Boeren gaan samen met dorpsbewoners een gevarieerd natuurgebied inrichten bij Blauwestad.

Tussen het ‘oude dorp’ Beerta en de eerste nieuwe huizen van Blauwestad ligt een verlaten perceel met rechte sloten erdoor en een jong populierenbos, de rijen keurig in het gelid. Richting de snelweg Groningen/Nieuweschans bolt het land wat op. Deze tweehonderd hectare landbouwgrond moet in september 2008 zijn ingericht als nieuwe natuur. Drie schapenboeren uit de regio – het echtpaar Trudy en Ab van Middelkoop, en Hemmo Bolhuis – legden ettelijke miljoenen op tafel om het terrein aan te kopen. Ze moeten er nog enkele tonnen naast leggen als eigen bijdrage voor de miljoenen kostende inrichting als nieuwe natuur. Ab: ‘Wij willen aantonen dat boeren behalve voedsel ook landschap en natuur kunnen maken. Dat is nodig want we moeten breder draagvlak voor de landbouw zoeken. Ook natuur kan een bijdrage leveren aan ons inkomen.’
Trudy: ‘Het is een interessant gebied omdat er een drumlin in ligt, een oude stuwwal van het ijs. Daar is het land wel zes meter hoger, en dat maakt het terrein glooiend. Ab heeft op het hoogste punt in de grond geboord en vond al dicht onder de oppervlakte water. Dat betekent dat daar kwelwater omhoogkomt en dat je er op den duur mooie schrale graslanden kunt krijgen.’

Supervruchtbaar

Na de middelbare landbouwschool en wat cursussen Kunstmatige inseminatie begon Ab in 1978 bij de Gezondheidsdienst voor dieren in Roosendaal (Gelderland). ‘Maar het was altijd al duidelijk dat wij voor onszelf wilden beginnen’, vertelt Trudy, die in de zwakzinnigenzorg werkte. In 1982 namen ze de 280 schapen van het Waterschap Reiderzijlvest over, ‘in een tijd dat er met schapen niets te verdienen viel. Ab is een echte pionier.’ Hun dieren graasden op de dijken en zij woonden in een caravan naast een oude schapenschuur. Ab: ‘De eerste jaren hadden we gigantisch geldgebrek. Je moet investeren in de dieren, onderkomen, afrastering, voer en dergelijke. Ik had een ondernemingsplan gemaakt, maar de banken sabelden dat neer.’
Pas twee jaar later kregen ze hun eerste bankkrediet, om de 155 jaar oude, verwaarloosde boerderij in Oudeschans aan te kopen waar ze nu nog wonen. De enorme boerderij is niet ingrijpend verbouwd of gemoderniseerd. De inrichting is sfeervol en netjes, maar sober. Trudy: ‘Ook als je een beetje leuk geboerd hebt, houd je die mentaliteit dat je geld niet over de balk gooit. En ik al helemaal: ik kan geen tweehonderd euro uitgeven als ik iets ook voor honderd kan kopen.’
Lef en eigenzinnigheid brachten de Van Middelkoops in goeden doen. Hun schapen zijn supervruchtbaar – werpt een gemiddelde ooi twee lammeren, bij hen gemiddeld drie. ‘We deden mee aan een onderzoek van de Animal Science Group in Lelystad’, vertelt Trudy. ‘Bij de aboriginals hebben ze schapen die zeer vruchtbaar zijn, de Booroola’s. Ze wilden kijken of die eigenschap ook hier in de ooien gebracht kon worden. Maar het onderzoek werd wegbezuinigd. Dat vond ik zo zonde dat ik het voor eigen rekening heb voortgezet.’
Het gen is nu in hun schapen gefokt. De rammen en ooien zijn in het fokcircuit dan ook populair, wat de banken veel toeschietelijker maakt.

