Abe de Vries zoekt de oorsprong van onze fascinatie voor het landschap. In de geschiedenis vindt hij parallellen met religie en een zoektocht naar identiteit.

Een landschapsfilosoof als Ton Lemaire vertelt ons dat het landschap als onderwerp in de schilderkunst nog niet zo heel oud is, slechts zo’n zeshonderd jaar. In de vijftiende en zestiende eeuw breekt de mens uit de besloten ruimtes van de Middeleeuwen, verbreedt letterlijk zijn horizon en geeft zich over aan zijn gulzige nieuwsgierigheid naar het onbekende, dat daar ergens achter de weidse einder verscholen ligt. Een Vlaams schilder als Joachim Patinir degradeert de in zijn tijd nog verplichte bijbelse taferelen tot ornamenten in grootse landschappen: bergen en meren die zelf het sacrale weerspiegelen. De intimiteit van de religieuze ervaring maakt als het ware plaats voor de oceanische godsbeleving. In het Noorden van Nederland is iets van die expansie nog af te lezen aan de dichtgemet…

Trefwoorden