Er waren al langer wat kleinere activiteiten, maar sinds het voorjaar van 2007 heeft Drenthe daadwerkelijk een Architectuurcentrum. De Dag van de Architectuur in juni van dit jaar was de eerste gelegenheid waarbij het Drents Architectuur Centrum (DAC) zich nadrukkelijk manifesteerde. Tot dat moment was Drenthe de enige provincie in het land zonder zo’n instituut.
‘Ook in Drenthe wordt volop gebouwd’, zegt Herma Hekkema, die zichzelf eerder kwartiermaker voor het DAC dan projectleider noemt. ‘Dat er nog geen Architectuurcentrum was, heeft denk ik vooral te maken met het feit dat deze provincie geen grote stedelijke centra heeft waar architecten nogal eens met spraakmakende projecten bezig zijn. Drenthe kent niet zo’n uitgesproken architectuurklimaat. Er zijn hier amper grote architectenb…
Er waren al langer wat kleinere activiteiten, maar sinds het voorjaar van 2007 heeft Drenthe daadwerkelijk een Architectuurcentrum. De Dag van de Architectuur in juni van dit jaar was de eerste gelegenheid waarbij het Drents Architectuur Centrum (DAC) zich nadrukkelijk manifesteerde. Tot dat moment was Drenthe de enige provincie in het land zonder zo’n instituut.
‘Ook in Drenthe wordt volop gebouwd’, zegt Herma Hekkema, die zichzelf eerder kwartiermaker voor het DAC dan projectleider noemt. ‘Dat er nog geen Architectuurcentrum was, heeft denk ik vooral te maken met het feit dat deze provincie geen grote stedelijke centra heeft waar architecten nogal eens met spraakmakende projecten bezig zijn. Drenthe kent niet zo’n uitgesproken architectuurklimaat. Er zijn hier amper grote architectenbureaus en verwante organisaties of instituten waarmee architecten regelmatig contacten hebben en waarmee rond bepaalde projecten samengewerkt wordt.’
Dat er nu toch een Drents Architectuur Centrum van de grond is gekomen, heeft volgens Herma Hekkema vooral te maken met het feit dat de discussies in de wereld van de architectuur tegenwoordig minder dan in de jaren negentig gericht zijn op de vormgeving van afzonderlijke gebouwen en meer op de context waarin deze bebouwing gerealiseerd wordt. ‘Veel architectuurcentra in andere provincies zijn in de jaren negentig opgericht in het kielzog van de belangstelling voor stedelijk design. Het ging daarbij vaak om opvallende grote gebouwen in een (groot)stedelijke omgeving. Later zijn stedenbouwkundige uitgangspunten en de identiteit van het landschap een prominentere plek gaan innemen in de discussie. De omgeving van de bebouwing is steeds belangrijker geworden. Bijvoorbeeld de cultuurhistorische achtergrond. En dat zijn precies de zaken die in Drenthe in brede kring tot de verbeelding spreken. Kijk maar naar de belangstelling die er in de provincie was voor de campagne Kiek op Drenthe, waarbij men zich uit kon spreken over de vraag wat het mooiste of het lelijkste gebouw van Drenthe was in relatie tot de omgeving. Wij spreken overigens niet over het mooiste, maar over het beste gebouw. Dat is een breder begrip. Het gaat niet om de bouwkundige juweeltjes op zich. Het DAC denkt vooral vanuit een actuele brede maatschappelijke probleemstelling.’
Kloof
Hekkema: ‘We geven geen antwoorden, maar stellen voornamelijk vragen en bieden een platform voor gesprek en discussie. Hoe moet je de bevolking betrekken bij grote projecten? Hoe behoud je de cultuurhistorische waarden van het Drentse landschap, terwijl dat door de aanleg van bedrijventerreinen en grootschalige woonwijken steeds meer onder druk komt te staan? Hoe kunnen het Drents Museum en het Drents Archief op een verantwoorde manier uitbreiden? Allemaal boeiende vragen waarover wij bijvoorbeeld symposia, lezingen of workshops organiseren. We proberen betrokken partijen te prikkelen waardoor zij gestimuleerd worden na te denken over adequate antwoorden. De samenhang tussen bebouwing en landschap staat bij het DAC centraal. En we willen ook graag de Drentse bevolking bij die discussies betrekken. De kloof tussen de wereld van de architectuur en “gewone” mensen is nu vaak nog te groot. Daar willen we wat aan doen.’
