Onze samenleving is in de ban van ‘groen’. Het ene eigentijdse groene initiatief na het andere komt op, in natuurgebieden maar vooral ook in de stad. Deel drie in de serie Gezonde Ruimte.

‘Waarom je gelukkig wordt van bomen en blaadjes’, staat er op de cover van het onlangs verschenen Naar buiten-boek van het succesvolle Flow magazine. Binnenin vinden we de antwoorden, geformuleerd door Matthijs Schouten, die onder meer ‘strateeg’ is van Staatsbosbeheer en als hoogleraar natuurherstel aan de universiteit van Wageningen werkt.
‘In de natuur kun je zijn wie je bent, de natuur oordeelt niet’, zegt Schouten. En: ‘Je ziet een mooie plant of een mooi dier, dat geeft een gevoel van verwondering over de veelvormigheid van het leven. Daardoor raak je even los van je eigen wereldje. Dat schept ruimte.’
Hoewel de natuur en de organisaties die zich voor haar inspannen het momenteel in economische zin niet eenvoudig hebben, lijken steeds meer mensen zich bewust te worden van de waarde van frequent contact met de natuur. En dan mag natuur ook gewoon een kamerlinde zijn. Of de spar in je achtertuin. Of het plantsoen om de hoek. Natuur, kortom, die je niet speciaal hoeft op te zoeken op een vrije zondagmiddag. ‘Het is mooi dat er bos en natuurreservaten zijn waar je af en toe mag komen. Maar misschien nog wel fijner om elementen uit de natuur voortdurend in je leefomgeving te hebben. Bomen en vogels in de stad, bloeiende planten op je balkon’, aldus nogmaals Matthijs Schouten in Flow.

Groenparticipatie

Wie over de groeiende waardering voor deze natuur-in-het-klein kan meepraten is Wout Veldstra, stadsecoloog van de gemeente Groningen. ‘Toen ik vijftien jaar geleden in deze functie begon, vonden veel collega’s uit de natuur- en milieuwereld het maar raar dat ik natuur dicht bij de mensen wilde brengen. Die hebben ongelijk gekregen. Want wat blijkt: de verscheidenheid van planten, bomen en insecten is in de stad momenteel groter dan op het platteland. Bovendien zijn stedelingen de laatste drie jaar steeds meer betrokken bij het groen in hun eigen leef-omgeving. Groenparticipatie noemen we dat. In 2009 hebben we daar in ons beleid letterlijk ruimte voor gemaakt. Sindsdien zijn er maar liefst zestig projecten ontstaan op het gebied van tuinaanleg, met name buurtmoestuinen. Vandaag nog had ik een gesprek met studenten van de universiteit die met z’n achttienen een moestuin willen aanleggen op het Zernike-
terrein. Groningen begint echt een eetbare stad te worden.’
Van een groene-vingerhype is volgens Veldstra geen sprake. De relatie van stedelingen met de kwaliteit van hun eigen leefomgeving is in zijn ogen fundamenteel aan het veranderen. ‘Ik merk steeds vaker dat mensen niet meer zoveel van de overheid verwachten. Ze vinden het prima om zelf de handen uit de mouwen te steken. Eigen groente verbouwen is een symbool van die onafhankelijke mentaliteit. Zoals mensen ook de natuur tegenwoordig zelf wel weten te vinden. Ze hoeven niet meer zonodig mee te doen aan excursies maar creëren zelf een natuurervaring, en steeds vaker dicht bij huis.’

Omgekeerde verstedelijking

Het groen in de stad, merkt Veldstra, wordt veel intensiever gebruikt dan vroeger. ‘Mensen fietsen er niet alleen aan voorbij maar willen er kennelijk ook graag in vertoeven, de stadsnatuur echt beléven.’ De gemeente Groningen, die dit jaar meedoet aan een competitie om zich de ‘groenste stad van Nederland’ te mogen noemen, is altijd vooruitstrevend geweest wat betreft het combineren van stads- en natuurontwikkeling, zegt Veldstra. Veel natuurlijker kan de stad inmiddels niet meer worden, denkt hij. In de afgelopen vijftien jaar is er onder meer geïnvesteerd in groene longen zoals het Noorderplantsoen en het Stadspark. Kortgeleden zijn de eerste twaalf van in totaal enkele tientallen faunatunneltjes gereedgekomen, waardoor dieren de stad in en uit kunnen wandelen. Ook hangt de gemeente in verschillende straten gierzwaluwen- en mussenkasten op, legt ze her en der ‘bloeiende bermen’ aan en is ze samen met de GGD betrokken bij de komst van een grote moestuin van de Voedselbank. In 2011 werd de binnenstad voorzien van vijftig extra bomen. Dat laatste had twee doelen, vertelt de stadsecoloog: verbetering van het stadsklimaat qua temperatuur en lichtvochtigheid, en vergroting van het welzijn van de binnenstadgebruikers.
Zowel natuur als landbouw rukt dus op in de stad. Er voltrekt zich een omgekeerde verstedelijking. Niet langer is stedelijkheid een vijand van ‘groen’. De dynamiek van de stad kan juist een belangrijke veroorzaker zijn van biodiversiteit, stelt Veldstra.
Ook in andere steden in Nederland zijn overheden en burgers toenemend in de weer met groene zaken als stadslandbouw, groene schoolpleinen, groene daken, stadsspeelbossen en groene hangplekken. ‘Jongeren willen graag bomen in hun plek, voor beschutting of schaduw. Gras om op te kunnen zitten. Of bloemen die lekker ruiken. Natuur is voor hen vooral een plek om tot rust te komen en te chillen. Natuur is vrijheid’, zo staat te lezen op de website www.devitalegroenestad.nl.
Al met al vervult natuur, of gewoonweg ‘groen’ in een stad voor haar inwoners verschillende positieve functies, los van de waarde van een evenwichtig ecosysteem. Groen kan mensen binden, ontspanning en esthetisch genoegen verschaffen en stimuleren tot bewegen. Groen (als het mooi en schoon is en veilig overkomt) doet ons daarom vaak goed. Reeds eeuwen is dat (gevoelsmatig) bekend. Toch lijken we tegenwoordig gevoeliger dan ooit voor de beloften van ‘groen’. Daar gaat een eigentijds complex van trends en feiten achter schuil. Van de noodzaak om duurzaam te leven tot veelbesproken medische problemen als ADHD, depressie, burn-out en overgewicht. En van kinderen die van de natuur vervreemd dreigen te raken omdat ze in hun vrije tijd voornamelijk achter de computer zitten tot de weerzin tegen ver weg geproduceerd voedsel. Er komen bovendien steeds meer wetenschappelijke gegevens beschikbaar die wijzen op een gunstige invloed van groen op ons welbevinden. Dat maakt de prikkel om te vergroenen nog sterker.

