De Vlielandse gloppen (steegjes), die de Dorpsstraat met het wad en de duinen verbinden, zijn vaak vernoemd naar bekende Vlielanders. De dichtende scheepsarts Jan Slauerhoff (1898-1936), die nauwe banden had met het waddeneiland, viel die eer niet te beurt. Maar bij de herdenking van diens zeventigste sterfdag doet Vlieland iets terug: met een speciale wandelroute en een expositie in het plaatselijke museum wordt zijn connectie met het eiland nader belicht.

Om de kleine Jan te laten aansterken stuurden zijn ouders, die in Leeuwarden een behangerszaak en stoffeerderij dreven, het astmatische kind geregeld naar Vlieland. Hij logeerde dan bij familie van zijn moeder Cornelia Pronker, een sterk geslacht van loodsen en zeevarenden. Ook toen hij in Amsterdam medicijnen studeerde, keerde hij nu en dan, al of niet met vriendinnen aan zijn zijde, naar Vlieland terug. Nog later nam hij er, tussen zijn reizen als scheepsarts door, soms de praktijk waar van dorpsdokter Goos van Terwisga.
Over Slauerhoff zijn drie biografieën geschreven. De eerste is van Constant van Wessem (1940), de tweede van Cees Kelk (1949) en de derde van Wim Hazeu (1995). De laatste twee biografen laten zich zeer positief over Slauerhoffs relatie tot Vlieland uit. ‘Vlieland is altijd een aparte plaats in zijn hart blijven innemen’, schrijft Kelk, ‘als de plek waar hij zoveel gelukkige maanden doorbracht, alikruikjes zoekend langs het strand, paardrijdend bij de boer, zich uitlevend, waarschijnlijk minder gehinderd door de noodzaak met de jeugd te concurreren dan in Leeuwarden.’
Volgens Hazeu was Vlieland vermoedelijk de enige locatie waar de dichter-zeeman zich thuis heeft gevoeld. ‘Als je vanaf je vroegste jeugd een band hebt met Vlieland, dan raak je dat eilandgevoel niet meer kwijt.’ Vanaf het scheepsdek zou hij later menig eiland aan de kim zien opdoemen. Hoewel het ook in Slauerhoffs werk wemelt van eilanden, begon die fascinatie met een rood vuurtorentje op een duinenrij en een langgerekt dorp achter de dijk.

Kosmopoliet

Zowel in de routebeschrijving Wandelen op Vlieland met Jan Slauerhoff als in een themanummer van de plaatselijke cultuurhistorische vereniging richt zeezeiler Ton Pronker zich geheel en al op de verhouding van Slauerhoff tot Vlieland. Pronker is een achterneef van de dichter (zijn grootvader Teunis Pronker was een broer van Slauerhoffs moeder); als jongetje heeft hij hem nog gekend. Hij schrikt er zelfs niet voor terug om Slauerhoff een Vlielander te noemen. Dat is ongetwijfeld tegen het zere been van degenen die de dichter in de eerste plaats als een kosmopoliet beschouwen en als een kunstenaar van Europees formaat.
Voor Pronker lijdt het geen twijfel dat de Vlielandse tak van Slauerhoffs stamboom zijn karakter en geest heeft gestempeld. Vierhonderd jaar ‘eilander zeemansbloed’ stroomde immers door zijn aderen. Op de tak aan vaders kant zaten vooral Duitse koperslagers en schoenlappers. Net als zijn Vlielandse neven koos Slauerhoff al vroeg voor de zee. Helaas stonden zijn slechte ogen en zwakke gezondheid een gang naar de brug in de weg. Maar dankzij een medische studie slaagde de ‘zeeman met de aesculaap’, zoals Pronker Slauerhoff graag noemt, er toch in zijn maritieme ambities te verwezenlijken.
Pronker heeft uitgerekend dat maar liefst 33 procent van Slauerhoffs gedichten over maritieme zaken gaan. Daarbinnen is menige mooie regel aan Vlieland en het leven op zee gewijd. Een deel ervan vinden we op de glaspanelen langs het Slauerhoffpad terug.
De opzet van het wandelboekje is origineel: het wil een beeld geven van Vlieland zoals Slauerhoff dat tussen 1903 en 1933 heeft gezien. Het eiland was toen nog kaal en boomloos, er waren geen vakantiehuisjes en de Waddenzee heette nog gewoon Zuiderzee. Oost-Vlieland was destijds nog ‘een woondorp in tegenstelling tot het winkel- en horecadorp van nu’. Pronker neemt de gelegenheid te baat om hier en daar wat recht te zetten. Zo heerste er destijds geen armoede op het eiland, waar iedereen een moestuin en geiten bezat. En er is geen denken aan dat Cornelis Tromp, wiens naam voortleeft in museum Tromp’s Huys, ooit op Vlieland is geweest. Ook de naam Chirur-
gijnsglop, naast het doktershuis, die een wethouder in de jaren zeventig heeft bedacht, slaat nergens op: het heette vroeger gewoon Doktersglop. Op de stoep herinnert een glazen paneel aan Slauerhoffs keuze voor het scheepsdokterschap:

