Landschapsarchitect Mathijs Dijkstra en stedenbouwkundige Jan Martijn Eekhof bogen zich over de vraag hoe Groningen een gezonde stad kan worden. ‘Ruimte voor lekker bewegen, sporten en spelen is in de wereld van de stadsontwikkeling geen factor waarmee standaard rekening wordt gehouden. Maar dat begint te veranderen.’

Gezonder leven door beter te eten en genoeg te bewegen: het staat inmiddels wel vast dat dit de kans op allerlei nare welvaarts- en ouderdomsziektes aanmerkelijk verkleint. Leefstijl is de laatste jaren binnen de medische zorg dan ook een belangrijk onderwerp. Een van de richtlijnen op dit gebied is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Die schrijft aan volwassenen minstens vijf dagen per week een halfuur matige lichamelijke inspanning voor (zoals wandelen of fietsen), en aan kinderen en jongeren minimaal een uur. Ook bestaat er een ‘fitnorm’: een echt goede conditie van hart en bloedvaten vergt drie maal per week minstens twintig minuten intensieve beweging. Veel mensen krijgen het op eigen kracht niet voor elkaar om zo actief te zijn. Dat heeft de aandacht van onderzoekers en beleidsmakers gericht op de invloed van de fysieke omgeving (openbare ruimte, infrastructuur, gebouwen) op ons beweegpatroon.
De relatie tussen stedenbouw en de volksgezondheid is in het verleden al vaak gelegd. Met indrukwekkende resultaten: zonder riolering, huisvestingsbeleid, de manier waarop we van ons vuil worden verlost en zonder de productie van goed voedsel, het behoud van natuur en de aandacht voor leefbare buurten zou het niet best met ons gesteld zijn. Nu is de tijd rijp om na te gaan hoe bepaalde ingrepen in de leefomgeving kunnen bijdragen aan een gezonde portie dagelijkse lichaamsbeweging voor jong en oud.

Dagelijkse bewegingen

Mathijs Dijkstra is oprichter van MD Landschapsarchitecten, vier man sterk gevestigd op de zolder van een voormalige puddingfabriek in Groningen. Het UMCG en TNO, die in november 2012 het congres ‘Ruimte voor gezondheid’ organiseerden, vroegen zijn bureau vorig jaar na te denken over ‘de gezonde stad’. Dat leidde tot een gelijknamig document waaraan op verzoek van Dijkstra ook stedenbouwkundige Jan Martijn Eekhof en bewegingswetenschapper Simone Caljouw meewerkten.
Anders dan veel andere onderzoekers in Nederland die de afgelopen tijd de stedelijke ruimte beweegvriendelijker probeerden te maken, keek Dijkstra met zijn team naar de inrichting van de gehele stad – Groningen in dit geval. ‘Het is een tamelijk holistisch verhaal geworden. Het gaat verder dan projecten als beweegtuinen voor ouderen, gezondere wijken en kindvriendelijke routes naar scholen’, vertelt Dijkstra. Nadenken over ruimtelijke ordening uit oogpunt van gezond bewegen was nieuw voor hem. ‘In het begin vroegen we ons af wat we moesten ontwerpen. Apparaten? Trapjes? Leuke heuveltjes? Maar voor je het weet maak je iets voor mensen die toch al actief zijn. Je moet juist iets doen voor twintigers, dertigers en veertigers die op weg zijn obees te worden. Daarom zijn we ons op de structuur van de stad gaan concentreren.’
Al snel bleek dat een gezonde stad in de eerste plaats inhoudt dat fietsers en voetgangers ruim baan krijgen. Dijkstra: ‘Groningen heeft een hoog percentage mensen dat de fiets gebruikt voor onder meer woon-werkverkeer. De binnenstad is autoluw en bovendien compact, dus goed beloopbaar. Toch is de auto in Groningen behoorlijk dominant aanwezig. Wij stellen voor om bestaande assen voor autoverkeer om te vormen tot groene assen met fietsers en voetgangers als hoofdgebruikers. Zo ontstaan snelle, mooiere en veiliger loop- en fietsverbindingen tussen woonwijken, P+R’s, stations en parkeergarages enerzijds en het centrum anderzijds. Op dezelfde manier, dus met doorgaande fietspaden, kun je bestaande parken, pleinen en plantsoenen met elkaar verbinden. Je krijgt dan een stadsbreed netwerkpark voor het langzame, gezonde verkeer. De auto hoeft er van ons niet helemaal uit maar hij is gewoon niet meer de snelste optie en kan ook niet meer tot diep in het centrum komen.’
Als aanvulling op dit structuurplan ziet de landschapsarchitect een stelsel van huurfietsen, ononderbroken hardloopparcoursen, nieuwe diensten als bakfietsbezorging (voor grotere artikelen) en fiets/voetpaden gecombineerd met winkels en cafés voor zich. Net als stoplichten met regensensoren waarvan fietsers op een paar plekken in de stad nu al plezier hebben.
De komende maanden wil hij De gezonde stad samen met de Academie van Bouwkunst voorzien van praktische suggesties voor steden die het bewegen willen bevorderen. Hij verwacht van Groningen zeker een luisterend oor. ‘Om haar reputatie op verkeerskundig gebied hoog te houden zal de gemeente een volgende stap moeten zetten. Ze kan bijvoorbeeld de problematiek van de Diepenring (een soort ringweg om het centrum, aan weerszijden van de stadsgrachten, red.) aangrijpen om het autogebruik en het parkeren op straat verder terug te dringen. De beleefbaarheid van het water vergroot je daar enorm mee. Daardoor wordt het veel prettiger om er te wonen, te fietsen of te wandelen.’
De ontwerpkeuzes die Dijkstra bepleit om lichaamsbeweging te bevorderen maken de stad dus in menig opzicht mooier en leuker. En ze brengen ook nog milieuvoordelen met zich mee, benadrukt hij. ‘Minder autoverkeer betekent minder uitstoot van schadelijke gassen. Meer investeren in groen maakt de stad minder warm en zorgt voor extra afvang van fijnstof.’

