noordelijke provincies plus Overijssel ligt boven NAP, zo’n tweederde zelfs boven de hoogtelijn van 1 meter boven NAP. Verder heeft het Noorden niet zulke diepliggende droogmakerijen als het Westen. En het leeuwendeel van de gebieden onder NAP, ligt daar niet meer dan een meter onder. Het gaat hier doorgaans ook om beduidend minder dichtbevolkt gebied dan in het Westen, met uitzondering van Groningen en Delfzijl.
De prognoses over de te verwachten zeespiegelstijging lopen uiteen van enkele decimeters tot en met vier tot zes meter. Waarschijnlijk zijn in de eerste helft van de eeuw de waterproblemen nog niet dusdanig dat er al ingrijpende veranderingen in onze huishouding nodig zijn. Wel is het verstandig om alvast te anticiperen op de dingen die kunnen komen, en dus niet meer te bouwen in extreem diep gelegen gebieden als de Zuidplaspolder in Rotterdam.
Samenvattend zal er niet alleen sprake zijn van een krimpend volk, maar ook van krimpend land – van dubbelkrimp dus. Om landschappelijke, hydrologische, ecologische én economische redenen is het gewenst dat de demografische krimp óók, en niet in de laatste plaats, in het Westen des lands plaatsvindt, en dat een deel van de uitvoerende activiteiten overgeheveld wordt naar het zuidoosten.
En het Noorden des lands dan? Voor het Noorden kunnen de gevolgen van krimp beheersbaar blijven, als de blik meer noordoostwaarts wordt gericht.

Op naar het Noordoosten

Misschien is het wel een zegen dat de Zuiderzeelijn niet doorgaat. Het Noorden kan nu eindelijk van zijn illusies aangaande de Randstad genezen en de blik gaan richten op veelbelovende ontwikkelingen in Noordoost-Europa. En dit geldt niet alleen voor de drie noordelijke provincies maar ook voor het Oosten: Overijssel en het aanpalend noordoostelijk deel van Flevoland. Provincies en gebieden die samen een landsdeel kunnen en moeten gaan vormen: ‘Noorderland’, thans tezamen goed voor zo’n drie miljoen mensen. Een landsdeel dat meer is dan een concept uit een nota over ruimtelijke orde, maar een provincie nieuwe stijl, met meer bevoegdheden dan de oude provincies, met name op het gebied van ruimtelijke en economisch politiek, vergelijkbaar met de bevoegdheden op dit punt van Duitse deelstaten.
De ruggengraat van Noordoost-Europa wordt gevormd door wat in de officiële EU-politiek de North-East-European Corridor heet. Volgens een in mei vorig jaar verschenen studie van een economisch onderzoeksbureau uit Bremen dat verricht is in opdracht van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, loopt deze ruimtelijk-economische succeszone van Bremen/ Hamburg via Kopenhagen/Malmö, Stockholm, Helsinki/Zuid-Finland naar Sint Petersburg. Het meest succesvolle deel van deze corridor ligt in Scandinavië: het Öresundgebied, met Kopenhagen en Malmö aan weerszijden van de nieuwe verkeersbrug, rond Stockholm en rond Helsinki. Hier is sprake van demografische groei, economische groei, mede dankzij technische innovatie, en een hoge levensstandaard.
In het zuidwesten sluit deze succesketen aan op het Noord-Duitse kustgebied met de havensteden Bremen, Bremerhaven, Hamburg, Wilhelmshaven. Dit is een regio met high tech en hoge inkomens, maar niet met de economische en demografische groei van Scandinavië. Een regio bovendien met goede verbindingen met het RijnRuhrgebied en van daaruit met Vlaanderen, Parijs en Londen (De Randstad, vooral de noordvleugel, ligt in dit verband toch duidelijk minder gunstig!). In het oosten is er de verbinding met Sint Petersburg als poort naar het oosten, een regio met een hoge economische groei maar met demografische krimp – dezelfde combinatie zien we in de Baltische staten.

