Wit waren hun ideeën. Want wit is de kleur van onschuld en geweldloosheid. De Provo’s lanceerden veertig jaar geleden vanuit deze gedachte tal van witte plannen. Lees het Provo-vademecum Het witte gevaar van medeoprichter Roel van Duyn er maar op na.
Om te beginnen was daar natuurlijk het witte-fietsenplan: overal in Amsterdam en elders rijwielen zonder sloten als dé oplossing voor alle verkeersproblemen. Minder bekend maar even provocerend waren het witte-woningenplan – iedereen mag een leegstaand huis betrekken – en het witte-kinderenplan: groepen van ouderparen die bij toerbeurt één werkdag per week op elkaar’s kinderen passen.
De Provo’s mochten ook graag ‘witte geruchten’ verspreiden als ‘bijdrage tot morele paniek in het land’. Dat lukte aardig. In het Drentse Peize bijvoorbeeld ontstond op enig moment flinke onrust toen duidelijk werd dat Roel van Duyn in een plaatselijk café het woord zou voeren. Het betrof een lezing op uitnodiging van de toen nog jonge Arend Luinge en een collega-bestuurder van de plattelandsjongeren.
Luinge, nu 66 jaar, kan er nog smakelijk om lachen. En over vertellen. Hoe hij Van Duyn in diens Amsterdamse ‘herenhuis’ uitnodigde. Hoe zeer hem vervolgens van veel kanten, soms ‘dreigend’ zelfs, werd afgeraden die werkschuwe Provo naar Peize te halen. En hoe Van Duyn aan de bar in het café werd ‘belaagd’ waarna hij de nacht betrekkelijk ‘veilig’ doorbracht in het huis van de dominee.
We treffen Luinge, vrouw Marleen (52) en zoon Lothar (17) in hun huis op vijf hectare grond, aan het einde van de verder onbewoonde en na anderhalf kilometer doodlopende Hamersweg in het uiterste noorden van Drenthe. Bereikbaar via het wegdorp Peizermade, over een kronkelende landweg met essen aan weerszijden. De plek is om meerdere redenen bijzonder. Om te beginnen vanwege het gemaaltje naast Luinge’s woonhuis: een sober gebouwtje van het Waterschap Noorderzijlvest langs het Peizerdiep, dat het karakteristieke 1800 hectare grote klei-op-veen-poldertje Peizer- en Eeldermaden in natte tijden droog houdt en in droge tijden van water voorziet. Het gemaaltje heeft een indrukwekkende dieselmotor, een Kelvin van Schotse makelij. Deze werd in 1975 met een capaciteit van 200 kuub water per minuut de opvolger van een vaderlandse Stork-machine. Nog maar weinig gemalen in ons land werken op dieselmotoren; de meeste draaien tegenwoordig elektrisch.
Luinge is weliswaar gepensioneerd maar zijn voormalige werkgever, het waterschap, vroeg hem het gemaaltje te blijven bedienen en onderhouden. Hij woont er immers pal naast. Luinge is 1400 à 1500 uren per jaar in touw voor het gemaal. Heel plichtsgetrouw, al sinds hij dertig jaar geleden na een korte carrière als boer te Peize voor het waterschap koos. Uit liefde voor het water.
Slechts enkele keren heeft hij verzaakt. Jaren geleden versliep hij zich eens na een avondje uitgaan. Terwijl het gemaal die ochtend wel moest draaien. Stond de hele zaak in de polder meteen blank. Ook vergat hij eens de dieselmotor en dus de pomp van het gemaal bijtijds uit te zetten. Met als gevolg dat alles zo’n beetje droogviel.
Zorgen over voldoende brandstof heeft hij niet, ook al zijn de chauffeurs van de tankauto’s genoodzaakt anderhalve kilometer achteruit te rijden. Heen of terug. Bij het gemaal noch op de Hamersweg kan worden gekeerd.
