Dat de bemoeienissen van Harry de Vroome zich niet beperkten tot het Drentse landschap blijkt uit een artikel dat hij in 1985 schreef voor Noorderbreedte. Het ging over Westerwolde, die smalle groene strook langs de grens tussen Groningen en Duitsland.

Dat de bemoeienissen van Harry de Vroome zich niet beperkten tot het Drentse landschap blijkt uit een artikel dat hij in 1985 schreef voor Noorderbreedte. Het ging over Westerwolde, die smalle groene strook langs de grens tussen Groningen en Duitsland. De Vroome was toen net twee jaar met pensioen als consulent landschapsbouw van Staatsbosbeheer in Drenthe en dat gaf hem vermoedelijk de vrijheid om zijn mening te geven over dit gebied dat weliswaar meer Drents dan Gronings lijkt, maar dat wel degelijk Gronings is. En waar dus zijn Groningse collega’s van Staatsbosbeheer zich mee bezighielden. Uiterst gedetailleerd, hoe kon het ook anders, beschreef hij de streek. Het artikel eindigde met de verzuchting dat Westerwolde aardig vernield was, vooral nadat er in de jaren zestig en zeventig drie ruilverkavelingen ‘over dit eens zo bijzondere landschap’ heen waren gewalst.

Maar van irritatie vanuit Groningen, van verwijten van bemoeizucht, was geen sprake. Daarvoor was zijn gezag ook buiten Drenthe klaarblijkelijk te groot. ‘Arend Veenstra, die zich in die jaren namens Staatsbosbeheer Groningen, eerst als adjunct-consulent landschapsbouw, later als consulent natuurbeheer met Westerwolde bemoeide, was een ‘leerling’ van Harry, ‘weet Wim Boetze, ruimtelijk ontwerper bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG) Regio Noord. Staatsbosbeheer was de tegenspeler van de Cultuurtechnische Dienst, de voorloper van de DLG en Arend deed in Groningen wat Harry deed in Drenthe.
Wim Boetze kent Harry de Vroome sinds 1969.
‘Ik heb ook bij Staatsbosbeheer gewerkt en ben nog stagiaire bij hem geweest, ging wel met hem mee als hij ergens in een zaaltje zijn plannen presenteerde. Dat was een heel aparte belevenis! Ik was geboeid door zijn persoon, door die bijzondere mengeling van woede en humor en door de ontwapenende manier waarop hij tijdens besprekingen optrad. Hij was ook altijd bijzonder goed voorbereid. We lagen elkaar als persoon, maar dachten verschillend over ons werk als landschapsontwerper. We deelden dezelfde kennis en gingen allebei uit van de betekenis van het landschap, maar ik was veel meer de architect, de ontwerper van snelwegen en klaverbladen. Harry was aangeraakt door de ideeën van biologen en kenners van landschapssystemen, de ecologische kant. Ik wilde de automobilist het landschap laten beleven vanaf de snelweg, uitzicht bieden op stroomdalletjes en dergelijke. Harry wilde zo’n snelweg zoveel mogelijk verstoppen achter bosjes en singels. Ik vond hem dan ook niet echt een landschapsontwerper in artistiek-inhoudelijk opzicht, meer een conservator. Daarin was hij uniek en daarmee heeft hij de landschapsbouw ook behoorlijk diepgang gegeven. Tegelijkertijd stond hij daardoor ook een beetje alleen. Ik heb het nu nog wel eens als ik ergens door Drenthe rijd en ik zie zo’n stukje landschap vol met singels en bomen en bosjes, dat ik denk: oh ja, Harry. Veel te veel singels, veel te dicht. Nergens zicht op bijvoorbeeld een beek in het landschap.’

