De nieuwe keientuin bij het Hunebedcentrum in Borger toont wat er in de omgeving uit de bodem naar boven is gekomen. Harry Huisman, zwerfsteendeskundige en liefhebber van de ijstijdgeologie, vertelt de bijpassende verhalen.

In de keientuin van het Hunebedcentrum in Borger duwt een vrouw de buggy moeizaam door het grind, kinderen schreeuwen even verderop van de pret rondom een vuurtje waar ze kunnen ervaren hoe mensen in de prehistorie voedsel bereidden. Harry Huisman eet net een kop soep in café De Trechterbeker. Elke woensdag is hij te vinden in het kenniscentrum. Hij is vrijwilliger en een van de inhoudelijke krachten achter het Hunebedcentrum, de keientuin en sinds kort ook het nieuwe initiatief: Geopark Hondsrug.
De Hondsrug is uniek. De verschillende keileemlagen in de bodem laten zich lezen als een geschiedenisboek. Maar wat de Hondsrug zo bijzonder maakt, is dat het landijs in de laatste fase van de voorlaatste ijstijd er een bijzonder gezelschap stenen bezorgde. Stel je voor: binnen een enorme massa landijs vormde zich – toen het klimaat zoetjesaan opwarmde – een langzaam stromende ijsrivier die vanuit het Noordzeegebied vloeide naar het zuidoosten tot in Munsterland. In Drenthe en Groningen zag je een smalle baan, een kilometer of twintig breed, van snelbewegend ijs temidden van een stilliggend pakket zogenaamd ‘dood’ ijs, waar geen beweging meer in zat. Door die ijsrivier was de dynamiek in, en de invloed op, de ondergrond in de oostelijke helft van Drenthe aanzienlijk groter dan in de rest van Noord-Nederland. Onder het ijs ontstond parallel aan de bewegingsrichting van de ijsrivier een reliëf van ruggen en dalen. Na het verdwijnen van de ijsbedekking ontstond hieruit het landschap zoals we dat nu kennen: de Hondsrug met enkele kleinere zandruggen en daartussen beekdalen.
Tot op de dag van vandaag is die unieke ontstaansgeschiedenis in de morfologie te traceren – al is er in de laatste ijstijd hier en daar een dik pak zand overheen gestoven. Je ziet wat glooiïngen in het land, hobbels en bobbels, een es, een dalletje, een diepje en dat soort zaken. Maar ín de bodem ligt een bijzondere schat: talloze zwerfkeien die naar boven komen of op worden gegraven en die door de mensen in de loop van het bestaan gebruikt zijn. Het Hunebedcentrum wil die geweld(dad)ige historie, dat bijzondere geologische erfgoed en hoe de mensen dat gebruikten, zichtbaar en beleefbaar maken.
In het Hunebedcentrum merkt Huisman hoe kinderen zich vermaken als ze in een prehistorische kleihut mogen rondkruipen om te voelen hoe de mensen in de prehistorie leefden. Hoe het vlammetje van enthousiasme ontwaakt als ze met de hulpmiddelen van toen proberen kralen te rijgen. De nieuwe keientuin bij het Hunebedcentrum toont wat er in de omgeving uit de bodem naar boven is gekomen en laat het aan je fantasie over wat er allemaal nog verborgen ligt.

Immense krachten

Op veel meer plaatsen in Drenthe zouden we de keien uit de bodem moeten laten zien, net als de lagen waarin ze voorkomen, vindt de zwerfsteendeskundige. En dat is precies wat het Geopark Hondsrug wil bewerkstelligen: de Hondsrug in al zijn facetten op de kaart zetten. Huisman probeert met zijn enthousiaste vertellingen die unieke ontstaansgeschiedenis terug te brengen naar Drenthe. Hij vertelt van de immense krachten die verborgen zaten in de honderden meters dikke laag ijs, waardoor die enorme aantallen keien van kubieke meters groot uit Scandinavië helemaal naar Drenthe kon slepen. Huisman durft wel te spreken over de allergrootste transportonderneming op aarde. Hij voelt zich als een ambassadeur van het geologisch erfgoed. ‘Maak van de N34 een “Hunebed highway”, met af en toe een hoop grote, opvallende zwerfkeien erlangs om passanten duidelijk te maken dat ze door een bijzonder stuk van Drenthe rijden’, suggereert hij. Ook bij het graven van het nieuwe kanaal van Ter Apel naar Erica kwamen stenen naarboven die het in zijn ogen verdienen om langs de route een plaatsje te krijgen. Met natuurlijk het verhaal over de ontstaansgeschiedenis van het landschap erbij.
Hij ziet veel meer mogelijkheden om de geheimen uit de bodemlagen onder onze voeten aan het publiek te laten zien. Gemeenten en natuurbeheerders ontberen vaak die kennis – en zo verglijdt menig kans om het verhaal achter de Drentse stenen over te brengen. Wat in elk geval NIET moet, is de keien verkopen zodat ze in een tuincentrum in Brabant komen te liggen. Of dat we in Drenthe zelf keienpaden aanleggen van stenen die uit het Rijnse rivierengebied komen – zoals helaas wel gebeurde bij de parkeerplaats van de Drentse Aa tussen Zuidlaren en Tynaarlo. Ambtenaren besteden de aanleg uit en aannemers kijken waar ze het goedkoopst aan keien kunnen komen. ‘Voor het verhaal van de Hondsrug is zoiets gewoon geologische vervuiling – een misser’, vindt deze kenner van de ijstijd. Net als in 2009, toen de laatste resten van een oerbos in Roderwolde als snippers in een electriciteitscentrale zijn verbrand. Geologisch erfgoed verdwijnt maar al te vaak door onwetendheid, onverschilligheid en kortetermijndenken. ‘Het laatste boek over de Hondsrug dateert van 1970’, geeft Huisman als voorbeeld van het gebrek aan aandacht voor het unieke landschap van de Hondsrug. Gelukkig werkt geoloog Enno Bregman van de provincie Drente aan een proefschrift over het ontstaan van de ruggen in Drenthe, want sinds 1970 is onze kennis enorm toegenomen – en ook de inzichten over hoe Drenthe is gevormd zijn behoorlijk veranderd.
In het Hunebedcentrum wekt de winkel trouwens een ander beeld. Die ligt niet alleen vol boeken over stenen, hunebedden en het leven in de prehistorie, er staan ook uitstalkasten vol fossielen, sieraden en sierstenen. Veel is gepopulariseerd. Voor de kleintjes zijn er setjes hunebedstenen om zelf te verven, en T-shirts in alle maten met als opschrift ‘Als Drent binj altied stoned omdat je tuschen hunebedden woont’. ‘KUNNEN STENEN PRATEN?’ Staat er op de papieren tasjes die de toeristen in de winkel meekrijgen. Ja, in het Hunebedcentrum hoor je de verhalen van de stenen.

