Stedenbouwkundige Maarten Schmitt heeft meegedacht met de provincie Groningen over de vraag hoe het slordige Lauwersoog een fijne plek kan worden.

‘Hier heb je een desolate parkeergarage, waar je zeker met slecht weer wegwaait. Een grote vlakte.’ Maarten Schmitt kijkt op een zonnige, maar winderige aprilmiddag vanaf restaurant Zeezicht naar de veerhaven. De grensplaats Lauwersoog, vertrek- en eindpunt van de veerboten naar Schiermonnikoog, lijkt op papier een spannende plek, met aan de ene kant Nationaal Park Lauwersmeer en aan de andere kant de Waddenzee. Helaas oogt de havenplaats in het echt vooral als een rommelig, haast unheimisch industriegebiedje. Ja, er is veel bedrijvigheid, een levendige vissershaven en een jachthaven, maar voor dagjesmensen en andere toeristen is Lauwers-oog weinig uitnodigend. ‘Die parkeergarage is zo ontzettend low profile en erg defensief’, oordeelt Schmitt. ‘Maak er een mooi overdekt transferium van, waar je gezellig koffie kunt drinken. De Groningse universiteit of een hogeschool kan er een congresfaciliteit neerzetten. Maar je kunt ook denken aan een zeeaquarium, dat je vanaf de bodem van de Waddenzee naar boven toe opbouwt. Dat kan een mooie aanvulling zijn op de recreatieve voorzieningen die je nu al hebt in Esonstad en Oostmahorn.’
Schmitt (65), oud-bouwmeester van Groningen en Den Haag en sinds kort stadsstedenbouwer van Leiden, was lid van de denktank die zich vorig jaar boog over een aantrekkelijker Lauwersoog. De provincie Groningen wil het dorp ontwikkelen tot de belangrijkste toeristische trekpleister van het Lauwersmeergebied. Samen met de provincie Friesland stelt ze een visie op. Nieuwe verbindingen en functies moeten Lauwersoog meer samenhang geven. Wat niet betekent dat het zijn robuuste karakter hoeft het verliezen. In vervolg op het rapport van de denktank brainstormden belanghebbenden in oktober tijdens een ontwerpatelier over nieuwe kansen voor Lauwersoog. Schmitt was daarbij aanwezig als extern criticus.

Grote achterkant
We steken de weg over, waarop auto’s opmerkelijk hard mogen rijden: 70 kilometer per uur. Markeer begin en einde met uitzichtpunten, was een idee dat uit de brainstormsessie kwam. Dat nodigt automobilisten uit langzamer te rijden.
Langs de huidige Kustweg kun je een langzaamverkeerroute aanleggen. Aan de zuidkant van deze weg ligt een geasfalteerd parkeerplaatsje, voor mensen die hun auto goedkoop willen stallen. ‘Natuurlijk doodzonde van de ruimte’, is Schmitts commentaar. ‘Je kunt er alleen je auto neerzetten. Het terrein is met een hek afgescheiden van de waterkant, terwijl je hier een hartstikke mooi uitzicht hebt.’
Met het vierkante sluiswachterhuis is een poging gedaan het gebied te markeren. Schmitt kijkt om zich heen. ‘Weet je, met het restaurant, het gemaal en dit sluiswachterhuisje is op zich niet zo veel mis, maar alles wat zich ertussen bevindt is een allemachtig zootje. De dijk en de weg zijn hier de twee enige heldere dingen. Er zijn hier mooie plekjes, maar die zijn volstrekt ontoegankelijk’, meent de stedenbouwkundige. ‘Overal staan hekken omheen en een ieder heeft zijn eigen koninkrijkje. Hier, op dit grasveld bij het sluiswachterhuisje,’ wijst hij ‘hadden ze toch op zijn minst een bankje kunnen neerzetten, zodat je een beetje kunt uitkijken.’ Hij tuurt naar de verte, naar de Lauwersmeerkant, naar een klein eilandje. ‘Dat is nu vooral een werkplek van Rijkswaterstaat.’ We zien, weer achter een hek, een gele werkboot en gekleurde containers. Bedrijven in de scheepsbouw, visserij en transport vestigden zich hier de afgelopen dertig jaar. ‘Natuurlijk hebben ze een plek nodig, maar die hoeft niet per se hier te zijn’, meent Schmitt als we voor het kantoor van een transportbedrijf staan. ‘Je kunt een herverkaveling uitvoeren. Ruimte genoeg.’
De gebouwen naast de sluis en de vissershaven noemt hij ‘één grote achterkant’. Aan de achterzijde van een van de loodsen hangen grote foto’s. ‘Ja, je kunt ze wel opleuken met idyllische plaatjes van de beach, maar de beach zelf zie je hier niet. Aan de oostelijke oever van het Lauwersmeer heb je een begin van een strandje. Maar dat zou een echt strand kunnen worden, waar je lekker in de zon kunt liggen.’
Kleine kunsthal
Grote ingrepen zijn voor Lauwersoog niet nodig, meent Schmitt. ‘Nee, je moet juist terughoudend zijn. Geen sensationele vuurtorens of woonflats, maar wel een mooie, duurzame ontwikkeling. Niet te veel glamour. Er moet samenhang komen. Leg een leuk strand aan, bouw energieneutrale dijkwoningen met uitzicht over het wad.’
Drie zaken moeten in elk geval worden aangepakt, vindt hij. ‘De visserijhaven heeft een eigen dynamiek en moet een sterker imago krijgen. Misschien in combinatie met een restaurant, een verkooppunt van verse vis, een visveiling of iets met de sportvisserij, zodat je toeristen en recreanten trekt. Het vertrekpunt van de veerboot kan het brandpunt van toeristische attracties worden. Waarbij ik niet meteen aan een casino denk. Hoewel, waarom ook niet? Bouw in elk geval een mooi overdekt transferium.’
De Lauwersmeerkant is de zonoever, die toegankelijker moet worden, vindt hij. ‘Die drie gebiedjes moet je met elkaar in verbinding brengen.’ Het belangrijkste is de aanleg van een extra pier tussen visserij- en veerhaven, aldus Schmitt. ‘Op die pier kun je van alles bedenken, van eethuisjes tot een kleine kunsthal. Die pier is een basisvoorziening die in verbinding moet komen te staan met een voetgangersroute. Het nieuwe gemaal zou een landmark kunnen worden.’
De suggesties van Schmitt c.s. zijn bij de provincie in goede aarde gevallen. Voor een grote herinrichting zijn echter tientallen miljoenen nodig. Geld dat de provincie Groningen in deze tijd van grote bezuinigingen zelf niet wil uitgeven – zo dringend zijn de problemen van Lauwersoog ook weer niet. Gedeputeerde William Moorlag (PvdA) hoopt dat de verfraaiing van Lauwersoog mogelijk wordt door gelden van externe financiers, subsidie uit het Waddenfonds of rijksbijdragen uit het Fonds Economische Structuurversterking.