Te pletter gegroeid

‘We groeiden ongemerkt naar 2.000 dieren’, vertelt Ab. ‘De mkz-crisis in 2001 was het keerpunt. We hadden 1.100 rammen verkocht voor het offerfeest. Ze stonden vetgemest klaar voor transport naar Parijs. Eind februari brak mond- en klauwzeer uit in Groot-Brittanni’. Van de ene dag op de andere was er een vervoersverbod.’
Trudy: ‘In het begin denk je dat het voor een paar dagen is. Rammen gaan vechten en breken uit. Echt vreselijk. We konden ze niet naar binnen doen omdat we de stal nodig hadden voor de schapen; het werd lammertijd. Overal liepen dieren, om het huis, op het erf tot aan de weg, alles was met schrikdraad afgezet. Ab: ‘Het ging helemaal fout. De dieren werden ziek, ze kregen zere bekjes, longziektes en sommige werden zelfs vertrapt. Dan ga je je realiseren dat je toch wel erg veel schapen hebt.’
Na die crisis ging het roer om, zegt Ab. ‘We hadden historische dijken, waarop je subsidie kon krijgen als je aan agrarisch natuurbeheer deed. Daar zijn we toen mee begonnen.’ Ab werd medeoprichter van de Agrarische natuurvereniging Oost-Groningen. ‘Op school had ik altijd al wat met planten. Maar ja, dan word je boer … Voorwaarde om een toekomst als boer te hebben, is dat je groeit. Dat was vijftien jaar lang zo met ons bedrijf gegaan.’
Trudy: ‘De tijdgeest is enorm veranderd. In de eerste jaren kregen we weleens klachten dat er nog distels op de dijken stonden. Nu krijg je subsidie voor verscheidenheid aan planten.’ Ab: ‘Als je niet meer zoveel mest strooit, zie je het verschil direct: veel meer bloemen. Het gras oogt minder mals, maar de lammeren groeien beter – natuurlijk ook doordat we ze minder dicht op elkaar laten lopen. Het natuurbeheer gaat deels ten koste van de groei, maar het is de vraag waar het economische optimum zit. We hadden gewoon te veel dieren. Je groeit je te pletter.’

Kijken naar het weer

‘Ik las dat de provincie boeren uit de omgeving meer willen betrekken bij het natuurbeheer,’ vertelt Ab, ‘liefst samen met burgers. In 2002 besloot ik: daar doe ik aan mee. Ook al verdien ik er niks aan, door de combinatie met mijn schapenbedrijf kan het toch interessant zijn. In de plannen had ik gezien dat er ten zuidoosten van Beerta nog een groot gebied lag waar nieuwe natuur moest komen. Aan twee hectare hebben we niets, en twintig hectare vinden we ook nog klein, maar op die plek lag een mooie lap.’ Dat balletje ging rollen toen de bewoners van Beerta polsten of er met de boeren te praten viel over de aanleg van nieuwe natuur ten zuidoosten van het dorp. Het antwoord was: ja.
Vaak zijn economische belangen strijdig met natuurbelangen. Ab: ‘Je natuurdoel moet vooropstaan. Maar dat wil niet zeggen dat je helemaal buiten de economie om moet werken. Het gaat in dit soort gebieden om verschralen: je moet maaisel afvoeren zodat de bodem armer wordt en de begroeiing diverser. In de natte gebieden zet Staatsbosbeheer in november/december een rupsmaaier in om het gewas eraf te halen. Dat is ontzettend duur, daarbij wordt het één grote modderpartij. Je kunt zulk werk ook in de zomer doen. Maar dat kun je niet plannen, je moet wachten tot het een paar weken droog is geweest. Als boer ben je dat gewend. Je kijkt naar het land en naar het weer en denkt: wat kan ik ermee? Wij zijn beter in natuurbeheer doordat we flexibeler zijn. Als het vriest, kun je het moeras in om riet te snijden. Is de kwaliteit niet goed genoeg voor dakbedekking, dan kun je het als strooisel in de potstal gebruiken. Omdat je een bedrijf hebt, kun je het materiaal elders gebruiken. Het hele landschap is op zoín manier tot stand gekomen.’

