Toen de verkiezingen in november 2006 wat behoudend uitvielen, kopten kranten dat het provincialisme zegevierde. Veel stedelingen denken dat op het platteland de tijd stilstaat. Was dat maar zo: de natuurwaarden snellen achteruit en de mens beleeft aan het landschap steeds minder plezier. Beleidsmakers hebben met de nodige begripsverwarring het zicht op de problemen vertroebeld. Tegen de teloorgang van het landschap bevelen ze het medicijn ‘natuur’ aan. Maar met fraaie natuurgebieden hebben we nog lang geen mooi landschap.
Op school leerde ik dat natuur vanzelf ontstaat, terwijl cultuurland door mensen is gemaakt. Tegenwoordig passen die begrippen niet meer: ook natuur wordt vaak door mensenhand gevormd. Burgers die het over natuur hebben, bedoelen meestal ‘groen’, misschien een natuurt…
Toen de verkiezingen in november 2006 wat behoudend uitvielen, kopten kranten dat het provincialisme zegevierde. Veel stedelingen denken dat op het platteland de tijd stilstaat. Was dat maar zo: de natuurwaarden snellen achteruit en de mens beleeft aan het landschap steeds minder plezier. Beleidsmakers hebben met de nodige begripsverwarring het zicht op de problemen vertroebeld. Tegen de teloorgang van het landschap bevelen ze het medicijn ‘natuur’ aan. Maar met fraaie natuurgebieden hebben we nog lang geen mooi landschap.
Op school leerde ik dat natuur vanzelf ontstaat, terwijl cultuurland door mensen is gemaakt. Tegenwoordig passen die begrippen niet meer: ook natuur wordt vaak door mensenhand gevormd. Burgers die het over natuur hebben, bedoelen meestal ‘groen’, misschien een natuurterrein, maar het kan ook over boerenland gaan of over een park. Biologen en beleidsmakers denken bij ‘natuur’ aan reservaten waar het vooral gaat om de biodiversiteit. Landschap is een veel breder begrip. Het ministerie van LNV stelt: ‘Landschap is als het huis van de samenleving’. We wonen er verwerven inkomen en verplaatsen ons. Maar in dat huis spelen ook natuurwaarden een rol. Zo wordt de begripsverwarring almaar groter.
De wilde planten en dieren zijn in het landschap de toevallige resultante van andere bezigheden; tussen de struiken van een erfafscheiding verstoppen fazanten zich, in een sloot die nodig is voor de afwatering, bloeien zwanenbloemen. Maar met de modernisering van het landbouwbeleid, de hoge bevolkingsdruk en toegenomen welvaart, hebben we steeds minder plaats overgehouden voor wilde planten en dieren. Groene elementen in het landschap hebben vaak geen nut meer. Bomen verdwijnen omdat ze in de weg staan voor de landbouwmachines, gemeenten verkiezen drainagebuizen boven sloten omdat het onderhoud dan goedkoper is, en weides worden volgebouwd met bedrijfsdozen, rotondes en nieuwbouwwijken.
Kleinschalig
En nu blijkt uit onderzoek van LNV dat het publiek juist die teloorgegane bomenrijen, de sloten die een akker onderbreken en de kronkelige weggetjes, zo waardeert. Mensen willen groen en kleinschaligheid, en hoe sterker het historische karakter en authenticiteit van het landschap naar voren komen, des te beter. Met het nieuwe landschap hebben ze niet zoveel binding meer. In de beeldspraak van LNV is het alsof we zijn verhuisd van een eigen woning naar een huurflat. Dat strakkere moderne huis bevalt de natuurliefhebbers evenmin: zij missen de groene verbindingen waardoor de wilde dieren van het ene naar het andere natuurgebied kunnen trekken.
Verder blijkt het ook economisch van grote waarde om weer een ouderwets landschap te maken met veel groen erin. Mensen trekken er vaker op uit en worden gezonder; de horeca ziet de omzet stijgen, er worden meer fietsen verkocht en de waarde van huizen stijgt. De winst van een mooi landschap is onlangs becijferd op 18 miljard euro.
Het door burgers, natuurliefhebbers en (horeca)ondernemers gewenste groene landschap ontstaat anno 2007 helaas niet meer vanzelf. De grootschalige voedselproductie en de andere functies zijn misschien wel in te passen in een kunstmatig groener landschap, maar dat vereist regie en een plan.
Tweespalt
Waarom laten burgers toe dat het gewaardeerde landschap onder onze handen verdwijnt? Britten bijvoorbeeld koesteren hun buitengebied. Die verbondenheid is iets om jaloers op te zijn.
Een belangrijk verschil zit denk ik in de aanpak van de naoorlogse landbouw. ‘Nooit meer honger’ was het adagium waarmee het ministerie destijds op straffe manier leiding gaf aan die operatie. Voedsel moest goedkoop zijn, zodat de lonen in de industrie laag konden blijven. In Nederland was toen geen oog voor de gevolgen van die rationalisatie op het landschap. Zo is het buitengebied lelijker en lelijker geworden.
