Middag en Humsterland: vreemde namen voor wie ze voor het eerst op de kaart ziet staan. De gebieden vallen respectievelijk onder de gemeenten Winsum en Zuidhorn. Vroeger waren het twee eilanden in de Waddenzee. Dat was in de tijd van ver vóór de dijken, toen een groot deel van het huidige Groningse ommeland met grote regelmaat onder water stond en de vroege bewoners wierden opwierpen om droge voeten te houden.
De bewoningsgeschiedenis begon ruim 2500 jaar geleden toen de eerste kwelders droogvielen. Die geschiedenis is hier en daar nog steeds gaaf terug te vinden, bijvoorbeeld in de ligging van de vroegere geulen die nu de hoofdwatergangen vormen met daartussen de gegraven sloten die de karakteristieke onregelmatige blokverkaveling deden ontstaan. Ook de dijken, wierden, boerenerven en het microreliëf in het land zijn kenmerkende elementen die laten zien hoe de mens dit gebied ooit op het water veroverde. De oudste wierdenreeks, tussen Oostum en Saaksum, markeert de voormalige kustlijn.
Al met al is Middag-Humsterland één van de oudste en best bewaarde cultuurlandschappen van ons land. Elders langs het uitgestrekte kustgebied van de wadden zijn gelijksoortige landschappen minder goed ontwikkeld of door grootschalige ingrepen vrijwel verdwenen.
Kaartbeeld
Het gebied ligt gevangen tussen het Van Starckenborghkanaal en het Reitdiep en waaiert via de lijn Aalsum-Kommerzijl uit naar het Kommerzijlsterriet. Op het kaartbeeld, dat voor liefhebbers om te smullen is, barst het van de kleine en onregelmatige kaveltjes, kronkelende sloten en wierden. De wierden zijn deels onbewoond, deels bebouwd. Soms staat er slechts een enkele woning op (dit zijn de zogeheten huiswierden). Andere dragen gehuchten of dorpen met kenmerkende namen als Beswerd, Kenwerd, Feerwerd, Garnwerd of Selwerd.
Niehove en Oldehove zijn inmiddels voor velen bekende pleisterplaatsen in het gebied geworden, terwijl Aalsum, Englum en Fransum restanten vormen van ooit ruimer bewoonde plaatsen. Ook de borgen, zoals de Piloersmaborg die in de luwte van Den Ham ligt, en de Allersmaborg aan het Reitdiep, duiden op een rijk verleden; eeuwenlang hebben zich hier stoere, romantische én kunstzinnige levens afgespeeld.
Beschermingsplan
Ben Westerink is hoogleraar Farmacie aan de RuG en was gedurende vele jaren bestuurslid van de Milieufederatie Groningen. In die laatste hoedanigheid is hij lid van de gebiedscommissie die is opgericht om met meerdere partijen de inrichting van Middag-Humsterland tot uitvoer te brengen.
Westerink schetst de ontwikkelingen in Middag-Humsterland uit de afgelopen decennia. ‘Door de toenemende mechanisering van de landbouw holden de cultuurhistorische en landschappelijke waarden achteruit; tussen 1985 en 1990 werden bijvoorbeeld heel veel sloten gedempt. Naar aanleiding van bezwaarprocedures van de Milieufederatie werd door een wijze staatsraad bij de Raad van State voorgesteld dat alle belanghebbenden met elkaar om de tafel zouden gaan zitten om samen plannen uit te werken.’
In het beschermingsplan van de provincie, het Casco-plus model, werd gezocht naar een evenwicht tussen de belangen van de grootschaliger landbouw en het behoud van de karakteristieke elementen in het gebied. Voor een invulling van die waarden schreef de Milieufederatie Groningen de nota Streefbeeld Middag-Humsterland. Daarin werden ook voorzieningen voorgesteld voor landschapstoerisme, zoals wandel- en fietspaden.
Inmiddels was er ook in landelijke kringen van archeologen belangstelling voor Middag-Humsterland. Voorgesteld werd om het gebied voor te dragen als Unesco-werelderfgoedgebied. Hoe het daarmee zal aflopen is nog steeds niet duidelijk.
In 1998 werd het zogeheten Gebiedsconvenant een feit, onder het bezielende bestuur van de toenmalige gedeputeerden Gerard Beukema en Jaap van Dijk, en de vroegere burgemeester van Winsum, Dees. ’Bestuurders van provincie, gemeenten, waterschap Noorderzijlvest, NLTO, de Milieufederatie Groningen en de verschillende Dorpsbelangen hebben gezamenlijk dit convenant tot stand gebracht. Een unicum en voor het beschermen van dit kwetsbare landschap een belangrijke mijlpaal’, zegt Westerink.