Vechten voor natuur is niet soft

Wat zegt de naam Harry de Vroome een jonge landschapsinrichter als Jantine Schinkelshoek eigenlijk nog? Zij werkt bij bureau Eelerwoude in Goor, dat een nevenvestiging heeft in Oosterwolde. Jantine ‘doet’ de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in Overijssel en behoud en reconstructie van beken. In Drenthe is ze bij een aantal projecten rond Smilde betrokken.
‘De naam Harry de Vroome viel niet in de opleiding. Pas in de praktijk hoorde ik hem voor het eerst. Ik denk dat hij snel in de vergetelheid is geraakt omdat hij zo praktisch was ingesteld. Theoretisch, in de vorm van boeken en andere publicaties, heeft hij weinig nagelaten. Maar hij had wel ‘leerlingen’ en wat is er nu mooier! Misschien is het uitdragen van ideeën op die manier wel effectiever dan het opschrijven in boeken. Wat ik nu van hem weet is dat het een voorvechter is geweest op het gebied van het verdedigen van bestaande waarden. Vechten voor de natuur is niet soft, je moet de kracht hebben om voor zwakkeren op te komen. Meedenken met de vooruitgang is gemakkelijker, bijvoorbeeld als het gaat om de aanleg van snelwegen. Mede dankzij de inspanningen van mensen als De Vroome hebben wij het tegenwoordig eenvoudiger bij natuurbehoud. Er is geld voor, er zijn regelingen voor bedacht, maar de strijd is nog niet helemaal gestreden. Bij het maken van landschapsontwikkelingsplannen maak ik nog altijd mee dat de landbouw steeds goed vertegenwoordigd is, maar dat de natuurmensen, die de steeds groter wordende belangen van de burgers verdedigen, vaak minder prominent bij planvorming hun stem laten gelden. Ik zie ook regionale verschillen hoe bij belangengroeperingen tegen veranderingen in het landschap aangekeken wordt. In landschappen waar nooit veel is veranderd en waar nu veranderingen plaatsvinden ten behoeve van het landschap wordt vaak door belanghebbenden op de rem getrapt. Op plaatsen waar het landschap al een snellere ontwikkeling heeft doorgemaakt heerst een andere mentaliteit. Bijvoorbeeld in Smilde; hier zetten agrariërs juist de verandering van het agrarische landschap in natuur in gang.’
Via een collega weet Jantine dat Harry de Vroome in de jaren zestig ook betrokken is geweest bij de ruilverkavelingen in Westerwolde. En dat dat een heel gevecht is geweest. Ze heeft er begrip voor, dat een van de laatste grote ruilverkavelingen in ons land juist in dit gebied heeft plaatsgevonden.
‘Als ik Westerwolde vergelijk met Twenthe in het midden van de vorige eeuw dan zie ik dat de Twentse boeren toen rijker waren en dat het alleen daarom al gemakkelijker was om daar de natuur te sparen. In Westerwolde heerste armoede en was de noodzaak van meer agrarische productie doorslaggevend. Een ruilverkaveling was indertijd eigenlijk logisch vanuit het oogpunt van overleven in plaats van uit het landschap. Voor mijn generatie heeft het woord ruilverkaveling een wat nare bijsmaak. Zeventig procent van mijn tijd gaat nu zitten in het herstel van beken die indertijd bij ruilverkavelingen zijn gekanaliseerd!’

Ruiten A: van beek naar kanaal naar beek

En met het onderwerp beekherstel komen we terecht in het Westerwolde van nu. Ook hier wordt gewerkt aan de hermeandering van de Ruiten A, die in de jaren vijftig en zestig grotendeels is gekanaliseerd. Wim Boetze van DLG heeft zijn collega’s zelfs de oude kaarten van toen weer laten opzoeken om aan de hand van de toen uitgevoerde kanaliseringsplannen de oude bedding van de beek te kunnen terugvinden!
Dit is het moment om een derde gesprekspartner te introduceren: Jan Loots, directeur van Geo-Informatie buro Geo Plus in Scheemda. Zijn werk ligt op het gebied van landmeten, hydrografie en geografische informatiesystemen en heeft dus weinig of niets met Westerwolde van doen. Maar zijn brede belangstelling op het gebied van landschap en natuur komt er wel uit voort! ‘Ik heb het oude landschap in Westerwolde nog gezien. En ik heb als jongen van een jaar of vijftien, zestien als assistent-landmeter in de ruilverkaveling Vlagtwedder Essen ook gezien hoe daar honderden oude eiken werden gerooid. Dat was voor mij de aanleiding om me heel intensief met natuur en landschap te gaan bemoeien. In het algemeen en natuurlijk met Westerwolde als speerpunt. In de volksmond zijn de ruilverkavelingen uit de jaren zestig en zeventig de schuldige van de vernieling van het landschap, maar als je oude kaarten van het kadaster vanaf 1830 en luchtfoto’s vanaf 1950 bestudeert en daar een analyse op loslaat dan kun je constateren dat er al vanaf 1850 veel is veranderd. Dat kwam onder andere door de uitvinding van het prikkeldraad in 1874, dat de houtwallen overbodig maakte. Het kwam door de groei van de bevolking met toenemende houtkap als gevolg. En het kwam door de uitvinding van de kunstmest, waardoor grotere oppervlakten landbouwgrond konden worden bewerkt en bosjes dus moesten wijken. Westerwolde maakt nog altijd een besloten indruk maar dat moet vroeger nog veel indrukwekkender zijn geweest. Hoeveel bos hier is geweest zullen we nooit weten. Westerwolde is maar een heel smalle strook zandgrond tussen Ter Apel en Oude Schans, het beekdal van de Ruiten A. Daarbuiten lag alleen maar onontgonnen hoogveen en heide. In 1830 is alleen het beekdal door het kadaster ingemeten. De rest had geen waarde, daar werd geen belasting op geheven.’
Jan Loots is nu vanuit verschillende bestuurlijke functies (LEADER, Instituut voor Natuurontwikkeling, Stichting Smeerling, boermarke Essen en Aa’s) nauw betrokken bij alle plannen om het landschap van Westerwolde zoveel mogelijk te herstellen. De hermeandering van de Ruiten A is daar een belangrijk onderdeel van, maar het gaat ook om het herleggen van oude kerkepaden en het terugbrengen van bosjes in het landschap. Het geld voor al die werkzaamheden moet komen uit potjes als het Herinrichtingsplan Westerwolde, de aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur, het aanwijzen van waterbergingsgebieden en de bevordering van recreatieve en toeristische waarden.

