Als de koeien in de wei liepen, was het problematisch om een tochtige koe voor de inseminator op stal te krijgen. Boeren in Tynaarlo hebben daar iets op gevonden: ze creëerden afwerkplekken.

Vroeger hielden de boeren in de Drentse dorpen meestal gezamenlijk één goeie dekstier die de dankbare taak had om alle tochtige koeien van het dorp te bevruchten. Door regelmatig een nieuwe stier te nemen, zorgde men voor vers bloed. Pas in de jaren dertig begonnen enkele Nederlandse dierenartsen kunstmatige inseminatie (KI) bij runderen toe te passen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de KI zich met name in de Drentse zandstreken explosief ontwikkeld. Dit had vooral te maken met het feit dat de gemeenschappelijke fokstier van een dorp soms honderden koeien per jaar volgens de ‘natuurlijke weg’ moest bevruchten. Het nadelige effect van deze vorm van stierenhouderij was het verspreiden en in stand houden van ‘dekinfecties’: geslachtsziekten dus! De bevruchtingsresultaten gingen hierdoor met sprongen achteruit. Men beschouwde de KI als het aangewezen middel om uit deze moeilijkheden te komen. Met de opkomst van de KI werd de stier gedegradeerd tot zaaddonor. Het echte werk werd overgenomen door een inseminator.
Tynaarlo heeft een groot dorpsgebied. Als de koeien in de wei liepen, was het problematisch om een tochtige koe voor de inseminator op stal te krijgen. De boeren, verenigd in de boermarke van Tynaarlo, hebben daar iets op gevonden. Ze creëerden ‘afwerkplekken’. Men zette de tochtige koe voor de inseminator klaar in een speciaal daarvoor gebouwd hokje. Hierin konden meerdere koeien, eventueel van verschillende eigenaren, naast elkaar gezet worden. Vanzelfsprekend met het achterwerk naar achteren. De ‘KI-kaart’ werd in een kaartenhouder klaargelegd. Alle hokjes waren goed bereikbaar en hadden een eigen nummer, zodat de inseminator zijn bevruchtende werkzaamheden zo efficiënt mogelijk kon uitvoeren.
Met de komst van de moderne loopstallen verloren de KI-hokjes hun functie. Momenteel staan bij Tynaarlo nog vier van de oorspronkelijk vijftien hokjes herkenbaar aan de kant van de weg. De golfplaten verbruinen en het houten binnenwerk vermolmt. Dit verweringsproces lijkt de positie van de hokjes in het omringende cultuurlandschap alleen nog maar te verstevigen.