Terwijl nu de laatste hand wordt gelegd aan het nieuwe Provinsjehûs van Fryslân en het gebouw pas in mei officieel geopend zal worden, verhuisden begin november de 900 provincieambtenaren al vanuit een tijdelijk onderkomen terug naar hun vertrouwde plek aan de Tweebaksmarkt.

Op die locatie in het centrum van Leeuwarden is onder leiding van het Amsterdamse architectenbureau Soeters-Van Eldonk een combinatie gerealiseerd van nieuwbouw, restauratie en renovatie. Van het vorige provinciehuis zijn enkele monumentale panden behouden en opgeknapt, zoals de negentiende-eeuwse Statenzaal. Daaromheen en -tussendoor kwamen nieuwe vleugels, met in het midden een forse toren van acht verdiepingen.

De vleugels bestaan uit verschillende panden in een moderne neostijl, die aansluit op de bewaard gebleven historische gebouwen. Het ritme van de ramen, de plaatsing van de kroonlijsten en het formaat van de oudbouw zijn overgenomen in de nieuwe panden, zodat het net lijkt alsof het provinciehuis uit een verzameling herenhuizen bestaat. De verspringende gevellijnen en de verschillende kleuren baksteen waaruit elk deel is opgetrokken, benadrukken dat.

Eigenlijk valt de nieuwbouw hierdoor niet zo op in het straatbeeld, wat vaak de bedoeling is van de architectuur van Soeters en Van Eldonk. Het nieuwe provinciehuis gaat helemaal op in de directe omgeving, terwijl de grote kantoortoren midden in het complex deels schuilgaat achter de gevels. Het verschil zit vooral in de moderne en speelse details, zoals de veel strakkere kroonlijsten, accenten in het metselwerk of raampartijen die soms dieper verzonken zitten in de gevels. Overeenkomst en onderscheid zijn goed zichtbaar in de hoofdingang en het naastgelegen pand uit 1740. In het achttiende-eeuwse gebouw zijn de voordeur en het raam erboven voorzien van een sierlijk bewerkte lijst. Rond de nieuwe hoofd-ingang is dat geabstraheerd tot een groot vlak met strakke lijnen.

Het gehele blok tussen de Tweebaksmarkt en de Heerestraat heeft wel iets weg van een vesting, maar de variatie binnen de onderdelen maakt het niet massief. Een hofje dat via stegen vanuit beide straten bereikbaar is, versterkt die openheid – van het gebouw, en daarmee ook van het provinciebestuur.
Overigens is het provinciehuis pas na de opening in mei toegankelijk voor publiek.