Zelfredzaam Noorderland

Wat zou het Noorden van Nederland kunnen hebben aan een oriëntatie in deze richting? In de eerste plaats kan het Noorden iets betekenen voor de Noordse economieën, als het gaat om energiegerelateerde zaken – van de bestaande fossiele voorraden tot en met nieuwe technieken op het gebied van bio-energie en waterenergie. Ook het Rijksbeleid in de nota Pieken in de delta zet in op deze gebieden, en er lopen in het Noorden al belangrijke projecten op dit gebied, zoals Energy Valley in Groningen en het wateronderzoeksinstituut Wetsus in Leeuwarden.
Op de tweede plaats is – in samenwerking met instituten en bedrijven in Noord-Duitsland – verdere versterking mogelijk van de wetenschappelijke technologische structuur: een ‘Wageningen van het Noorden’ dat sterk is op het gebied van de nieuwe landbouw en gezondheidswetenschappen.
En ten derde biedt een oriëntatie op het Noordoosten kansen op het gebied van de zogenoemde wooneconomie. Landelijk wonen in het Noorden zou interessant kunnen zijn voor
Randstedelijke bedrijven die hun economische activiteiten richten op Noord-Duitsland en Scandinavië. Bremen is dichterbij dan de Randstad, Hamburg ongeveer even ver. Als in het volgende decennium inderdaad de lang verbeide A22 Küstenautobahn in Noord-Duitsland helemaal gereed komt, komen beide steden nog dichterbij te liggen.
Landelijk wonen moet echter alleen daar worden bevorderd waar het landschap dat aankan, want het open vlakke landschap van grote delen van het Noorden is minstens zo kwetsbaar als dat in het Westen. Daarbij valt te denken aan ontwikkelingen als ‘bouwen bij de boer’, zoals Rik Herngreen in het vorige nummer van Noorderbreedte bepleitte. Dit kan de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de positie van agrariërs versterken. Bijzondere behoefte zal in dit verband bestaan aan landelijke milieus in de nabijheid van steden.
Daarnaast zijn er gebieden waar natuur en water nieuwe kansen krijgen terwijl de bevolking krimpt, zoals in het scenario dat in het kader van het project De Nieuwe Veenkoloniën werd uitgewerkt onder de titel Take Care/ Wildontginning Veenkoloniën (zie ook Noorderbreedte 2005-3). In een dergelijke nieuwe wildernis is ruimte voor experimenten van nieuwe pioniers die tegen relatief lage kosten het gebruiksrecht van kavels kunnen kopen van een ‘Veenkoloniale grondbank’. Zij nemen het natuur- en waterongerief voor lief of buiten dat juist uit en gaan bijvoorbeeld slow food produceren: veenwild, -gevogelte en -vissen. Voor hen die de voorkeur geven aan wonen in bestaande kernen, worden voorzieningen geclusterd en kan de door de demografische krimp ontstane leegstand ruimte bieden aan nieuwe vormen van groen en ruim wonen, die kunnen zorgen voor de instandhouding van economisch draagvlak van deze kernen.

Grensgebieden

Hamburg en Scandinavië komen dan misschien steeds dichterbij, maar klinken toch nog altijd ver weg. Welke perspectieven bieden de grensgebieden? Emsland en Oldenburg zitten wat demografie en economie in de lift. De Duitse havensteden van Emden tot Cuxhaven zijn sterk in scheepsbouw, maritieme logistiek, innovatieve energie, en zien groei in hun zeeverkeer met het Oostzeegebied – samenwerking kan hier economische meerwaarde opleveren. Bremen ontwikkelt zich tot innovatief centrum voor de hele noordwesthoek van Duitsland.
Voor Twente liggen de impulsen niet direct aan de overkant van de grens, als bestaat er de nodige samenwerking in Euregionaal verband met Osnabrück en Münster. De strategisch centraal in Duitsland gelegen stedendriehoek Hannover-Brauschweig-Göttingen ligt wel erg ver weg om iets voor Twente te kunnen betekenen. Voor de ontwikkeling en promotie van de Twentse innovatieve maakindustrie is aansluiting bij en samenwerking met het Eindhovense zeker zo interessant. Voor de wooneconomie gooit het Twentse coulisselandschap in de toekomst waarschijnlijk hoge ogen. De opnamecapaciteit van dit landschap ligt bovendien beduidend hoger dan het open landschap van Friesland en Groningen.

Vierde poot

Duurzame energie, gezondheidswetenschappen, wooneconomie. Drie poten voor een zelfredzaam Noorden dat niet langer aan een Randstad-infuus hoeft te liggen. Om goed te kunnen lopen zou een vierde poot heel goed van pas komen. Dat zou het nieuwe landsdeel kunnen zijn, een overheidslichaam met beduidend meer taken en bevoegdheden dan de huidige provincies. Heel wat rijkstaken zouden naar dit landsdeelniveau kunnen worden overgeheveld. Dat heeft dan niet alleen consequenties voor de rijksdiensten, maar ook voor de semi-overheid en verzelfstandigde en op afstand gezette overheidsdiensten. Een Noorderland met eigen onderwijs- en onderzoeksinstellingen op hoog niveau, zoals het al genoemde ‘Wageningen van het Noorden’. Een Noorderland dat het Noorden in staat stelt zelf de nodige beslissingen te nemen is een voorwaarde om de hier geschetste ontwikkelingsrichting kans van slagen te geven.
Op deze vier poten kan de demografische krimp tot beheersbare proporties worden teruggebracht.

