Planten en dieren hebben meer leefruimte nodig en tegelijkertijd heeft het waterbeheer ruimte nodig. De combinatie wordt in het relatief lege Noorden toegepast: nieuwe natte natuur. Waterbeheerders en natuurherstellers lachen elkaar toe. Het is zaak het water bij de bron aan te pakken, zodat de stroom niet in versnelling komt. Zo kan men het water onderweg nog tijdelijk opslaan en voert men het geleidelijk aan af naar de zee. Om de natuurlijk processen terug te brengen moeten de kringlopen herstellen. Mensen moeten accepteren dat natuurlijke processen langzamer gaan dan de menselijke behoeften. Naast alle dieren en planten kunnen ook zij ervan gaan genieten.

Tegen de Duitse grens aan kun je in het beekdal van de Ruiten Aa weer kletspoten halen – en in de winter zelfs meer dan dat. Bij Slochteren legt Staatsbosbeheer een groot nieuw moerasgebied aan, het Dannemeer. Onder de stad Groningen – pal tegen de nieuwbouw van de stad – staan straks de weilanden vaker onder water en kronkelen het Eelder- en Peizerdiep plaatselijk door moeras. Het Leekstermeer en Zuidlaardermeer dijen vele kanten uit. En dan zijn er nog de kunstmatige meren ter bevordering van het woongenot, zoals bij Blauwestad en Meerstad. We zien steeds meer water in het Noorden.
Nieuwe natuur en waterbeheer zijn heimelijk een huwelijk aangegaan. In 1990 is vanuit de natuur de bodem gelegd onder deze relatie. Landelijk moest tien procent van de landbouwgrond omgebouwd worden tot natuur. Deze Ecologische Hoofdstructuur is bedacht om planten en dieren meer levensruimte te geven. Later kwamen daar robuuste verbindings-
zones bij om flora en fauna de kans te bieden van het ene naar het andere natuurgebied te trekken. Het relatief lege Noorden – aanschurkend tegen de zee – kreeg de opdracht een flinke portie van deze natte natuur voor haar rekening te nemen.
Met hangen en wurgen stelt het rijk geld beschikbaar om de benodigde gronden te kopen en er de natuur te herstellen. In 2018 moet het groene netwerk klaar zijn. En nu is er plots een suikeroom. Want sinds het Groninger Museum bijna vol water liep, in 1998, is er veel geld beschikbaar om het waterprobleem in het Noorden aan te pakken. De euro’s van de waterbeheerders en die van de natuurmakers lachen elkaar toe. In het Noorden vlot het aardig met de plannen voor de groene infrastructuur, vertelt Uko Vegter, ecohydroloog van het Waterschap Hunze en Aa’s. Mede dankzij dat verstandshuwelijk tussen waterbeheerders en natuurherstellers.
De bewakers van onze veiligheid hebben een drietrapsaanpak tegen natte voeten: het water boven in de beekdalen langer vasthouden, onderweg zonodig tijdelijk bergen en ten slotte het water snel afvoeren naar zee. ‘Het is natuurlijk niet handig als je pas aan het einde van een stroomgebied iets tegen wateroverlast doet’, zegt Vegter. ‘Beter is het om bij de bron te beginnen. En dat is op het Drents zandplateau en in de beekdalen goed te combineren met herstel van hoogveen, natte heide en beekdalgraslanden. Als je zo in de verschillende stroomgebieden water vasthoudt, kun je in natte tijden wateroverlast aan het einde voorkomen.’

