Vroeger had elke gebruikskavel, elk stuk onland en elke opvallende plek in het landschap zijn eigen naam. De komst van het kadaster maakte daar een eind aan. Toch is de rol van veldnamen of toponiemen nog niet uitgespeeld, constateren de historisch geografen Theo Spek en Hans Elerie. In het veldnamenproject De taal van het landschap – onderdeel van hun Biografie van de Drentse Aa – onderzoeken zij samen met bewoners en vakmensen of er perspectieven zijn voor een tweede leven.

De dorpsgebieden in het Drentse Aa-gebied hebben ons een rijke erfenis aan veldnamen nagelaten die teruggaat tot in de ‘duistere’ middeleeuwen. Akkers heetten naar hun vruchtbaarheid of weerbarstigheid, groenlanden werden naar hun vegetatie of zompigheid genoemd, en veentjes naar hun heiligheid of bloedzuigers. Bij het verschijnen van het eerste kadaster in 1832 werd voor het eerst gebroken met deze lange traditie van naamgeving. Het ‘Kort Woertie’ of de ‘Hilgenbarg’ op de Zuidesch in Gasteren werden voortaan geregistreerd als sectie zoveel nummer zoveel. Maar de boerenpraktijk trok zich weinig aan van deze nieuwe bureaucratische orde; in de dagelijkse omgang bleef men veldnamen gewoon gebruiken. Pas na de oorlog raakten veldnamen door de modernisering van het landbouwbedrijf en de over…

Wij willen onze journalistiek zo open mogelijk houden omdat we onze liefde voor het Noorden graag met iedereen delen. Om deze onafhankelijke journalistiek mogelijk te maken, investeren wij veel tijd. Wij hebben lezers nodig om dit te kunnen blijven doen. Voor slechts €52,50 per jaar kun je ons steunen en krijg je vier keer per jaar ons tijdschrift opgestuurd.