Nationaal Landschap
Nog een wapenfeit in de bescherming van Middag-Humsterland is de in 2006 tot stand gekomen status van Nationaal Landschap. ‘Daarmee staat Middag-Humsterland landelijk definitief op de kaart. Vooral in kringen van archeologen gaat men steeds meer de grote waarde van dit gebied inzien. Maar de provincie heeft tot nu toe niet veel gedaan met de aanduiding Nationaal Landschap. Het brengt complicaties voor de landbouw met zich mee en daarom moet CDA-voorman en gedeputeerde Bleker goed op zijn tellen passen’, aldus Westerink.
Hij betoogt hoe belangrijk het is dat men, ondanks de driewerf bescherming, in de gebiedscommissie afspraken kan maken en zich daar ook aan houdt. ‘Want de landbouw houdt behoorlijk de druk op de ketel. Zonder het convenant zouden beslist onomkeerbare ingrepen in het cultuurhistorische landschap hebben plaatsgevonden. Kijk naar het buurgebied: binnen de ruilverkaveling Sauwerd laat men nu het restant van het Munnikepad bij Adorp verdwijnen, een schandalige ingreep in een oeroude weg die uit de achtste eeuw dateert.’
Spanningsveld blijft
Ondanks het behoud van veel landschappelijke kernelementen, allerlei herstelwerkzaamheden aan wierden en dijken, het binnen de grenzen oprekken van de agrarische structuur en de aanleg van diverse fiets- en wandelpaden, blijft er spanning bestaan tussen de behoefte van de landbouw aan schaalvergroting en de wens tot behoud van kleinschalige karakteristieken. Daarom ligt er nu vers van de pers een tweede Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Middag-Humsterland, voor de periode 2007-2013. Daarin wordt ‘meer verlies van kleinschaligheid geconstateerd door demping van sloten’.
Ook lid van de gebiedscommissie is boer en waterschapsbestuurder Johannes Lindenbergh. Hij onderkent het spanningsveld tussen de boerenbelangen, landschappelijke kwaliteiten én de noodzaak van voldoende waterbergend vermogen. ‘Met het grootschaliger worden van de landbouw komt er langzamerhand een verandering van karakter van het gebied. Dat houden we niet tegen, want, op een enkeling na, kunnen boeren niet anders dan produceren voor de wereldmarkt om hun brood te verdienen. Dus voltrekt zich in Middag-Humsterland hetzelfde proces als elders. De perceelsgrootte is hier al kleiner dan elders, hoe houd je dat vol? En dan worden er inderdaad elk jaar weer enkele sloten gedempt, terwijl het waterschap voorschrijft dat er niet mag worden getornd aan het waterbergend vermogen. Ter compensatie worden andere slotenbreder gemaakt. Maar daarmee verandert het landschap wel’, zegt Lindenbergh.
Vrij te dempen sloten
Westerink: ‘Sloten worden als de “spil” van het nieuwe inrichtingsplan beschouwd; zij geven de landschappelijke structuur aan. In het convenant is al afgesproken dat we onderscheid maken tussen sloten die zeer kenmerkend zijn en behouden moeten blijven, sloten die te compenseren zijn door nieuwe sloten, en “vrij te dempen sloten”. Nu blijkt juist die laatste categorie de zwakste te zijn. Als die sloten inderdaad allemaal verdwijnen, gaat daarmee toch een deel van de zo kenmerkende kleinschaligheid van de verkaveling verloren. Het is noodzakelijk dat gemeenten deze sloten in hun bestemmingsplannen opnemen voor de juiste planologische bescherming.’
Lindenbergh: ‘We moeten zuinig zijn op de structuren in het landschap, maar kunnen “vrij te dempen sloten” nu wel of niet gedempt worden? We zitten in een tussenfase; als het tempo van het verdwijnen van sloten te hoog gevonden wordt, dan moeten we weer met elkaar om de tafel gaan zitten. Dan moeten we voor elke sloot in de afweging meenemen hoe een bedrijf ervoor staat.’
Ook Westerink ziet veel in het samen naar oplossingen zoeken: ‘Boeren zoeken van nature hun grenzen op. Misschien kan er uiteindelijk een beheersvergoeding van de provincie tegenover staan als een boer ‘vrij te dempen’ sloten intact laat. Er worden immers voor allerlei doeleinden subsidies aan boeren verstrekt. Het zou wijs zijn als dat ook voor het in stand houden van sloten zou gebeuren, als een soort ‘blauwe dienst’. Daar komt bij: als je als overheid draagvlak wilt creëren voor landschapsbeleving door subsidie te geven voor fietspaden, moet je consequent zijn en ook subsidie voor slotenbehoud geven. Bovendien hebben we het hier over een gebied met een heel duidelijke voorbeeldfunctie én een status als Nationaal Landschap, daar mag toch wel iets tegenover staan.’ Lindenbergh daarentegen ziet alles regelen met subsidies niet als de juiste weg: ‘Het voelt niet goed om subsidieboer te zijn; liever kijken wij waar je de nieuwe grenzen legt. We kunnen niet steeds blijven kijken hoe het landschap er twintig jaar geleden uit zag.’