De maatschappelijke aversie tegen de boeren is verder toegenomen door het gebruik van mest en gif dat in de jaren zeventig opkwam. Het was uiteindelijk de Europese Unie die Nederland dwong serieus werk te maken van een schonere landbouw. Maar dat gebeurde laat en slecht, en daarmee werd het wantrouwen naar de grondbeheerders verder gevoed.
Het tegengif tegen het maatschappelijke onbehagen heet: natuur. Het landschap is echter ook dáárvan het slachtoffer geworden. Want met uitsluitend natuurreservaten keert het landschap dat voor burgers interessant is, niet terug. Daarvoor zijn ook koeien en akkers met graan, oude huizen en kronkels in de weg nodig. De Britten hebben nog volop kronkelweggetjes. De boeren en landlords hebben daar de ambitie om heggen en poelen te onderhouden – en ze krijgen er geld en publieke waardering voor.
Boerennatuur
Voor mijn boek Op het land (Atlas 2006) sprak ik boeren die natuur op hun bedrijf nadrukkelijker een rol zijn gaan geven. Er is veel moed voor nodig om die knop om te zetten: je collega’s verklaren je voor gek en vaak is het bovendien een hoop soesa om voor de ‘natuurdiensten’ een beetje subsidie binnen te halen, terwijl het wel ten koste gaat van omzet. Toch hoorde ik positieve verhalen: een zwanenbloem of grutto brengt enthousiaste burgers op de boerderij. Die publieke waardering blijkt voor boeren belangrijk.
Het is dan ook een domper dat wetenschappers in evaluaties benadrukken dat boerennatuur mislukt is. Zij hebben het echter alleen over de biodiversiteit. Ze gaan eraan voorbij dat het platteland er wel degelijk van opknapt als de boeren landschapselementen koesteren: algemenere soorten profiteren, de landerijen zien er gevarieerder uit en komen meer tegemoet aan wat mensen van het platteland verwachten. Natuurzorg door boeren is voor de beleving van het publiek wél van betekenis.
Naast die negatieve evaluaties en aanhoudende vijandigheid is er een nieuwe factor die natuurboeren ontmoedigt: de voedselprijzen stijgen. De natuursubsidies steken nu nog kariger af. Ik vrees dan ook dat veel boeren hun natuurprojecten stopzetten. Onze omgeving zal nog lelijker worden als we niets doen.
Geprivatiseerd
Buiten kijf staat dat de zorg over de natuurwaarden terecht is. Vanaf de jaren zestig kregen de grote terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de provinciale landschappen) subsidie van het rijk om natuurreservaten te kopen en beheren. Daarmee werden zij bevoordeeld ten opzichte van particuliere grondbezitters, en daarom kan tegenwoordig iedereen natuursubsidie krijgen – een soort privatisering van het natuurbeleid. Maar waar terreinbeherende organisaties worden gedreven door idealen, moeten de meeste particuliere grondeigenaren rendement halen. Boeren verbouwen graan, landgoedeigenaren verkopen bomen en projectontwikkelaars bouwen nieuwe huizen. Natuurzorg en eigenbelang lopen door elkaar.
In reactie daarop hebben rijksambtenaren gedetailleerd beschreven wat de grondeigenaar voor de natuur moet doen en welk resultaat daaruit moet komen voordat de subsidie wordt uitbetaald. Dat systeem voor natuurzorg, dat sinds 2000 geldt, heet Programma Beheer. Bloemen en vogels zijn met Zwitserse precisie in pakketjes gestopt: voor bont hooiland krijg je 1103 euro per hectare als er ten minste vijftien akkerkruiden staan.
De hamvraag is natuurlijk of het werkt. Uit de evaluatie van het Milieu- en Natuurplanbureau (mei 2007) rijst het beeld van boeren en natuurorganisaties die druk bezig zijn met heen en weer schuiven van ‘subsidiepakketten’, op zoek naar de mix die de hoogste subsidie oplevert. De ecologische resultaten van het natuurbeheer vielen de onderzoekers – op zijn Gronings gezegd – niet mee. De natuurgebieden liggen niet altijd op de plaatsen waar natuur het meest kansrijk is en bovendien stromen er vanuit omliggende terreinen meststoffen, uitlaatgassen en ander ongerief de gekoesterde terreinen in.
Ook de Rekenkamer (juni 2007) stelt glashelder dat het rijksbeleid ten aanzien van natuur niet oplevert wat het moet opleveren: namelijk voldoende natuur. Het meeste water sijpelt al weg bij de kraan: van de jaarlijkse pot met 1 miljard euro voor natuur, gaat een derde verloren aan het verdelen van het geld. Het maken en controleren van regels vergt veel energie, maar erger nog is dat dit niet leidt tot optimale zorg voor de natuur.
