Rond om de Marne bevat het landschap nog veel oorspronkelijke elementen. Tussen het fijnmazige netwerk van oude wegen, waterlopen en dijken is de oorspronkelijke perceelsvorm goed bewaard gebleven. Verder vallen, temidden van het traditionele Friese weidelandschap, de zandige oeverwallen op doordat de boeren er (op kleine schaal) akkerbouw plegen.

De Marne is een oude zeearm, die verborgen ligt in het kleiland ten zuiden van Harlingen. Het Marnewater stroomde ooit in een halve cirkel noordelijk en oostelijk om Pingjum heen, om vervolgens voorbij Witmarsum zijn weg te zoeken richting Bolsward. De oude waterloop is volledig dichtgeslibd maar de oeverwallen zijn nog goed herkenbaar op het fragment van de hoogtekaart. Deze wallen vormen de basis van de terpen Pingjum, Kimswerd, Arum en Witmarsum.

Bij geologisch onderzoek is vastgesteld dat de Marne in de negende en tiende eeuw zijn grootste uitbreiding bereikte. Het ontstaan van de Zuiderzee zou hiermee te maken kunnen hebben. In deze periode maakte de Marne bij stormvloed vermoedelijk contact met de Middelzee, wat de eb- en vloedbeweging versterkte. Westergo (het Friese gebied tussen de Middelzee en de Waddenkust) was toen een archipel van eilanden. Ook Pingjum lag op zo’n eiland. Wonen op een terp was toen bittere noodzaak. De bodemkaart is veelzeggend en maakt duidelijk dat in deze periode rond de terpen veel klei werd afgezet.

Vanaf de elfde eeuw veranderde het tij. De aanvoer van slib kreeg de overhand. De Marne en de Middelzee slibden toen in snel tempo dicht. De oude geul is uiteindelijk vrijwel geheel uit het landschap verdwenen. Alleen ten westen van Witmarsum is nog een ingesloten laagte herkenbaar. De Bedelaarsvaart en de Harlinger- en Witmarsumervaart kunnen beschouwd worden als het restant van de ooit honderden meters brede Marnestroom.

De bewoners hebben dankbaar gebruikgemaakt van de opslibbing van de Marne. Door het steeds hoger wordende land ontstond een bodem die geschikt was voor grootschalige begrazing door vee. Van 1100 tot 1300 werd de Marne geleidelijk ingedijkt. Rond om Pingjum wierpen de bewoners een ringdijk op die als de Pingjumer Gulden Halsband bekend staat.
De dijken van de Gulden Halsband hebben eeuwenlang naar behoren gefunctioneerd. Tijdens de laatste overstroming in Friesland (in 1825) bleef het gebied rond Pingjum droog. In de loop van de negentiende eeuw verschoof de aandacht van de binnendijken naar de zeedijken. In 1892 besloten de Staten van Friesland de Pingjumer Gulden Halsband als zeewering op te heffen.

Het dijkreliëf van de Gulden Halsband is goed bewaard gebleven en van verre herkenbaar. Toch ligt de Halsband er wat verloren bij. Daardoor ontgaat de argeloze bezoeker een belangrijk stuk cultuurhistorie. Wordt het niet tijd voor een fiets- of wandelpad dat het eeuwenoude reliëf weer toegankelijk en beleefbaar maakt? Overigens is in het veld de grote bocht van de oude zeearm prachtig te zien vanaf de weg over de kwelderwal van Witmarsum via Arum naar Kimswerd. Het landschap ademt nog volop de sfeer van de brede zee-inbraak.

Trefwoorden