Ik houd een goed gesoigneerde veertiger aan en vraag plompverloren of hij mij de weg naar de Zweedse kornoelje kan wijzen. Hij kijkt mij verbijsterd aan.

Met rustige pedaalslag fiets ik Zeijen binnen. Al is het een doordeweekse dag, toch verkeert het dorp in zondagsrust. De brink met zijn eiken ligt er in volle glorie bij. In het Brinkenboek uit 1981, waarin de Drentse brinken uitgebreid en zeer kritisch worden beschreven, krijgt dit exemplaar een hoge waardering. Ik houd een goed gesoigneerde veertiger aan en vraag plompverloren of hij mij de weg naar de Zweedse kornoelje kan wijzen. Hij kijkt mij verbijsterd aan.
Een gek op een fiets, hoor ik hem denken.
Import, denk ik.
Ik had hem even goed naar het derde geheim van Fatima of naar de chemische formule van Berlijns blauw kunnen vragen.
De man heeft geen flauw idee wat Zweedse kornoelje is. Knäckebröd? Een koekje? Hij weet niet waarom zijn nieuwe woonplaats bij plantenliefhebbers een klinkende naam heeft. Ach zo, een bloemetje! Daarop verwijst hij me naar de kweker aan de overkant van de weg die alles van planten weet.
Even later loop ik met een vriendelijke man op klompen door zijn voortuin. Hij duwt een paar struiken opzij en laat mij de fraaie bloemen van de kornoelje zien, zwarte hartjes gevat binnen lichtgroene kroonbladeren. Alleen is deze gekweekte soort vele malen groter dan zijn wilde neef. Natuurlijk weet hij heel goed dat deze uiterst zeldzame neef momenteel in bloei staat in de Zeijer Strubben (bos van eikenhakhout). Maar hij is niet van plan mij te vertellen waar ik precies moet zoeken. Misschien denkt hij wel dat ik een fanatieke tuingek ben die een schepje en een emmertje in zijn rugzak verborgen houdt.
Eerlijk gezegd ben ik hier eerder geweest. Jaren geleden trok ik al eens het strubbenbos binnen, met speciale belangstelling voor open plekken, op de grens van bos en hei. De Zweedse kornoelje houdt namelijk van koele, vochtige omstandigheden, met niet te veel zonlicht.
Gelukkig kwam ik toen een wandelaar tegen die begrip had voor mijn probleem. Hij bracht mij naar een open plek en wees naar de fraaie witte bloemen van de… zevenster. Hij kende deze vindplaats al sinds zijn jeugd; een oom had hem eens op het unieke plantje gewezen. Toen ik zei dat de kornoelje een zwart hartje had, gaf hij mij meteen gelijk: zo stond het plantje immers op de vlag van (de oude gemeente) Vries afgebeeld!
Hoofdschuddend verliet hij het bos.
Na zijn vertrek bleef ik nog wat rondkijken en ziedaar, die oom was beslist geen praatjesmaker geweest: her en der verspreid zag ik zwarte hartjes en om de steel gedraaide, tegenover elkaar staande bladeren – de kornoelje leek wel een groen spiraaltje dat zich tussen het gras omhoog worstelde.
Vries duidde zich vroeger graag aan als het ‘land van de Zweedse kornoelje’. ‘De kornoelje komt hier al voor sinds de ijstijden en heeft generaties zien komen en gaan’, luidde de tekst in het gemeenteboek. Nee, dus. De grote botanicus Victor Westhoff maakte in zijn vermaarde Wilde planten al korte metten met de ijstijdtheorie. Trekvogels zorgen ervoor dat het zaad in de bessen over honderden kilometers van Scandinavië naar Nederland wordt vervoerd.
Een paar jaar geleden, toen ik in Zweeds-Lapland het spoor volgde van een andere grote botanicus, Carl Linnaeus, doken op de toendra de namen Vries en Zeijen opeens in mijn gedachten op. Want naast allerlei orchideeën en soorten steenbreek, wemelde het daar van de zwarte hartjes van de kornoelje.
Zonder veel hoop dwaal ik door het hakhout. Waar was die open plek ook alweer? Zelfs in dit bosje van niks heb je een gids nodig. Maar het lot is mij gunstig gezind. Aan de rand van het bos, bij de es, valt het zonlicht door het bladerendek. Kijk, ze staan er weer, de gasten uit Zweden, als verdwaald in het gras. Al reikt de historie van de kornoelje dan niet terug tot de ijstijd, en heeft zij geen rendierjagers en hunebedbouwers voorbij zien komen, toch is de aanwezigheid van dit plantje op deze plek net zo spectaculair als het zien van een witte raaf of de vondst van een meteoriet.

Trefwoorden