Geen elitenatuur

De provincie schrijft voor welke natuur de boeren moeten maken in Reiderwolde: 53 hectare bos, 100 hectare grasland en de rest moeras.
‘Je kunt wel natuur maken, maar burgers hebben soms een andere beleving. De Tjamme vind ik bijvoorbeeld kaal’, zegt Trudy over het gebied van Staatsbosbeheer dat grenst aan Reiderwolde. ‘Je kunt er niet in, maar er broeden wel lepelaars’, neemt Ab het voor De Tjamme op. Maar dan relativeert hij: ‘Het lijkt soms wel of natuur gemaakt wordt voor een eliteclub. Geen mens ziet ooit de kwartelkoning. Als de gemiddelde burger gaat wandelen en een fazant ziet, is het ook goed. Wat is natuur? Dat heeft toch ook te maken met wat mensen eraan beleven?’
Trudy: ‘Je ziet de grote terreinbeheerders overal dezelfde oplossingen kiezen. Dan komen er langharige koeien op om een gebied te verschralen. Het pad bij De Tjamme loopt rechttoe, rechtaan. Daar vind ik niets aan. Ik zou het leuk vinden als veel mensen zich gaan bemoeien met ons gebied. Al die ideeën maken het interessanter en kleurrijker.’
De bewoners van Beerta en Finsterwolde hebben in de nieuwe natuur van de schapenboeren al ruimte geclaimd voor een natuurspeelplaats, fiets- en wandelpaden, er komt een uitkijktoren en ze willen graag een natuurbegraafplaats. ‘Wat ons betreft kan er veel. Het dorp moet het organiseren, want dan krijg je ook sociale controle. Met crossmotoren door het gebied rijden, dat kan natuurlijk niet.’ Ook over de jacht – wat toch een inkomensstroompje kan vormen – zijn ze helder: nee. Ab: ‘Vanuit de bewoners roept dat weerstand op, dat moet je niet hebben. Maar ik heb er zelf ook niks mee.’

Bureaucratische tegenwerking

Trudy’s ideaalbeeld van natuur stamt uit haar jeugd in de Achterhoek: ‘Ik houd van een gevarieerd landschap. Met allerlei elementen: bos, moeras, gras. Ik vind het fantastisch om te struinen in een bos vol afwisseling. Hier een beetje openheid, daar wat coulissen. Niet dat eenzijdige bos waarin alle bomen even oud zijn. Het liefst heb ik het zo wild mogelijk.’
Zo kwamen ze ook op het idee om het bos niet aan te planten, maar deels in te zaaien. In de schuur liggen 1.800 kilo beukennootjes, eikels en ander zaaigoed. ‘Natuurlijk is zaaien goedkoper’, geeft Ab onmiddellijk toe. ‘Maar het gaat ons er vooral om dat je niet die rijtjes krijgt.’
Volgens het inrichtingsplan van de provincie moet het dertien jaar oude, strak gepote populierenbos plaatsmaken voor een nieuw bos. Trudy: ‘Ik erger me aan die machinaal aangeplante bossen. Maar alles weghalen is een enorme kaalslag, daarom wilden wij hier en daar een plukje laten staan. Helaas mag dat niet. ’Op meer fronten botst hun natuurvisie met voorschriften: ‘We willen die stammen stapelen zodat er dieren kunnen wonen. Maar die stammen zijn dus ‘afval’. Dat mag je niet zomaar laten liggen.’
Hun verslag van de aankoop van het gebied is een aaneenschakeling van bureaucratische tegenwerking en gechicaneer over financiÎn en risicoverdeling. Of ze er ooit in financieel opzicht positief uitkomen, moet nog blijken. Toch prijzen ze zich gelukkig met hun nieuwe natuurgebied. Trudy benadrukt Abs pioniersgeest en zijn vasthoudendheid. ‘Maar ook voor onszelf vind ik het een verrijking. Je komt in een heel andere wereld. Laatst werden we uitgenodigd op landgoed De Eese. Reden we daar in koetsjes rond over een landgoed…’
Als ze terugkeert naar de door het ijs opgestuwde wal in Reiderwolde: ‘Ik wil hier wel begraven worden. Leg mij maar onder het gras en plant er maar een boom op.’