De locatie is verder bijzonder door de landschappelijke schoonheid, hoe zeer ook de Drentse omgeving vrijwel direct grenst aan de rommelige rafelranden van de uitdijende stad Groningen. Een groter contrast is bijna niet mogelijk. Vanuit de keuken zien Arend, Marleen en Lothar over het Peizerdiep niets dan open natuurgebied met aan de einder, vele kilometers weg, het Leekstermeer. Vanuit de woonkamer echter lijken rijksweg A7, de zuiveringsbassins (vloeivelden) en enorme silo’s van de CSM Suikerfabriek, het gebouw van de Gasunie en Groningse nieuwbouwwijken wel erg dichtbij.
Het gezin voelt de ‘hete adem van Groningen’ bijna letterlijk ‘in de nek’. ‘Heel bedreven’ zijn Arend en Marleen in het schrijven van bezwaarschriften, ‘alert’ als ze zijn op mogelijk weer zo’n ‘excentrisch’ plan van de nabij gelegen hoofdstad van de buurprovincie. Excentrische plannen? Ja. Want de Martinitoren ligt van alle kanten bekeken midden in de stad. Behalve aan de kant van Peizermade. En dat steekt die Groningers.
Luinge’s strijd tegen de stad is niet van vandaag of gisteren. Dertig jaar geleden al was hij een van de actievoerders die zich verzetten tegen de inlijving van de Kop van Drenthe bij de provincie Groningen en de bouw van een stadswijk in de Peizer- en Eeldermaden. Luinge c.s. wonnen deze ‘slag om Drenthe’ ruimschoots. De lokale bevolking stemde tijdens een referendum massaal voor het behoud van hun Kop van Drenthe. Groningen en de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, De Gaay Fortmann, bonden in.
De toenmalige gemeente Peize, nu onderdeel van de gemeente Noordenveld, kende Luinge ook vele jaren als lid van Gemeentebelangen. Eerst als raadslid en later als wethouder. In 1986 stapte Luinge uit de politiek. Een lintje hoefde hij niet. Zo uitzonderlijk vond hij zijn politieke loopbaan nu ook weer niet.
Duidt dat op teleurstelling? Is Luinge uitgeblust? Allerminst. Alleen al zijn pretogen duiden op het tegendeel. Toegegeven, met de koers van het huidige rechtse Gemeentebelangen, de grootste partij in Noordenveld, heeft hij niet veel op. De bediener van het Hamersweg-gemaal zit echter niet stil. Hij kan zich nog aardig druk maken over bepaalde zaken. En dan hebben we het niet alleen over Groningen met zijn licht- en lawaaioverlast van de A7.
Neem de plannen om van de Peizer- en Eeldermaden en enkele aangrenzende polders een waterbergingsgebied te maken, vanwege de toegenomen kans op wateroverlast door veranderingen in het klimaat. Luinge ziet weinig in die vernatting. Waterstaatkundig overbodig en dus een onnodige aantasting van het huidige landschap, meent hij. Eén voordeel is er wel. De stad Groningen kan het dan wel schudden. Want waar blauw (water) heerst is geen plaats meer voor rood (bebouwing).
Gevolgen voor de eigen situatie hebben die waterplannen niet of nauwelijks. Dat wil zeggen: Luinge sluit niet uit dat ‘zijn’ gemaal tegen die tijd elektrisch wordt. Waarmee het mogelijk wordt om de pompen, net als die in veel andere gemalen, centraal en automatisch vanuit het Waterschapsgebouw in de stad Groningen centraal te bedienen. Dan komt voor hem veel werk te vervallen.
Met of zonder maalwerk: de Luinge’s verwachten nog jaren op hun afgelegen, doodlopende plek te blijven wonen. De nadelen wegen in de verste verte niet op tegen de voordelen. De krant niet aan huis bezorgd? Daar valt mee te leven. Geen vuilnisauto aan de deur? Lastig, maar overkomelijk. Geen riolering? Zo’n sceptic tank werkt prima. Communicatie vormt evenmin een probleem. Ook huize Luinge kent de genoegens van ADSL.
Afgelegen wonen geeft vrijheid, vinden ze. Voor een botanische mislukking in de moestuin hoef je je niet te schamen – niemand die het opvalt. Net zo min als er veel commentaar is te verwachten op de diervriendelijke manier waarop de Luinge’s, heel zelfvoorzienend, hun schapen, koeien en ‘kuierkippen’ houden. En de gordijnen hoeven nooit dicht, in deze witte enclave onder de rook van Groningen.