Tijdens de jaarlijks te organiseren Dag van de Architectuur zal de verkiezing van het Beste Gebouw van Drenthe een vast onderdeel worden. Niet alleen een vakjury zal zich over deze vraag buigen, maar ook de inwoners van Drenthe kunnen zich uitspreken. ‘Het is één van de manieren om zo veel mogelijk mensen bij de architectuur in Drenthe te betrekken’, zegt Herma Hekkema, die architectuurgeschiedenis studeerde, veel over architectuur publiceerde en lid was van de welstandscommissie van het Drentse Welstandstoezicht alsmede voorzitter van de Drentse Welstandsprijs.
Volgend jaar zal het DAC de aandacht onder meer richten op de Drentse gemeenten, vanuit de vraag wat de nieuwe, veel grotere gemeenten tien jaar na de herindeling hebben gebracht op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit. Verder zal het centrum aansluiten bij een aantal bestaande lokale initiatieven. Als voorbeelden noemt Hekkema Hartstocht in Hoogeveen (het thema van Hoogeveen als culturele gemeente van Drenthe 2007/2008), en het project Zorgerf in de gemeente Midden-Drenthe en het Asser TT-circuit. Voor vakwereld en publiek wordt in symposiumachtige bijeenkomsten ingegaan op het thema architectuur in relatie tot het betreffende lokale project. Ook is het de bedoeling om de komende tijd een digitale Drentse architectuurgids te ontwikkelen in combinatie met fietsroutes. ?In de gids zal aandacht zijn voor bijzondere bebouwing, de architecten hiervan, bouwkundige stromingen en stijlperiodes. De fietsroutes leiden langs plaatsen waar architectonisch het een en ander over te melden is. ‘En niet alleen over de bebouwing’, zegt Hekkema, ‘maar vooral ook over de ontstaansgeschiedenis of de vormgevingsgeschiedenis van het omringende landschap in relatie tot die bebouwing. Zo’n fietsroute is een uitstekende manier om een breed publiek te bereiken.’
Onderdak
Ideeën genoeg bij Herma Hekkema, maar het DAC waarvoor ze momenteel – naast in te huren deskundigheid op ad-hocbasis – als enige beroepskracht drie dagen in de week werkt, heeft in Drenthe begin november nog geen passende huisvesting gerealiseerd. Aanvankelijk was het de bedoeling dat het projectbureau onderdak zou krijgen bij de erfgoedorganisatie Drents Plateau. Dat ging niet door. ‘We waren bang opgeslokt te worden door Drents Plateau’, zegt Hekkema daarover. ‘Vooral in de beginfase moet je jezelf positioneren en dat zou in die constructie misschien moeilijk worden.’
In juni van dit jaar bracht het DAC naar buiten dat het voortaan te vinden zou zijn op het adres Dr. Nassaulaan 5 in Assen. In de praktijk is het DAC daar begin november nog niet bereikbaar. Herma Hekkema: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dit voor het eind van het jaar nog lukt. Dat het kantoor daar dan operationeel is. Financieel is alles nog niet rond. We zijn bezig met het binnenhalen van subsidies. Naast geld van de provincie verwachten we ook structurele bijdragen van de Drentse gemeenten en van het landelijke Stimuleringsfonds Architectuur. Belangrijk is dat het DAC eerst vertrouwen opbouwt bij zo veel mogelijk voor het Architectuurcentrum relevante partijen.’
Drie recente publicaties over recreatie, landschap/natuur en architectuur
Rapport ‘Natuurlijke Recreatie Drenthe’
De afgelopen jaren stonden de recreatiesector en de beschermers van natuur en landschap in Drenthe regelmatig lijnrecht tegenover elkaar. Wanneer er sprake was van uitbreidingsplannen of vestiging van recreatiebedrijven konden meestal bezwaarschriften van de kant van de natuur- en landschapsbeschermers worden verwacht. Recreatieve ontwikkelingen in en dicht bij de natuur waren taboe. Inmiddels lijkt er sprake van een kentering. De Milieufederatie Drenthe en de RECRON hebben recentelijk gezamenlijk het rapport Natuurlijke Recreatie Drenthe gepresenteerd, waarin gesteld wordt dat er goede mogelijkheden zijn voor een gezamenlijke ontwikkeling van natuur en recreatie in Drenthe.