1. IJskanter

De steen die Harry Huisman het meest boeit, is een ijskanter. Hij is gevonden bij de recente aanleg van de rotonde bij Gieten – waarbij diep gegraven is in het hart van de Hondsrug. Huisman werd erbij gehaald toen er een enorme vracht stenen bovenkwam. ‘Deze lag er als een krent tussen.’ De zwerfsteenkenner zag direct dat dit een gneis is die twee miljard jaar geleden ontzettend is gemangeld door het ijs. Hij is ergens in Zweden door het ijs uit een vaste rots gebroken, afgeschuurd, onderweg ergens met geweld tegenaan gedrukt en vervolgens weer vastgevroren. En zo een paar keer. Dat valt te zien aan de gletsjerkrassen op wel vijf verschillende vlakken. Als een steen al sporen draagt van een confrontatie met andere stenen, is dat doorgaans op één vlak en in één richting. Deze draagt op vijf vlakken sporen van een gewelddadige confrontatie met zijn omgeving. ‘Echt bijzonder.’

2. Granaatgneis

‘We hebben ook edelstenen – al zijn ze niet edel.’ De rode puist in de gelaagde gneis is een ‘granaat’. Dan weet je dat er een gebergte begon te groeien. Dit gesteente dat ooit de wortels van een hooggebergte vormde, lag misschien wel tientallen kilometers onder de oppervlakte, met een massa gewicht op zijn kop en vanuit de aardkern opgewarmd. Zulke extreme omstandigheden (grote druk en hitte) maken bestanddelen in gesteenten instabiel, waardoor zich granaten kunnen vormen. In de schaduw van de rode granaat vormde zich wat kwarts, veldspaat en zwarte biotiet – dat eruitziet als glimmertjes in de oksel van de rode granaat.

3. Monocraterion, een oeroud levensspoor

Het is – zelfs voor Huisman – even zoeken waar deze zandsteen met levenssporen in de keientuin ligt. De grijsbruine steen met veel witte strepen, verticaal en horizontaal, moet dus beter gepresenteerd worden. Het bruin in de steen komt door ijzer dat door blootstelling aan de lucht roestkleurig geoxideerd is. Die roestkleur zie je veel bij Drentse keien en ook in bodemprofielen van de streek. Aan deze 550 miljoen jaar oude steen kan Huisman lezen van welke kant het water eroverheen stroomde. Als een spierbundel liggen de wildwaterafzettingen (strepen) in de zandsteen. Het zijn afzettingslagen van eb en vloedstromen van miljoenen jaren her. Deze steen ontstond uit zandlagen op de grens van land en zee – een soort wadden met ondiep water. Wat deze zandsteen met zijn levenssporen bijzonder maakt, zijn de verticale strepen en gaten: sporen van wadpieren of andere zeedieren die gangen in het zand groeven. Ondanks het feit dat we van de dieren zelf niets terugvinden, noemen we dit toch fossielen.

4. Kogelgraniet

Huisman droomt ervan ooit nog een kogelgraniet te vinden zoals deze, die bij de oprit van een boerderij in Nieuw-Schoonebeek opdook. De kans daarop is echter piepklein. De kogelronde vormen in de steen komen bijna nergens voor, alleen in vaste rotsen in een klein stukje van Zuidwest-Finland. Er is maar heel weinig kogelgesteente op aarde, de kans dat er in de ijstijd een stuk losraakte en zo’n 1.500 kilometer is meegevoerd naar Drenthe is nog vele malen kleiner – om maar niet te spreken over de minieme kans om die steen dan ook nog te vinden. Stenen verzamelen is zoiets als postzegels verzamelen: op een gegeven moment wil je ook die ene zeer zeldzame hebben. De steen uit Nieuw-Schoonebeek ligt vlak bij Huismans werkplek in het kenniscentrum. Elke woensdag is dat weer genieten voor hem. En blijven zoeken.