Het land bij Slochteren en Schildwolde wordt water, riet, moeras en veen. Noorderbreedte volgt de aanleg door de ogen van bewoners.

Een blaarkop staat op de oever van het Slochterdiep, temidden van het ruige gras en pitruspollen. Morgen gaan Okke Groeneveld en de vijf andere eigenaren van deze kudde de dieren vangen .
Eens per jaar drijven ze de runderen in vanghokken bijeen zodat ze de kalveren en de koeien kunnen scheiden. Stiertjes gaan naar de slachterij of mogen als os nog een jaartje aanspekken, koekalfjes moeten voor nageslacht zorgen .
De blaarkoppen zijn heel wat onrustiger dan het melkvee dat Groeneveld thuis in Harkstede gewend was tweemaal daags door zijn grote handen te krijgen. In 2001 stopte hij met melken omdat zijn akker- en grasland nodig waren voor Meerstad. Hij was voorzitter van LTO Slochteren toen begin jaren negentig duidelijk werd dat er 1.700 hectare nieuwe natuur zou komen tussen Kolham en Appingedam. ‘Wij zouden 1.100 hectare boerenland kwijtraken.’ Dat wilden de boeren niet zomaar laten gebeuren. ‘Die nieuwe natuur moet ingericht en onderhouden worden. Wij dachten: daar kunnen wij als boeren misschien ook wel wat in betekenen.
In 2000 richtten de boeren de Vereniging voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer in Slochteren op. Vier jaar later graasde hun eerste kudde hereford-runderen tussen Kolham en Woudbloem. ‘We wilden geen Schotse hooglanders met van die lange rooie haren. De herefords komen wat dichter bij ons eigen vee.’ Later kwamen er meer kuddes, waaronder een van de bijna uitgestorven Groninger blaarkoppen .
Als melkveehouder was Groeneveld gewend goed voor zijn vee te zorgen. In de natuurgebieden moeten de dieren zichzelf redden – in verband met de natuurontwikkeling mag er nauwelijks bijgevoerd worden. Dat is wel even wennen: ‘Vorige winter was een rotwinter voor ze, meteen in het begin lag er al een pak sneeuw en was er niets meer te eten te vinden.
Ook is het moeilijk als boer om te zien hoe het landschap waar je eerder ordelijk grasland had of akkers, verandert in een ruigte .
Maar de omvorming tot natuur is ‘een keuze’, zegt Groenveld berustend. ‘Zo erg als bij het Leekstermeer en Peize is het hier gelukkig niet. Daar is boerenland veranderd in riet en andere rommel.’ De grazers in Midden-Groningen doen dus goed werk .
Maar ook hier zijn stukken waar het pitrus onrustbarend groeit, bijvoorbeeld bij het Skald Ae. Daarom wilde Staatsbosbeheer daar beweiding met pony’s, die vreten meer van dat harde spul. Een van de leden van de vereniging stapte daarin. Maar vorige winter zorgde deze boer niet goed genoeg voor de dieren – ondanks de kritiek die hij kreeg van andere leden. Het maakt duidelijk hoe kwetsbaar het is om samen verantwoordelijkheid te nemen .
Een van de boeren is ‘oppasser’ van de kuddes, hij telt dagelijks de runderen en houdt bij het afkalven een oogje in het zeil. Door het jaar heen heeft Groeneveld dan ook weinig werk aan zijn vleesvee. ‘Je fietst er eens langs en dan is het toch wel prettig dat het je eigen dieren zijn.’ Uit de omgeving krijgt hij leuke reacties: ‘Burgers zeggen: “Toch fijn dat onze eigen boeren hier de kuddes hebben”, dat streelt ons natuurlijk ook.
Vaak is wel een heel gedoe om het boerenwerk in de natuur te plooien in de strenge regels van het gewone boerenbedrijf. In Tetjehorn wil Staatsbosbeheer alleen in de zomer grazers hebben. Maar na een zomer aan het Schildmeer mogen de dieren vanwege gezondheidsregels niet meer terug naar de stal. Dus grazen daar nu uitsluitend ‘uitgewerkte melkkoeien’. Na de zomer valt voor deze dieren definitief het doek .
Aan de overkant van het Slochterdiep – nu nog verleidelijk groen – is alles gereed voor het water. De duiker onder de weg is klaar, alleen de klep hoeft nog maar open om het Dannemeer vol te laten lopen. Zeshonderd hectare nieuwe natte natuur. ‘Ik geloof dat wij maar vijftig hectare daarvan kunnen beweiden, de rest wordt te nat voor de dieren’, zegt Groeneveld met spijt

Trefwoorden