Natte voeten

In Elp troont Eric Wanders, adviseur grote natuur van Staatsbosbeheer, zijn bezoek mee naar de uitkijktoren. In dit gebied ontspringt de Drentse Aa, maar je ziet aangeplante bossen, en een smalle sloot. Nu stroomt de regen snel naar de sloot en vliegt het water door het bekenstelsel naar beneden. In Groningen stagneert het dan rond de stad in het venige laagland. Een beetje regen wordt snel via de kanalen en diepen naar zee afgevoerd. Maar als er aanhoudend veel regen valt, en alle bekenstelsels tegelijk veel water afvoeren zoals in 1998, kan dat niet snel genoeg weg. Dan krijgen de stadjers natte voeten.
Boven op de toren tussen drie boswachterijen – het Elperbos, Holmers en Halkenbroek – wijst Wanders naar het karige slootje en de kaarsrechte grens tussen gras en bos. ‘Vroeger was het Drents plateau een drijfnatte wereld van hoogveen, natte heide, natte graslanden en moerassen in de beekdalen.’ Hier ligt de bron van de Drentse Aa. De beek vloeit deels naar Zuid-Drenthe naar de IJssel, deels naar het noorden, waar het in de Waddenzee stroomt. ‘Hier kun je goed natuurlijke processen terugbrengen’, vindt Wanders. ‘Als we duurzame natuur terug willen, moeten we de kringlopen herstellen. De natte graslanden bij de beekloop moeten ’s zomers begraasd worden door dieren die in de herfst voor het stijgende water wegtrekken naar het hoger gelegen bos. Die wisselwerking tussen dieren en het landschap, met grillige overgangen van grasland naar bos, zorgt voor afwisseling en verschillende natuurwaarden.’
Wanders wil grotere gebieden waar de natuur zichzelf mag zijn. ‘Je moet er de waterhuishouding op orde brengen en er mag best een beetje recreatie zijn. Maar de druk moet niet te groot worden.’ Hij vindt in de waterbeheerders medestanders van formaat. ‘Met natuurherstel maken we ontginningen weer ongedaan. Dat terugdraaien leidt tot veel maatschappelijk debat. Kijk maar naar de Hedwigepolder. Je krijgt gauw het verwijt: Hebben we het destijds dan niet goed gedaan? Ik zeg dan: Nee, we leven nu in een andere tijd, we hebben andere behoeften. De mens is continu bezig met veranderingen, thuis, in de tuin en op het werk. Dat vinden we normaal. Als er in de natuur iets verandert, roept dat ineens verzet op. Maar ik vind wel dat je bij het verbouwen van het land het tempo van de natuur moet volgen. De ecologische klok loopt langzaam, dat zul je moeten aanvaarden. Het omvormingsbeheer moet recht doen aan die snelheid.’
Voor het brongebied van de Aa weer nat is, zal nog even duren – al zit het herstel in de bestuurlijke pijplijn. Wanneer er meer water boven in het brongebied blijft staan, is de kans op wateroverlast verderop kleiner. Maar er zijn nog veel meer beken die naar het laagste punt rond om de stad stromen. Daarom worden daar langs de route van het water grotere waterbergingsgebieden gezocht. Zoals de polder Lappenvoort, bij Haren. Gelegen pal naast het Noord-Willemskanaal kan deze polder vol water stromen als de nood aan de man komt. Dat mag dan eens per tien jaar zijn, of zoiets.

Waterbuffels houden

Even verderop, in het gebied van de Peizer- en Eeldermaden en het Leekstermeer treffen natuurbeheerders voorbereidingen voor een veel ingrijpender concubinaat. Hier richten ze 2.200 hectare voormalige landbouwgrond in als natte natuur. De diepjes mogen uit hun keurslijf, ze krijgen de madelanden er gewoon bij. De beheerders herstellen hier de vroegere overstromingsvlakten. Maar ook de hoger gelegen delen richten ze opnieuw in. Het waterpeil in dit hele gebied gaat tientallen centimeters omhoog. Sommige stukken zullen in de zomer droog komen te staan, maar hele stukken blijven permanent nat. De natuurboeren in dit gebied moeten wijken – of waterbuffels gaan houden. En is er veel water uit de hemel gekomen, dan kan het peil in de moerassen rond de stad zonder al te veel problemen gewoon een stukje hoger gemaakt worden. Tot de kanalen in staat zijn om het water af te voeren.
Wie wil weten hoe dat eruitziet, moet gaan kijken bij Spijkerboor. Daar is de Hunze uit haar knellende corset gehaald. Strak en kil stroomde de beek in de jaren negentig door uitgestrekte aardappelakkers. Inmiddels meandert de Hunze en vinden vogels en planten er voedsel en bescherming. Het dorpscafé van Spijkerboor zit in het weekend vol vogelaars, die met hun telelenzen hopen een zilverreiger te spotten. Recreanten en bewoners maken volop gebruik van de fietspaden.
Of ga kijken in Westerwolde, waar de Ruiten Aa weer glooiende kanten heeft. De hoge kades zijn afgegraven. De hooilandjes borrelen van het opwellende water. Het theehuis in Smeerling heeft gezellige potjes thee en taart, en als de zon schijnt een mooi terras.

