Lijdt Schiermonnikoog aan gebrek aan verandering? Is het eiland te veel monument en te weinig kuuroord? De laatste tijd spreken politiek en middenstand hun zorg uit over afnemende aantallen eilandbezoekers. Ligt het aan de lastminutehype, aan het natte weer of is het een mysterie? Het scanteam ruimtelijke veranderingen van Noorderbreedte bezocht het eiland en ging er op pad met de vraag: is er iets mis met beleving en gebruik van de openbare ruimte? Wim Boetze en Peter de Kan nodigden landschapsarchitect Mathijs Dijkstra uit om mee te speuren.

De bus stopt in het dorpscentrum, vlak voor het aansluitpunt van de Middenstreek met de Nieuwestreek. Hier, ter hoogte van de Spar, begint het team zijn wandeling. Bussen, fietsers, het winkelend en terraszoekend publiek, alles komt hier samen. De bouwstijlen en -maten van de omringende hotels, horeca, Rabobank en de Spar staan scheel op elkaar, in een onderling los verband. De beide hotels, Van der Werff en Graaf Bernstorff, bieden in monumentaliteit tegen elkaar op. Daartussen de laagbouw. Elk gebouw op zijn eigen kavel, zonder belangstelling voor de buren. Het team steekt, ambitieus als het is, gelijk van wal.
Dijkstra: ‘Eigenlijk een maffe plek, maar wel aangenaam om te zijn.’
De Kan: ‘Wat klopt hier niet?’
Dijkstra: ‘In ieder geval die maatverschillen en onderlinge posities van de gebouwen. Zo’n Rabobank die volkomen in de schaduw staat van het hotel. Jammer dat die glasbak hier zo opvallend staat.’
Iedereen is het erover eens dat ook de kleine elementen op straatniveau, de hagen, de paaltjes, de verhardingen, de borden et cetera zijn bedacht en ontstaan vanuit ieders bezit, zonder zich te bekommeren om de kwaliteit van de samenhang.
Boetze: ‘De muziekkoepel vind ik niet lekker gesitueerd, min of meer opgeborgen in een donkere nis tussen het hotel en de VVV. Hij had honderd meter verderop, midden op het Willemshof, moeten staan. Op de Duitse Waddeneilanden staan de muziekkoepels allemaal mooi in het midden van een plein of park. Daar heerst veel meer de cultuur van kuren, met ’s avonds een strijkje in het plantsoen.’
Dijkstra: ‘De wilde stalling aan fietsen zou je dan, meer gecontroleerd en uit het zicht, kunnen situeren op de plek van de koepel.’
De Kan: ‘Nu vraag ik me toch af waarom, na zoveel kritisch oordeel, de plek dan toch prettig is om te zijn?’
Dijkstra: ‘De ruimten tussen de gebouwen zijn royaal en groen, terwijl de chaos aan maat- en schaalverschillen de dorpskern juist het onderscheidend karakter geeft ten opzichte van al die pittoreske dorpskernen op de andere eilanden. Al die gekke contrasten werken sterk in op je geheugen. Zo’n plek blijft je bij. Iedereen die op Schier is geweest, onthoudt dit beter dan het doorsnee pittoreske.’
Boetze: ‘Zo geredeneerd, is het een pleidooi voor meer mafheid, meer gekke contrasten.’
De Kan: ‘Die contrasten werken meer onbewust. Iedereen komt hier iedereen tegen. De gezelligheid doet hier ook veel.’
Dijkstra: ‘Toch valt er met een verbetering van de inrichting op straatniveau veel te winnen.’