Ooievaar, zeearend en kraanvogel weer terug

‘Er is net begonnen met de hermeandering van de eerste tien kilometer van de Ruiten A tussen Wollinghuizen en Veele. Daarbij wordt de situatie rond 1950 als ijkpunt genomen want dan laat je de archeologische landschapselementen intact. Tegelijk wordt ook het waterpeil verhoogd, omdat het beekdal is aangewezen als waterbergingsgebied in natte perioden Zo wordt straks het hele beekdal weer gebruikt en komt ook het reliëf van het oude landschap weer in beeld. Dat zal heel verrassend zijn, want in 2D kunnen we alles tot op de meter nauwkeurig reconstrueren maar in 3D niet. De hoogteverschillen zijn vroeger niet uitgebreid opgemeten. Straks zullen er ook vanzelf weer broekbosjes komen. Ook de eerste houtwallen zijn hersteld. Op termijn verwacht ik hier de ooievaar terug. De zeearend is al meermalen waargenomen in Westerwolde evenals de kraanvogel. En ook de vogels van bossen en struwelen zullen terugkeren. We leven nu gelukkig in een tijd dat we het landschap weer gaan opbouwen, maar daar gaan wel een of twee generaties overheen voordat het echt zichtbaar wordt.’

Natuurwaarde van de koeienvlaai

In feite wordt dus nu ten koste van veel geld en moeite het landschap hersteld voor het behoud waarvan mensen als Harry de Vroome en zijn Groningse collega Arend Veenstra zich in de zestiger en zeventiger jaren sterk hebben gemaakt. Is de tijdgeest veranderd, is er sprake van nieuwe inzichten, liggen de prioriteiten anders, is de invloed van de boeren op het landschap afgenomen? Het zal allemaal wel een rol spelen, al heeft Jan Loots met name op het laatste punt nog wel een opmerking. ‘Westerwolde is door boeren gemaakt, evenals de rest van Nederland. Het boerenbestaan heeft altijd invloed gehad op het landschap. Op dit moment houden de boeren hun koeien meer en meer op stal. Dat heeft tot gevolg dat de beekdalen verbossen. In Slovenië kun je dat al heel goed zien. Daarmee verdwijnt ook de koeienvlaai uit de natuur en je zult er van staan te kijken hoeveel natuurwaarde die heeft! En zwaluwen en vleermuizen worden uit de stallen verdreven met het oog op mogelijke ziekten…’
Ook een afnemende maar tegelijkertijd industrialiserende boerenstand heeft dus invloed op het landschap.

Belang van beekherstel

Wim Boetze stelt het glimlachend vast: zijn DLG heeft in de jaren vijftig en zestig de Ruiten A gekanaliseerd en is nu in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur bezig om samen met collega’s ecologen en hydrologen vijfentwintig kilometer beek tussen Ter Apel en Bellingwolde te herstellen. En gebruikt daarbij dezelfde tekeningen om oude structuren weer aan te brengen. ‘Nederlanders waren altijd geweldige ontginners. Denk aan Leeghwater, denk aan de compagnieontginningen van de veengebieden. Wij ontwierpen enorme ontginningssystemen. Dat kenden de Duitsers bijvoorbeeld niet en dat zie je in het verschil in landschap vlak over de grens. Later kwamen daar ook nog eens slimme machines bij waarmee je een landschap heel snel kunt nivelleren. Vandaag de dag realiseren we ons ook het archeologisch belang van oude waterlopen. Daar liggen hele nederzettingen verborgen onder de grond.’
Jantine Schinkelshoek voegt nog een interessante optie toe aan het begrip hermeandering.
‘In Almelo kwamen ooit wel vier beken samen. Die oude situatie viel dus nooit meer te herstellen. Toen we daar met het herstel van de oude bekenlopen bezig waren hebben we een nieuwe omleiding om de stad heen gelegd omdat we ons realiseerden dat het herstel van de ecologische verbindingszone die zo’n bekenstelsel eigenlijk belangrijker is dan het herstel van de historische loop. Zo haal je wel de meeste potentie uit je beeksysteem. Daar komt bij dat voor herstel van een ecologische verbindingszone wel Europees geld beschikbaar is en voor andere onderdelen van beekherstel niet. Je kunt ook niet alles meer herstellen, daar moet je reëel in zijn. Ik heb in Westerwolde op de fiets het Ruiten A-traject gevolgd. Een leuk recreatielandschap voor de liefhebber. Net als in Almelo zou in Westerwolde ook kunnen spelen: de keus tussen ‘zo zag het er ooit uit’ en ‘zo werkte het ooit’.
Jan Loots kan een heel eind meegaan in deze gedachtegang: ‘ Als in de loop van Ruiten A straks bij de hermeandering een stuk ontbreekt dan kan ik me voorstellen dat je omwille van het systeem, omwille van de natuurwaarde, een nieuw stuk zou aanleggen. Daar zou ik niet tegen zijn.’
Als het zo ver komt moet Wim Boetze de oude tekeningen van zijn dienst er nog maar eens bij pakken!

Trefwoorden