Essay over duurzame recreatie
In de passende ambiance van het Hof van Saksen in Nooitgedacht organiseerde het Drents Architectuurcentrum afgelopen zomer tijdens de Dag van de Architectuur een bijeenkomst waarin het thema Tijdelijk Verblijf centraal stond. De ontwikkelingsmogelijkheden van recreatie en toerisme in Drenthe waren deze dag onderwerp van gesprek, waarbij nadrukkelijk de link werd gelegd met cultuurhistorie, ruimtelijke planning en landschapsontwikkeling. Eén van de inleiders tijdens de Dag van de Architectuur was prof.dr. Theo Beckers, emeritus-hoogleraar vrijetijdswetenschappen en bijzonder hoogleraar duurzame plattelandsontwikkeling aan de Universiteit van Tilburg. Hij sprak over De kunst van het combineren van het nuttige met het aangename, tevens de titel van een essay van zijn hand dat in juni 2007 verscheen bij InnovatieNetwerk. In het essay staat duurzame kwaliteit in relatie tot toekomstige recreatie centraal. Volgens Beckers heeft de recreatiesector dringend behoefte aan pioniers en vernieuwing om een transitieproces naar duurzame recreatie te stimuleren, waarbij met name geïnvesteerd wordt in natuur, landschap en cultuurhistorie. Beckers: ‘Ondernemers vallen gasten niet graag lastig met wereldwijde problemen van klimaatverandering of armoede. Integendeel, (…) recreatie is de veilige binnenwereld, een vrijplaats waar de grote problemen tijdelijk niet meer bestaan.’
Vervolgens meldt Beckers dat ook in de wereld van recreatie en toerisme geleidelijk het besef doordringt dat duurzaamheid niet buiten de deur mag en kan worden gehouden, maar een kans en zelfs een noodzakelijke voorwaarde is voor het eigen voortbestaan. ‘Een schoon milieu, een toegankelijke natuur en een mooi landschap behoren immers tot de kapitaalvoorraden van de sector. (…) Toch bestaat er het hardnekkige misverstand dat de belangen van recreatie en natuur onverenigbaar zijn. Terwijl de relatie tussen landbouw en natuur de afgelopen jaren aanzienlijk is verbeterd, gaat de liefde tussen recreatie en natuur op veel plaatsen nog niet erg diep.’
Volgens Theo Beckers is het landschap de hoeksteen van de toekomstige ruimtelijke en recreatieve ontwikkeling. Hij is van mening dat natuurorganisaties verblijfsrecreatie niet langer als een bedreiging moeten zien en dat de recreatieondernemers blijvende en actieve betrokkenheid bij het omringende landschap buiten de omheining van het eigen bedrijf moeten tonen.
DAAD-Cahier over recreatief wonen als?nieuwe ontginning
Ongeveer gelijktijdig met de Dag van de Architectuur presenteerde DAAD-Architecten uit het Drentse Beilen samen met het bureau Bosch Slabbers een DAAD-Cahier met de titel . In de notitie worden mogelijkheden voor landschappelijk bouwen verkend met sterke verbanden tussen bebouwing en het gebruik en beheer van de grond. Geconstateerd wordt dat de traditionele bungalowparken vaak niet meer voldoen, dat het onderscheid tussen tijdelijk en permanent verblijf vervaagt en dat er de komende jaren een toenemende vraag zal zijn naar tweede woningen.
Volgens de opstellers van het cahier kan een belangrijk deel van die tweede woningen in het ‘leisure landscape’ van Noord-Nederland worden gebouwd, waarbij dat niet als een bedreiging moet worden gezien maar juist als een mogelijkheid om het bestaande landschap te verrijken. ?Dit staat haaks op de praktijk van de afgelopen jaren waarbij recreatieparken, net als bedrijventerreinen, feitelijk werden ontkend als ontwerpopgaven. ‘Als noodzakelijk kwaad liggen de parken meestal buiten het dorp, op plekken waar het weinig kwaad kan, verscholen tussen en achter bomen.’
De auteurs zien de bouw van recreatiewoningen als een uitstekende mogelijkheid om kwaliteitsarme gebieden in de toekomst een nieuwe impuls te geven en de leesbaarheid van het landschap te vergroten. Recreatief wonen als een nieuwe ‘ontginning’ daar waar oude structuren die het landschap heeft nagelaten grotendeels zijn verdwenen. Aan de nieuwe (recreatie)woningen zullen (aan de omgeving gerelateerde) architectonische eisen moeten worden gesteld die dwingender zijn naarmate de zichtbaarheid groter is.
Voor vier gebieden in de gemeente Midden-Drenthe zijn voorbeelden ontwikkeld: de herontwikkeling van de voormalige Klateresch, de ontwikkeling van een nieuwe natuurontginning in het Mekelmeersche Veengebied tot een Veenkolonie nieuwe stijl, de uitbreiding van de heide bij Hullenveen, en de ‘opgraving’ van het beekdal van het Amerdiep tussen Elp en Westerbork. (LK)