Hij had een lapjesdeken aan stukjes grond. ‘Ik ben er alle dagen nog blij om dat we in 1995 een vrijwillige grondruil hebben gedaan. Nu ligt al mijn grond in een blok bij huis.’ Tetjehorn is natuur geworden. Vroeger kon hij er in de winter niet komen, nu kan hij er helemaal nooit meer komen, daarvoor is het land te nat. Dit moeras met riet is het eerste stuk van het grootse plan voor natuurherstel in Midden-Groningen. Iets westelijker vormt het Dannemeer het sluitstuk ervan. Dat gaat er ongeveer zo uitzien als dit.
Voor Thomas is de natte natuur een van de vele gedaanten die het gebied heeft aangenomen. Hier stroomde heel vroeger de zee. Een verhoging in het veld toont de inversierug – waar ooit een priel liep. ‘Mijn vader had dat perceel in 1954 gekocht; het was een best stuk land. Nu broeden er ganzen en daar heb ik een probleem mee. Want het worden er steeds meer en ze gaan in de zomer niet meer weg.’
Verderop zitten kleigaten in het land. ‘Boeren groeven er klei op en verspreidden dat over het land – toen er nog geen kunstmest was.’ Nu zijn het plasjes; het ene lang en smal, het andere klein en diep. ‘Er zaten altijd veel eenden. Nu zitten er vooral aalscholvers; die zag je vroeger niet.’ Thomas had een hond die goed kon apporteren; daarom vroeg de buurman die boer en jager was hem mee. Zijn vader wilde ‘geen geklets’, dus Thomas vroeg zelf ook een jachtvergunning aan. ‘Maar ik ben boer, geen jager.’ Hij beheert zijn gewas en beschermt het tegen al te gretig wild. ‘Van de winter zaten aan de overkant 22 duizend ganzen.’ Maar ’s winters als de doortrekkende ganzen komen rusten, zijn de akkers ‘gedooggebied’. Dan blijven de geweren in het vet. ’s Zomers krijgt hij vergunning om ganzen te schieten. Maar alleen op eigen land, niet in de nieuwe natuur.
In de jaren zeventig zou op Tetjehorn een bungalowpark komen. Drie broedende kiekendieven beslechtten het pleit bij de Raad van State. Thomas bleef er graan verbouwen – ook toen Tetjehorn in de volgende plannen als ‘natuur’ te boek werd gezet.
In 1989 hoorde zijn broer Klaas, die naar de grote landbouwdemonstraties in Den Haag was, bij toeval minister Braks aan de Kamer vertellen over de Ecologische Hoofdstructuur. Klaas kwam thuis en zei over de natuurplannen: ’t gait deur. In alle besturen waar Thomas kwam, werd druk over de Ecologische Hoofdstructuur gepraat. Het ongeloof veranderde in taai verzet. ‘Alles negatief.’ De Fleddermannen pakten het praktischer op. Twee jaar later had Klaas zijn boerderij verkocht en vertrok hij naar de Reiderwolderpolder. Thomas begon met vier buren een vrijwillige kavelruil om zijn grond bij het meer af te stoten. Achteraf is hij blij met die snelle actie. ‘Sommigen staan nu nog voor de rechter, wij zijn hier al jarenlang klaar met de nieuwe inrichting. Wij kunnen verder.’
Tetjehorn ging als nieuw vogelgebied naar Staatsbosbeheer. De inrichtingsplannen accepteert Thomas zoals een boer het weer voor lief neemt. Hij pacht zelfs een stukje terug en verbouwt er tarwe – voor de vogels. Maar op één punt valt het hem zwaar. De kleiril waar zijn vader in 1954 begon, is veranderd in een distelveld. ‘Ik heb ze gezegd: dat is goeie grond, maak daar nou ook een fourageerveld van.’ Maar ze luisterden niet.