Vroeger zagen we ze in de zomermaanden overkomen, de zweefvliegtuigen boven Hoogeveen. We zaten in het gras in de tuin, we voetbalden of dronken bier in het park, en boven ons gleden de zweefvliegtuigen traag langs de blauwe hemel. Er waren ook parachutes en motorvliegtuigjes met zo’n tekstsleep erachter – ‘Kom naar de Pulledagen’, ‘Hulde aan het bruidspaar!’, maar het meest herinnerden we ons de zweefvliegtuigen, die stil door de Hoogeveense zomerluchten vlogen. Nu is het ook zomer, een zaterdag in juli. De zon schijnt, op het vliegveld van Hoogeveen maken mensen zich op voor een dag vol zomers vliegplezier.

Langs de strip, de start- en landingsbaan, staan hangars en loodsen van allerlei vliegclubs. Er is een paraclub, er zijn motorvliegclubs en clubs voor liefhebbers van oude vliegtuigen. Het is even na tienen en al flink warm, het wordt een hete dag. In de hangar van de Vliegclub Hoogeveen is Duke van den Bussche bezig met de briefing. ‘Ik weet niet wat de thermiek doet, ik weet niet wat het weer doet’, zegt hij. Duke, een zestiger in een linnen pak, is vandaag de ddi, de dienstdoend instructeur. Om hem heen staat een groepje zweefvliegers, sportieve jongelui met kniebroeken, zonnebrillen en petjes. Er zijn ervaren vliegers bij, een aantal krijgt vlieglessen, er zijn een paar nieuwe jongens. ‘Het zicht is niet super’, zegt Duke. ‘Er komt onweer aan.’ Bij zweefvliegen draait alles om therm…

Trefwoorden