Tot slot een samenvatting van ons scenario Nederland krimpt, Noorderland groeit. Er is op landelijke schaal sprake van bevolkingskrimp, maar in het Noorden valt het wel mee. De dubbelkrimp (krimp van volk én land) wordt vooral een probleem voor de Randstad, maar is een kans voor het Noorden. De ‘groei’ van het Noorden zit hem in een nieuwe richting in de economie, die zich kenmerkt door oriëntatie op Hamburg/Scandinavië, via activiteiten op het gebied van duurzame energie (bio- en waterenergie) en gezondheidswetenschappen. Daarnaast biedt de ‘wooneconomie’ kansen. En tot slot zal ook een landsdeel Noorderland met de bijbehorende overheveling van rijkstaken bijdragen aan een nieuwe dynamiek.

Steven van Schuppen is publicist op het gebied van landschap, geschiedenis en ruimtelijke ordening. Hij schrijft al enkele jaren over ‘krimp’.
Jan Dirk Dorrepaal is ruimtelijk organisatiekundig adviseur.

‘Nederland is en blijft voor het Noorden veel belangrijker dan het aangrenzende buitenland’, reageert Wim Derks:

Origineel en positief, dat zijn mijn samenvattende kwalificaties voor het artikel van Steven van Schuppen en Jan Dirk Dorrepaal. Uiteraard kunnen er wel aanvullende en nuancerende opmerkingen gemaakt worden.
Als het woord ‘krimp’ wordt gebruikt, roept dat bij veel mensen een negatief gevoel op: we worden armer en minder dynamisch. Bevolkingskrimp wordt ten onrechte vereenzelvigd met welvaartskrimp. Maar bij sommigen geeft krimp juist een positief gevoel: eindelijk een einde aan de ongebreidelde groei. Vanwege de gevoeligheid van het woord ‘krimp’, is dat woord vermeden in bijvoorbeeld het artikel ‘Bevolkingsdaling vereist ander beleid’ (Wim Derks in tijdschrift ESB van 7 april 2005).
Steven van Schuppen en Jan Dirk Dorrepaal schrijven dat Nederland krimpt: het aantal inwoners van Nederland gaat dalen, en als gevolg van de stijging van de zeespiegel zou ook het oppervlakte land kunnen gaan krimpen. Tegelijk ‘groeit Noorderland’, door economische dynamiek in een nieuwe richting, geografisch en inhoudelijk. In een dergelijke beschouwing over krimp is het goed om te verwijzen naar Vier vergezichten op Nederland van het Centraal Planbureau (CPB, november 2004): ondanks vergrijzing en ondanks krimp van de bevolking gaat de groei van de materiële welvaart gewoon door als gevolg van de stijging van de arbeidsproductiviteit. In de afgelopen vijftig jaar is de gemiddelde welvaart per persoon verdubbeld, en in de komende vijftig jaar zal deze naar verwachting weer verdubbelen. Niet vaak genoeg kan het opgeroepen doemscenario over welvaartsdaling weerlegd worden. Dit als aanvulling op het eerste deel van het artikel.
Ten aanzien van de voorgestelde geografische oriëntatie van ‘Noorderland’ op Hamburg/Scandinavië zou ik een kritische opmerking willen maken. Toen Zuid-Limburg zich moest heroriënteren na de sluiting van de mijnen, werd Limburg ‘het Balkon van Europa’. De strategische ligging ten opzichte van het centrum van Europa heeft economisch echter nauwelijks of niets opgeleverd. Wat honderden kilometers verwijderd van Zuid-Limburg in het centrum van Nederland gebeurt, is veel belangrijker dan wat tientallen kilometers over de grens gebeurt (Aken, Hasselt en Luik).
Ook voor het Noorden is en blijft Nederland veel belangrijker dan het aangrenzende buitenland. De ontwikkeling van de werkloosheid is een kernindicator voor de economische ontwikkeling van een regio. De werkloosheid ontwikkelt zich ook in grensregio’s nagenoeg helemaal parallel aan het landelijke gemiddelde en heeft geen samenhang met de ontwikkeling in aangrenzend buitenland. (Zie het persbericht van het CPB van 12 april 2006: Regionaal karakter van Nederlandse arbeidsmarkt is beperkt.) ‘Noorderland’ zal een dynamiek moeten uitstralen door zich te heroriënteren, geografisch en inhoudelijk, maar verwacht niet veel van de geografische heroriëntatie.
De kansen komen eerder uit een andere hoek. Na een periode van ruim dertig jaar van hoge werkloosheid komt er een langdurige periode van lage werkloosheid als gevolg van het krimpende aanbod van arbeidskrachten. De krapte op de arbeidsmarkt wordt waarschijnlijk vooral in de Randstad groot. Dit biedt mogelijkheden voor gebieden buiten de Randstad, want daar is meer ruimte: fysiek en op de arbeidsmarkt.