Volksgezondheid

In maart van dit jaar bracht het IVN een overzicht uit van recente onderzoeksresultaten. Ze zijn in opdracht van het natuurinstituut verzameld door omgevingspychologe Agnes van den Berg, die al zo’n vijftien jaar wijst op de heilzaamheid van een groene omgeving dicht bij huis. ‘Nederlandse studenten kunnen meer goede associaties bedenken en zijn dus creatiever in een kamer met één of meer planten dan in een kamer zonder planten’, rapporteert Van den Berg, sinds 2011 bijzonder hoogleraar ‘Beleving en waardering van natuur en landschap’ aan de RUG. ‘Een bezoek aan of kijken naar de natuur leidt tot een vermindering van pijn en negatieve emoties zoals boosheid, vermoeidheid en somberheid en tot een toename van positieve gevoelens en energie’, schrijft ze verder. En onder nog veel meer: ‘Een half uur tuinieren in een volkstuin leidt tot een sneller en meer compleet herstel van stress, afgemeten aan het stresshormoon cortisol, dan een half uur lezen in tijdschriften’.
Ook het College van Rijksadviseurs hamert op het belang van groen binnen de (stedelijke) planologie. ‘Een goede ruimtelijke inrichting draagt bij aan een gezond leven. Een Groene Stad, een slim duurzaam ontwerp en meervoudig gebruik van de ruimte kan een stimulans bieden voor gezondheid, vitaliteit, eigen initiatief en zelfstandigheid’, aldus de ruimtelijke experts in hun agenda voor 2013. Een duurzame, groene inrichting heeft zelfs aantoonbaar economische voordelen, meldde medio vorig jaar het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Uit een onderzoek dat het ministerie liet doen door bureau KPMG kwam naar voren dat de aanleg van meer groen in stedelijke gebieden kan leiden tot een besparing van 65 miljoen euro op het budget voor de volksgezondheid. Ook kan meer groen ervoor zorgen dat werknemers zich minder vaak ziek melden, ‘wat een besparing van €328 miljoen oplevert’.

Ommeland

De ontdekking dat je voor een ‘gezond’ contact met natuur de stad niet per se uit hoeft, lijkt een uitkomst. Maar de ‘echte’ natuur dan, of het cultuurlandschap, het ‘vrije veld’ – de groensten aller groenen? Hebben we die niet ook nog steeds nodig? (En omgekeerd: hebben die gebieden niet ook veel aan onze belangstelling?) Wie werkelijk rust zoekt of de wonderbaarlijkheid van wat groeit en bloeit wil ondergaan, die heeft toch niet genoeg aan een fuchsia of het openbaar groen in een stad?
Volgens Van den Berg echter is voor stadsbewoners ‘de waarde van het ommeland beperkt’. Terwijl zoiets als een groen schoolplein, zeker voor kinderen uit lagere sociaal-economische milieus, een wezenlijk gezondheidsverschil kan maken, zo zei ze vorig jaar november in Groningen tijdens het congres Ruimte voor gezondheid. De omgevingspsychologe meet de (gezondheids)waarde van groen dus vooral af aan het aantal mogelijke contactmomenten. Vanuit die optiek geldt: hoe dichterbij, hoe vaker, hoe beter. Toch, zou je denken, kan een mens ook blij en gelukkig worden van landschap en natuur die hij niet heel vaak ziet. Het is een prettige gedachte dat er, bijvoorbeeld verderop in de provincie waar je woont, bossen zijn waar je zou kunnen gaan wandelen en weilanden met schapen en koeien en fietspaden daarlangs. Maar ook als je dat soort natuur opzoekt, blijkt rijkelijk aanwezig stadsgroen een profijtelijke rol te spelen. Binnenstedelijke natuur, zo zei Van den Berg vorig jaar in gesprek met Noorderbreedte, wekt juist het verlangen ‘naar buiten’.