Gewoon een ster gezet

Komend voorjaar gaat het werk aan het Dannemeer bij Slochteren beginnen. Ook hier ontstaat een groot moerasgebied, van 1.700 hectare. In vroeger tijden, zoals van het Gronings ontzet, waren de ommelanden drassig tot moerassig. Toch is het Dannemeer ontsproten aan de fantasie van beleidsmakers. In eerste instantie is gewoon ‘ergens een ster’ op de kaart gezet, vertelt Rieks van der Wal, districtshoofd stad en ommeland bij Staatsbosbeheer. Voor de grootschalige omvorming van landbouwgrond naar ‘strategisch groen’ echt op de kaart kwam, hebben talrijke bestuurders in vele rondes gesjord en getrokken aan de grenzen van het gebied. Inmiddels is de ster in Midden-Groningen opgenomen in een strook natte natuur die het Leekstermeer via het Zuidlaardermeer verbindt met het Schildmeer. Uit kale akkers wordt hier een robuuste natte verbinding getoverd. De eerste fase was Tetjehorn, bij het Schildmeer, daarna kwamen Woudbloem en Kolham. Daar is een brede strook ruige natuur ontstaan, compleet met fietspaden erdoor en een bedrijf voor uitjes aan de rand.
‘Het eerste doel van het natuurherstel is zo veel mogelijk verschillende planten en dieren terugkrijgen’, vertelt Van der Wal. Maar niet alles kan. Uiteindelijk heeft het bestuurlijke krachtenspel voor de natuur niet overal de meest logische contouren opgeleverd. Op het Groningse Oldambt bestaat de bodem vooral uit stevige klei. Van der Wal: ‘Daar krijg je ruigere natuur, nooit vriendelijke houtwalletjes. Wanneer een gebied een natuurbestemming krijgt, kijken we eerst wat er over is van oude natuurwaarden en in welke periode die het meest gevarieerd waren. Vervolgens bepalen we het waterpeil en andere abiotische omstandigheden die er heersten toen het landschap op zijn hoogtepunt was. Dat proberen we te herstellen.
‘Bij de Ruiten Aa in Westerwolde kwamen we uit op 1850. Dat is nu onze referentie bij de herstelplannen. Maar zo’n jaartal is nooit een dogma. Niet overal waar toen een kronkel zat, brengen we die terug – wanneer je daarvoor geen water genoeg hebt, wordt het niks. Soms moet je pragmatisch zijn: dan is er zo veel van het oorspronkelijke landschap weggegumd dat je beter opnieuw kunt beginnen.’
In Groningen is Staatsbosbeheer een grote partner van de provincie in de opgave om natuurwaarden te herstellen. Soms zijn er logische plaatsen om dat te doen, zoals in de beekdalen. In Groningen bleef er nog een forse taakstelling over nadat alle logische plaatsen waren aangewezen. Zo kwam de factor toeval aan bod en veranderde de strook land tussen Hoogezand en het Schildmeer in een nieuwe natte zone.
Moeras en natte natuur passen ook goed in de Europese plannen voor natuurontwikkeling. Iedere lidstaat moet unieke natuurwaarden koesteren. In de Hollandse delta hebben die nagenoeg allemaal met water te maken. In de duinen mag hier en daar een ‘kerf’ komen, zodat het zeewater ook achter de beschermingswal van zand mag stromen.

Schildmeer

Wie een landschap in verandering wil zien, moet de komende twee jaar geregeld gaan fietsen in het gebied tussen Hoogezand en het Schildmeer. Strak – en wat saai – boerenland zal omgetoverd worden in ruige nattigheid. Moeras, riet en water nemen het over van de aardappels. Strakke rechte lijnen in het landschap gaan golven. Gakkende ganzen en het fijne geluid van rietzangers zullen de stilte meer en meer doorklieven. Midden-Groningen zal ‘blauw’ worden, een ingrijpende verandering. Toch is er weinig verzet. De nieuwe natuur wordt aangelegd in lage, bijna lege gebieden. De mensen die er wonen, proberen huis en grond goed te verkopen. Of hun huis ligt ineens niet meer in een aardappelveld maar in een natuurterrein.
‘Moeras is erg goed voor vogels’, weet Van der Wal. Water- en natuurbeheerders omarmen de habitat van de kwak, de roerdomp, ijsvogel en gans. Ze zijn echter niet alleen maar tevreden. ‘We lopen aan tegen de gevolgen van vroeger gebruik’, zegt Van der Wal. De door boeren bewerkte terreinen zijn nog volgezogen met fosfaat. En wat gebeurt er wanneer dat land onder water wordt gezet met al die fosfaten? Rond om Drentse beekdalen viel het wel mee met die fosfaatbemesting. Maar de waarheid is genuanceerd: in die beekdalen was het al nooit zulke beste grond, dus daar werd niet intensief geboerd. Daarbij hebben de beekdalen aardige stromen kwelwater. Daarin zitten mineralen als kalk en ijzer en die binden vrijkomende fosfaten. Voor de Slochterse klei ligt dat anders. In Midden-Groningen komt dus waarschijnlijk meer fosfaat vrij. Dat zou vervelend kunnen uitpakken voor het nu nog zo schone Schildmeer. Maar dat wil Van der Wal niet laten gebeuren.
En er zijn andere zorgen. Wonen aan het water is charmant tot augustus. Maar dan komen de muggen. Met duizenden hectares nieuw water doemen wolken zoemende insecten op. In feite is dat ook de bedoeling, want daar komen de vogels op af. Rond om Sellingen onderzoekt Staatsbosbeheer met Alterra of het werkelijk de natuurmuggen zijn die de bewoners overlast bezorgen – in dakgoten en plantengieters zit vaak net weer een andere soort. Verder houden ze bij de inrichting van het gebied rekening met de ‘oversteekkans’ van muggen naar huizen. En als het water geregeld kan doorstromen, is het stekend ongerief waarschijnlijk een heel eind in te dammen. Dan overheerst het nieuwe beeld: het natte Noorden.