Wim Derks is als econoom verbonden aan de Universiteit Maastricht.

‘Voor de zoveelste maal blijkt het Noorden aan een buitengewoon kansrijke corridor te liggen’, reageert Rimmer Mulder:

Het artikel van Steven van Schuppen en Jan Dirk Dorrepaal vind ik een prachtig voorbeeld van noordelijk optimisme. In elke nieuwe trend of ontwikkeling zien wij dé kans om voorgoed aan de structurele gewestelijke achterstand te ontkomen en onze ondergeschikte positie in het Koninkrijk der Nederlanden te verlaten.
Onze nieuwe hoop is de krimp. Sinds een paar maanden dringt het besef door dat de bevolking niet eeuwig blijft groeien. Wim Derks maakte een mooi nummer van zijn onderzoek naar de demografische ontwikkeling in de komende decennia. Zijn boodschap is goed geland. Het wordt tijd dat bestuurders zich instellen op een dalend aantal inwoners.
De reactie van de aangesproken bestuurders was aan de lauwe kant. Dat verwijt kunnen we Dorrepaal en Van Schuppen niet maken. Zij zien meteen allerlei mogelijkheden voor dit mooie, bloeiende, levendige maar ook altijd wat klagelijke landsdeel. Het begint er mee dat de dubbele krimp (minder mensen, maar ook minder grond door de stijgende zeespiegel) wel eens nadelig kan uitpakken voor de Randstad. Voordat ze er daar achter komen dat zij langzaam in het moeras wegzakken, moeten wij onze steven naar het noordoosten hebben gewend. Heerlijke gedachte. Weg met die Hollanders, op naar de Duitsers, Denen, Zweden, Finnen, Letten en Russen.
Voor de zoveelste maal blijkt het Noorden aan een buitengewoon kansrijke corridor te liggen. Van Bremen naar Sint Petersburg langs opwindende pleisterplaatsen als Kopenhagen, Stockholm en Helsinki. Nu weet ik ook weer waarom de noorderlingen destijds zo blij waren met de toetreding van Denemarken, Finland en Zweden tot de Europese Unie. Groningen kwam ineens aan een hoofdas te liggen!
‘Hamburg, Scandinavië, dat klinkt nog altijd ver weg’, schrijven Van Schuppen en Dorrepaal. Wat ze gelijk hebben! Van de krimp hier naar de Noordoost-Europa-Corridor lijkt mij tenminste een veel te grote sprong. Wat zij over de verhouding met de Randstad opmerken is voor de komende jaren veel belangrijker. De bevolking van Nederland blijft nog wel even groeien. Pas vanaf 2035 zal er over heel Nederland sprake zijn van een dalend inwonertal. In de jaren daarvoor verandert de samenstelling van de bevolking wel wezenlijk: naar verhouding steeds meer ouderen in de ruststand en steeds minder jongeren aan het werk. Economen waarschuwen dat dit onherroepelijk leidt tot schaarste op de arbeidsmarkt.
Hoe Nederland dit (dreigend) tekort aan arbeidskrachten wil oplossen moet ons noorderlingen meer bezig houden dan wat er tussen Hamburg en Sint Petersburg gebeurt. Gaan de poorten wijd open voor buitenlandse werkers? Wordt de zuigkracht van de Randstad nog sterker, zodat de beroepsbevolking hier sneller gaat dalen? Wat betekent dat voor het gemiddelde inkomen hier? De schaarste zal de lonen opstuwen. De pensioenen van de ouderen zullen daarbij achterblijven, zodat gebieden met veel pensionado’s relatief armer worden.
De verschuivingen en de spanningen op de arbeidsmarkt komen veel eerder dan de planologische effecten. Van de leegte door de krimpende bevolking moeten we ons voorlopig niet veel voorstellen. Er blijft nog tot in lengte van jaren grote behoefte aan woningen met bijbehorende infrastructuur. De druk op het landschap neemt niet plotseling af. Het wordt wel iets gemakkelijker om nee te zeggen tegen drieste projectontwikkelaars. Dat kan beter als er één noordelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling ligt. Of dat bij de huidige bestuurlijke verhoudingen ooit lukt is twijfelachtig. In die zin voel ik wel voor het idee van Van Schuppen en Dorrepaal voor een sterker landsdeel Noorderland, maar dan zonder Overijssel. Dan blijft het niet helemaal bij dromen.

Rimmer Mulder is hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant en lid van de redactieraad van Noorderbreedte.

Trefwoorden