Het team slaat de Middenstreek in. Een straat met een aangename afwisseling in verharding, bermen en gevels, met aan het eind zicht op de duinen: een mooi profiel met een mooi perspectief.
Dijkstra: ‘Door de “vizieren” van de Middenstreek en de Reeweg zie je vanuit het centrum gelijk de context van het dorp, de duinen en de dijk. Dat is de kracht van het dorp. Je ziet vanuit de kern direct waar je bent: op een eiland met duinen en wad. In alles is duidelijk dat je onmiskenbaar op Schiermonnikoog bent.’
Boetze: ‘Als je aan het eind van de Middenstreek van buiten naar binnen kijkt, eindigt de straat mooi op de voorgevel van Bernstorff.’
De Kan: ‘Dat geeft ook nog eens het gevoel: daar ben ik binnen, hier ben ik buiten.’
Boetze: ‘Wat nog versterkt wordt door de laanbeplantingen, die alleen in het dorp staan en niet buiten de bebouwde kom zijn doorgetrokken.’
Dijkstra: ‘Als je bij de Spar op het kruispunt staat, voel je je tussen dijk en duin. Onbewust ervaar je dat het dorp zich prachtig oriënteert op zijn omgeving. Eigenlijk is dit een ideaal punt in het dorp. Je ervaart de relatie met het landschap en hebt de verrassing van het dorp nog tegoed.’

De wandeling wordt voortgezet door de groene ruimte van de Langestreek en het intieme ‘achterlangs’ van de Langestreek om de Noord. Overal mooie ruimten en doorkijkjes. De historische panden maken alles nog eens extra attractief.
Onderweg naar de strandovergang bij paal 7 zijn langs de Prins Bernhardweg de beheersmaatregelen in de natuurterreinen van
Natuurmonumenten te zien. Grote oppervlakten struweel zijn gerooid of gekapt. Duinen en valleitjes zijn weer zichtbaar gemaakt. Een hele verbetering.
Eigenlijk valt er in het landschap niets te ontdekken wat het spoor inzet naar een oorzaak voor het dalende toeristische eilandbezoek. Het team neemt het strand voor de terugweg naar het dorp en ontdekt aan de horizon iets wat op paalwoningen lijkt. Dichterbij blijkt het te gaan om een strandkiosk met bijgebouwtjes op palen. Rond om het complex een levendige activiteit aan strandzeilers, kiteboarders, voetballers en boogschieters. Een mooi beeld en een gezellige sfeer.
De Kan: ‘Prachtig gezicht, dat huisjescomplex op palen.’
Boetze: ‘Het ligt ook nog eens lekker in de ruimte.’
Dijkstra: ‘Het is zowel plezierig om ernaartoe te lopen als er te zijn.’

Later op de boot, terug naar de wal.

Dijkstra: ‘Met het eiland is niks mis, er zou alleen nog wat nieuws bij moeten.’
De Kan: ‘Dat is er al, het palenpaviljoen op het strand aan het eind van de Badweg. Dat moet een palendorp worden, een gebruiks- en verblijfs-centrum voor beachfun. De eerste sport- en spelpioniers hebben de mogelijkheden van de strandvlakte al ontdekt. Het moet fantastisch zijn om in een paalhut op de rand van eb en vloed te kunnen overnachten, net als op de stranden van Maleisië.’
Dijkstra: ‘Het is ook mooi om het lekker ver weg te laten gebeuren. Het moet een nieuwe neder-zetting worden voor strandpioniers en sporters, ver van het gebruikelijke eilandbezoek.’
De Kan: ‘De sportieve doelgroep gaat gewoon voorbij het eiland. Die gaat direct door naar de rand.’
Boetze: ‘Typisch, dat zo veel leuke dingen op randen plaatsvinden.’
De Kan: ‘In Hotel Van der Werff zag ik een zeekaart waarop de Waddenkust van noord naar zuid was getekend. Ineens werd Schiermonnikoog het voorland voor een interessant achterland. Misschien moeten we zo’n omgekeerde toeristenkaart maken, waarop je ontdekt dat Schiermonnikoog deel uitmaakt van het Lauwersmeercomplex met allerlei attractieve plekken als Lauwersoog, Esonstad en iets verder Dokkum.’
Dijkstra: ‘Zou dat helpen bij het probleem van de bezoekers- en bewonersaantallen op het eiland?’
De Kan: ‘Door zaken om te keren, wijzigen standpunten. Zo zijn heel wat problemen opgelost.’

Trefwoorden