Liever dan pilvoorschrijver, klachtontvanger
Werd ik scheepsarts en deed de reis om de aarde
Wel enige malen voordat ik in Tanger
Mij nederliet – men moet toch eenmaal aarden.

Aanvankelijk speelde hij wel degelijk met de gedachte om zich als arts op Vlieland te vestigen. In de biografie van Hazeu komt een beeldende passage voor waarin hij vanaf de steiger achter Dirk Bruin aanloopt, die zijn scheepskist op een handkar vervoert. Links en rechts groet hij de dorpelingen, wast zijn handen onder de dorpspomp, drinkt een glaasje port in een drankwinkeltje en vraagt zich af of hij zich als huisarts op het eiland thuis zou voelen. Later kreeg hij wel degelijk de kans om Van Terwisga op te volgen. Hij zag ervan af – hij vreesde de grote sociale controle van de dorpsgemeenschap.

Verlangen

We komen ook langs het bas-reliëf van Slauerhoff dat op huisnummer 27 uit de muur springt – eens het huis van postbode Cornelis Blom waar Jantje Ongeluk, zoals de jonge Slauerhoff in de familiekring werd genoemd, begin 1900 logeerde. Blom had de gewoonte om bij het openen van de deur de ontvangers van briefkaarten alvast op de hoogte te stellen van de inhoud ervan: ‘Zus komt met de postboot van Zaterdag; de rest hoeven jullie niet te lezen, want dat is toch maar geklets’.
Een huis verder woont Ton Pronker zelf, die zijn ‘Slauerhoff-gevoel’ fraai weet te omschrijven: ‘Op mijn eigen zeereizen over de wereld heb ik zelf dat Slauerhoff-gevoel ervaren; het verlangen te ontdekken, een doel te bereiken; maar steeds te weten dat achter dat doel toch weer een volgend verlangen en een volgende bestemming moest liggen’.
Achter het Armenhuis langs klimt het Slauerhoffpad omhoog naar het Vuurboetsduin en daalt daarna af in de richting van de Badweg. Met een wijde lus door het duin, over het strand en door het bos eindigt de route bij het kerkhof. Een toepasselijke plek om verder te lezen in de gedichten van de man die het geluk maar liever zocht in de verte, achter de einder, in den blinde.
De urn met de as van Slauerhoff rust niet op het Vlielandse kerkhof, maar op een grote begraafplaats bij Amsterdam. Pronker lijkt daar vrede mee te hebben; zelfs in de dood zou het Vlielander kerkhofje te benauwd voor de dichter zijn geweest. Na de crematie kon zijn ziel ‘vrij opstijgen naar de hemel die boven de zee en ons eiland zweeft’.

Ton F.J. Pronker, Wandelen op Vlieland met Jan Slauerhoff. Uitgegeven door VVV Vlieland bij haar 100-jarig bestaan. Van Gorcum, Assen.

Ton F.J. Pronker, Jan Jacob Slauerhoff 1898-1936. Themanummer Tien Eeuwen Eylandt Flielandt van de Cultuur Historische Vereniging ‘Eylandt Flielandt’.

Trefwoorden