Moeras of gras, gans of grutto?


De natte natuur grijpt om zich heen. Zelfs de grutto, toch zo ongeveer de mascotte van de provincie Friesland, raakt bij Hisse- en Pikemaer een biotoop kwijt aan het moeras. Terwijl Friesland zich het hoofd breekt over humane methoden om van ganzen af te komen, krijgen deze plaagdieren een fraai nieuw onderkomen aangeboden bij Hisse- en Pikemar – net onder Sneek.
Draglines zijn er druk aan het graven. Frank Ypma (28) boert pal naast Hisse- en Pikemar. Hij kan goed leven met de bochtige slenken die nu worden gemaakt. Hij vindt het inrichtingsplan ‘prima’. Op één punt na: het waterpeil. ‘Alleen de slenk moet fungeren als plas-drasgebied. De rest van het weiland moet broedgebied blijven voor de weidevogels en dus gemaaid worden. Als er eenmaal water op het grasland blijft staan is het bodemleven helemaal weg, en is dit land dus ongeschikt voor weidevogels.’
Frank weet waarover hij het heeft. Hij zet in het voorjaar een halve hectare van zijn grasland voor enkele weken onder water. Voor de weidevogels. Als grutto’s doodmoe van de verre vliegtocht uit Afrika aankomen, kunnen ze in dit plas-drasgebied uitrusten en fourageren. Het plassende water verraadt vossen of andere sluipende rovers. Verder zorgt hij voor stukken bemest land, zodat er flink wat wormen in de grond zitten; het voer voor volwassen grutto’s.
In 1990 is in het kader van de landinrichting besloten om de oevers van Hisse- en Pikemar te vernatten. De komende tijd wordt het laatste deel van het gebied ingericht, er komen dijkjes omheen zodat in het voorjaar van 2010 het water erin kan stromen. ‘Dit groeit in een paar jaar helemaal dicht met riet en daarna wordt het een ruigte. Dan krijgen we de vos echt niet meer te pakken. Die heeft dan zoveel mogelijkheden om zich te verschuilen’, sombert Hans de Haas, de wildbeheerder. ‘Als je de weidevogels wilt beschermen, moet je geen riet maken.’
Yolt IJzerman van Staatsbosbeheer legt uit dat het een bewuste keuze is om grasland om te vormen tot moeras: ‘Moeras op klei met de daarbij horende vogels komt hier nauwelijks voor terwijl organisaties als Vogelbescherming daar destijds bij de minister wel om gevraagd hebben. Ik geloof dat er 150 weidevogelgebieden zijn in Friesland: in drie gevallen is gekozen om bestaande natuurwaarden niet te handhaven maar moeras te maken. De provincie heeft dit besluit genomen en daar staan wij achter.’
IJzerman kent de kritiek op de vernatting van het gebied. ‘Wij begrijpen dat het voor de bewoners niet altijd aangenaam is dat het karakter van de natuur in hun leefomgeving verandert. Sceptici zeggen dat we er een broedplaats aanleggen voor grauwe ganzen. En ik kan dat niet helemaal ontkennen. Het zal een hele toer worden om het aantal grauwe ganzen te beperken. Maar er zullen ook veel andere, zeldzame, soorten op af komen.’ Ook de gedeputeerde Hans Konst bevestigt dat het ganzenprobleem groter wordt door het nieuwe moeras. ‘Overal waar we nieuwe natte natuur maken en waar goed bemest boerenland omheen ligt, lopen we grote kans dat we ganzen aantrekken. We zijn in overleg met boeren en natuurorganisaties hoe we dat hanteerbaar kunnen houden.’
Sluitstuk van deze nieuwe natuur wordt een vogelkijkhut. IJzerman: ‘Ik denk dat dit moerasgebied een groot succes kan worden voor vogelaars. Elders hebben we dat ook gezien. We verwachten dat er veel mensen zullen komen om de grote karekiet te zien of misschien komt de ral hier wel terug.’