Met de pingo-ruïnes als voorbeeld zien we dat ons aardkundig erfgoed bewust of onbewust nog steeds wordt verkwanseld, zowel door de overheid als door natuurbeherende organisaties.

Langs de A7 bij Drachten staat momenteel een bord met de tekst Herstel pingo-ruïnes Gemeente Smallingerland. Ik houd mijn hart vast. Want hoe de Friezen het ook noemen: ‘herstel’, ‘restauratie’, ‘opschonen’, ‘onderhoud’ of ‘in oude staat terugbrengen’; het blijkt allemaal min of meer synoniem voor ‘verruïneren’.

Pingo-ruïnes behoren tot de meest aaibare categorie van ons aardkundig erfgoed. Bij erfgoed denken we aan zaken die we van onze vorige generaties overgedragen hebben gekregen met de morele plicht om hier goed voor te zorgen. Hoe anders blijkt dit nog steeds te zijn ten aanzien van het aardkundig erfgoed.
Voor het ontstaan van pingo-ruïnes moeten we tienduizenden jaren teruggaan. Ooit begon de ontwikkeling tijdens de laatste ijstijd als een zwakke plek in de toen permanent bevroren bodem. Op die plaats zorgde een continue aanvoer van grondwater voor de vorming van een uitdijende ijsklomp. Er ontstond een ijsheuvel, pingo genaamd, die gedurende duizenden jaren groter en groter werd, waarbij de bevroren grond aan de zijkanten van de ijskern werd opgeduwd. Door het warmer wordende klimaat smolt de ijskern in de heuvel en gleed de bedekkende grond rondom van de heuvel af. Van de heuvel bleef uiteindelijk een min of meer rond, met water gevuld diep gat met steile randen over, omgeven door een ringvormige wal. Dit overblijfsel staat bekend als een pingo-ruïne.
Sommige hiervan, zoals exemplaren op de Duurswouder Heide, zijn dik tienduizend jaar geleden voor een groot deel weer vol gestoven met zand, waardoor ze ondiep zijn geworden, maar andere hebben hun oorspronkelijk grote diepte behouden. Het Mekelermeer bijvoorbeeld, in Midden-Drenthe, heeft een diameter van ongeveer 200 meter en is circa 12 meter diep; zo groot en zo diep dat deze nooit gevuld is geraakt met veen. De meeste pingo-ruïnes zijn gedurende de laatste tienduizend jaar langzamerhand wel opgevuld met veen. Met name tijdens de oorlogsjaren werd het veen uit onder andere pingo-ruïnes voor lokaal gebruik gewonnen als turf. Nood breekt wet en we moeten het onze vorige generaties daarom maar vergeven. Want juist de veenopvulling geeft een pingo-ruïne een heel grote waarde. Dit komt doordat stuifmeelkorrels van planten uit de omgeving in het water terechtkwamen, bezonken en onderdeel gingen vormen van de veenmodder en de geleidelijk gevormde veenlaag in het gat. Als we nu een verticaal monster nemen van het organische materiaal waarmee een pingo-ruïne is gevuld, is laagsgewijs via deze stuifmeelkorrels het corresponderende omringende landschap beeldje voor beeldje in de tijd te reconstrueren. Tezamen vormen deze beeldjes als het ware een film van de hele ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap in de afgelopen duizenden jaren. Een ongekend ecologisch landschapsarchief dus.

Alleen al om de respectabele leeftijd, maar ook vanwege de herkenbare oorsprong en bovenal vanwege de kennis die we momenteel hebben over de enorme archiefwaarde zou je denken dat we heel zuinig omspringen met deze topvoorbeelden van aardkundig erfgoed. Zou je denken!
In de gemeente Kollumerland werd eind september de ‘integraal toezichthouder bij de gemeenten Kollumerland en Achtkarspelen’ getipt dat er ‘een pingo werd uitgegraven’. Bij inspectie bleek het te gaan om de even ten zuiden van Kollumerzwaag gelegen Lauwerspoel en trof betreffende ambtenaar een shovel aan die de inhoud van deze pingo-ruïne aan het verwijderen was. Navraag via de aannemer leerde dat dit gebeurde in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (afdeling Leeuwarden) en dat ook Landschapsbeheer Friesland hierbij betrokken was. Na deze stonden er nog vier in de gemeente Kollumerland op het programma voor een ‘onderhoudsbeurt’. Volgens DLG zijn alle procedures doorlopen en is de provinciaal archeoloog van Friesland geconsulteerd.
Ook in buurgemeente Achtkarspelen blijken afgelopen jaar bij Twijzelerheide en bij Zwagerbosch dergelijke veentjes te zijn opgeschoond, waarbij onder andere Staatsbosbeheer was betrokken. Volgens DLG staat bij Staatsbosbeheer vooral de natuurontwikkeling voorop. Het opschonen houdt in dat de waardevolle inhoud voor een deel of helemaal wordt verwijderd en dat bovendien de voor een pingo-ruïne karakteristieke steile randen worden afgevlakt om een ‘ecologisch waardevolle gradiënt’ te creëren.

Met de pingo-ruïnes als voorbeeld zien we dat ons aardkundig erfgoed bewust of onbewust nog steeds wordt verkwanseld, zowel door de overheid als door natuurbeherende organisaties. Trouwens niet alleen in Friesland, maar ook in Drenthe en Groningen. Hoe lang duurt het nog voordat we ook in Noord-Nederland dit erfgoed in beleid en beheer daadwerkelijk gaan behartigen?

Trefwoorden