De natuurwaarden in ons land zijn dus niet veiliggesteld. In de natuurreservaten niet omdat de overheid zijn ruimtelijke ordening en milieubeleid niet op orde heeft. En in het landschap niet omdat er geen regisseur is en de boeren, gemeenten en buitenlui andere zaken aan hun hoofd hebben.
Hulp uit Europa
Veel Europese landen kampen met leegloop op het platteland en verarming van de bevolking. Om die problemen het hoofd te bieden worden de Europese landbouwsubsidies omgebouwd tot plattelandssubsidies. Daarvoor is een prima raamwerk gemaakt, compleet met concepten voor boeren en andere landeigenaren die diensten verrichten ten bate van de maatschappij. De provincies, die sinds dit jaar zijn belast met het Programma Beheer, zouden vooral dáár bij moeten aansluiten en niet bij het Haagse beleid.
Want net als eerder gebeurde bij de landbouwsubsidies, heeft Nederland zich niet goed aangepast aan de Europese richtlijnen; rijksambtenaren hebben het eigen oude beleid in het EU-raamwerk geperst. Daardoor is het nodeloos complex geworden – en soms strijdig met de Europese afspraken. Dat leidt weer tot aanpassingen achteraf en frustratie. Zesjarige contracten voor akkerranden bijvoorbeeld zijn tussentijds door het rijk drie keer opengebroken, zo vertelde Peter de Koeijer in Op het land. En dat is maar een van de vele voorbeelden. Bureaucraten verschuilen zich er dan achter dat ‘Europa’ dwarsligt. Ik ben van mening dat juist het Haagse sop de smaak van het bier verknalt.
Ook Henk Vonhoff, jarenlang voorzitter van de Raad voor het Landelijk Gebied, liet zich kritisch uit over de Nederlandse rijksambtenaren toen ik hem voor Op het land ondervroeg. De Raad van Economische Adviseurs ging in 2005 nog een stap verder en stelde de Tweede Kamer voor om het hele ministerie van LNV op te heffen.
Gaan provincies het beter doen?
Het rijk heeft er dus niet veel van terecht gebracht qua zorg voor natuur- en landschap. Hoe kunnen provincies wel slagen? Mijn top drie:
1. Maak een eind aan de begripsverwarring. Onderscheid nadrukkelijk natuurbeheer van landschapsbeheer. Bij natuurbeheer is het eerste doel het herstel van de biodiversiteit, terwijl bij landschapsbeheer de belevingswaarde en gebruikswaarde voorop staan. Maak een kaart waar elke burger die keuzes kan nalezen.
2. Geef burgerinitiatieven de ruimte. Hoe gaat het buitengebied eruitzien? Wie bepaalt dat? Het is mijn vurige wens dat de provincie de deur wagenwijd open zet voor lokale initiatieven van bewoners en gebruikers. Zo kan weer binding ontstaan met het landschap. Natuurlijk ontkomt de provincie er niet aan om samen te werken met partijen die commerciële belangen hebben en die de grond bezitten. Maar de provincie moet ook opkomen voor het ‘maatschappelijk belang’. Hoe gaat ze dat doen? Krijgen burgers weer grip op het buitengebied of huren de besturen daar deskundigen voor in?
3. Laat het werk door lokale mensen doen. Provincies kunnen karakter tonen door zich erop vast te leggen dat ze het beheerswerk zo veel mogelijk door lokale mensen laten uitvoeren. De agrarische natuurregelingen hebben laten zien dat boeren snakken naar respect. Als door burgers (mee)bedachte plannen door lokale mensen worden uitgevoerd, is er direct sprake van sociale inbedding.
Ik daag de provincies uit om snel klare wijn te schenken en de burgers hun landschap – compleet met natuurwaarden erin – terug te geven. Als ze daarin slagen, hebben ze wat mij betreft hun eigen voortbestaan zeker gesteld. ?
Met dit verhaal wil Noorderbreedte discussie over de zorg voor natuur en landschap op gang brengen. In het decembernummer besteden we er opnieuw aandacht aan.
De auteur ontvangt graag reacties via info@ophetland.eu
Zie verder www.ophetland.nl. Op deze site vindt u onder meer wandel- en fietstochten met oog voor het landschap en de natuurwaarden daarin.
De foto’s van Ellen Kok bij dit verhaal werden gemaakt voor het boek ‘Op het land. Boeren en natuur’.
Zeven adviezen aan de provincies:
• Gebruik ‘natuur’ en ‘landschap’ nooit als synoniem
• Maak zo snel mogelijk een heldere kaart met de beleidsdoelen per streek
• Bezorg die huis aan huis en open een loket voor het platteland
• Honoreer zo veel mogelijk burgerinitiatieven om de omgeving in te richten
• Betrek zo veel mogelijk grondeigenaren bij het beheren van het landschap
• Herlees alle Europese stukken over plattelandbeleid
• Stop de Haagse beleidsnota’s in een diepe la