De stalen constructie met stormbestendige spudpaal (!) moet aan de randen van zandbanken komen te staan, op plaatsen die bij eb te voet bereikbaar zijn en die de dobber bij hoog water optillen. Voor de kenners: de spudpaal heeft een diameter van dertig centimeter, is negen meter lang en steekt vier meter in de bodem. De tewaterlating is voorzien in 2012, mits er geld is. De kosten bedragen 600 duizend euro. Twee ton komt van enkele bedrijven, de provincies Groningen en Friesland en de Hanzehogeschool. Voor de overige vier ton hebben de bedenkers en projectleiders, Hans Postma en Andries van den Berg, aangeklopt bij het Waddenfonds. Ze verwachten een positief besluit, al betekent geen steun niet het einde van het project. Maar waarom zou die bijdrage er niet komen – het fonds richt zich toch op innovatie op en rond de Waddenzee? Waar de bedenkers hun ontwerp voor het eerst denken te plaatsen? Dat hangt mede af van het ‘aanbod’ van een der kustgemeenten, melden zij diplomatiek. En wie zijn straks de dobberpioniers? Ook dat is nog niet duidelijk. Te denken valt aan ‘bekende politici, wetenschappers of kunstenaars’. Maar voor hetzelfde geld glijden beide initiatiefnemers zelf als eersten op en neer langs de spudpaal van hun Waddenwoning.
Spudpalen. Stevige, verticale stalen buizen waarmee schepen of pontons zichzelf vastzetten in waterbodems. Kraanschepen en cutterzuigers gebruiken ze vaak. Logisch, want die moeten exact op locatie kunnen werken. Compactere en telescopische varianten vind je ook op (nieuwe) binnenvaartschepen en pleziervaartuigen. Schippers zijn er blij mee; afmeren kan voortaan ook zonder loswal, kademuur of steiger. Waarom deze aandacht voor spudpalen? Vanwege de mogelijke komst van de Waddendobber, een mobiele, bolvormige, energieneutrale en goeddeels zelfvoorzienende verblijfplaats waarin per keer een viertal personen gedurende enkele dagen de Waddenzee toeristisch kan beleven of er wetenschappelijk onderzoek kan doen.