Het is een schitterend voorbeeld van her-gebruik van industrieel erfgoed, de Witte Dame in Eindhoven. De toren van de voormalige lampenfabriek van Philips herbergt onder andere het MU, een cross-overmuseum voor hedendaagse kunst, design, popcultuur, nieuwe media en architectuur. In het koffiecafé praat ik met Kor Smeenge (32). Ik herken hem nauwelijks: de spichtige Groningse Minerva-student van weleer ziet eruit als Brabants welvaren. Tien jaar geleden spraken we elkaar in Sterenborg, een buurtschap vlak bij Onstwedde, in het natuurgebied achter zijn ouderlijk huis.
‘Is dit het dan? vraag ik me soms af’, zegt Smeenge nu. ‘Alles is ook heel snel gegaan. Na Minerva heb ik in Enschede het Dutch Arts Institute gedaan. Anarchistisch waren we in die tijd. Het verplichte examenproject wilden we niet doen. We kozen ervoor een reis naar China te maken. Als gekken zijn we daar tekeer gegaan. Vlak bij Hong Kong op het universiteitseiland waar meer dan 100 duizend studenten wonen, werd een super hypermall geopend: negentig winkels en bioscopen. Uit protest hebben we op een lege bovenverdieping een non store shopping ingericht: alles te koop maar niks op voorraad. Een groot zwembad vol ballonnen waarin je briefjes van een yen kon opduiken, een casino waar je niet kon verliezen. Honderden mensen kwamen naar de opening. Bekeken alles met ogen als op steeltjes. Maar de meeste indruk heeft Turkije op me gemaakt. In Koerdisch gebied hebben we daar samen met de bevolking een grote bewegende vredesduif gefabriceerd. Rondom ons keken vanaf de bergtoppen Turkse wachtposten op ons neer. Overal tanks en prikkeldraad. Guerrillakunst. Precies wat ik later met het Nieuw Brabants Front zou doen. Een collectief dat met een mengvorm van beeldende en theatrale vormen, film en design vastgeroeste ideeën over kunst probeert te ontregelen. Toen heb ik ook mijn vriendin leren kennen. Ellie studeerde medische radiotherapie in Groningen en moest stage lopen in België en Nijmegen. We zijn toen samen in het Brabantse Uden gaan wonen.
Het werd tijd voor vastigheid. In 2007 ben ik als freelance productiemedewerker bij het MU gaan werken. Sinds 2009 ben ik hier
productieleider in vaste dienst. In het kleine web tussen kunstenaar, bouwteam en directie leid ik de opbouw van tentoonstellingsprojecten. In mijn eigen kunstprojecten, ooit begonnen als een fascinatie voor machines, sluipt steeds meer de behoefte aan theatrale ensceneringen. Als ik eerlijk ben, zou ik ontzettend graag setdesigner bij grote filmproducties willen worden. Maar dat betekent lang van huis zijn.
Twee jaar geleden is onze tweeling geboren. Gezinsleven maakt honderd procent voorspelbaarheid nodig. Ik herinner me nog dat ik tien jaar geleden zei dat ik het niet binnen vier muren kon uithouden. Nu zou ik zeggen: ik heb een continue dynamiek nodig. Eenmaal op een bepaald niveau wil ik alles weer overhoop halen. Maar dat kan nu niet. Inmiddels wonen we in Helmond, een zielloze, verschrikkelijke stad. We trekken er wel op uit, maar met de Brabantse natuur heb ik absoluut geen binding. Hier heb ik het gevoel alsof ik op geleende grond loop. Het is sterker dan heimwee. Een deel van mij is gewoon in Groningen achtergebleven. Deze zomer heb ik met mijn Brabantse vrienden in Groningen rondgereisd met “het lijstje van mijn vader” als gids. Als projectleider van de Grontmij heeft hij overal in de provincie voetstappen liggen. Het was een rare emotionele tocht. De tranen zaten hoog bij mij. Een Bossche bol wordt nooit een Koek van Knol.’
Ruim tien jaar geleden verscheen de eerste aflevering van Los Dorp in Noorderbreedte. Jongeren vertelden over het dorp waar ze opgroeiden en wat ze van de toekomst verwachtten. In Terug naar Los Dorp kijken we hoe het ze is vergaan.