Sporten en spelen

Behalve het alledaagse bewegen moet ook het sporten veel aantrekkelijker gemaakt, als het aan Dijkstra en stedenbouwer Eekhof ligt. De laatste werkte op persoonlijke titel mee aan de toekomstschets voor een gezonde stad. Bestaat er voor de ideeën daaruit inderdaad belangstelling binnen de gemeentelijke dienst RO/EZ, waar hij sinds een paar jaar werkzaam is? Eekhof vertelt dat dit het geval is. Zo schrijft hij momenteel in opdracht van wethouder Dig Istha (sport en cultuur) mee aan een beleidsvoorstel voor ‘een sportiever gebruik van de openbare ruimte enerzijds en het openbaarder maken van sportplekken anderzijds’.
‘Ruimte voor lekker bewegen, sporten en spelen is in de wereld van de stadsontwikkeling geen factor waarmee standaard rekening wordt gehouden’, zegt Eekhof. ‘Bomen, water, parkeergelegenheid, milieu: daar moeten stedenbouwers wél altijd naar kijken, dat schrijven de regels voor. Maar het ziet ernaar uit dat ook thema’s als sport en gezonde mobiliteit een serieuzere plaats gaan krijgen binnen de planologie en het ruimtelijk ontwerp.’
De jonge stedenbouwkundige over de aanleidingen voor die omslag: ‘Sporten en bewegen golden tot dusver als een extraatje, en als een liefhebberij van een beperkte groep mensen. De accommodaties liggen dan ook vaak uit het zicht: aan de rand van de stad of verstopt achter bomenrijen. Stedelingen sporten tegenwoordig echter overal, denk aan hardlopen, skaten, basketballen. Sport is veel individueler geworden en ook het show-element is een rol gaan spelen. De gemeente Groningen zoekt met haar beleid nu aansluiting bij deze praktijk. Ze wil de openbare ruimte waar mogelijk zodanig herinrichten dat sporten daar nog attractiever wordt, maar ook de hekken van de officiële sportterreinen openzetten voor iedereen die graag wil bewegen. Of picknicken, of buiten een kinderfeest organiseren, want ook dat zijn enorme trends.’

Blikvangers

Hoe je sport in de stad daadwerkelijk zichtbaarder en verleidelijker kunt maken, is aanstekelijk uitgewerkt in een ander recent onderzoek naar sport/bewegen in relatie tot stedenbouw. Onder de titel Sport in the city hebben planoloog Vincent Kompier en stedenbouwkundige Daniel Casas Valle meer dan dertig inspirerende voorbeelden in vijf Europese steden geanalyseerd. In een recente uitgave van de krant Lay-out schrijven ze hierover: ‘Uit Amerika is de trend komen overwaaien om actief en gezond te zijn. Dit heeft geleid tot een toename van fitness-
centra, waardoor de vroegere scherpe scheidslijn tussen sport als competitie versus leisure vervaagt.’ Veruit de meeste sportaccommodaties zijn echter nog altijd monofunctioneel van aard, stelden Kompier en Casas Valle vast. Dat sport en andere stedelijke behoeften echter prachtig vallen te mengen blijkt uit de beschrijvingen en foto’s van door hen bezochte projecten. Die variëren van tijdelijk sportief gebruik van een braakliggend stuk grond in de Berlijnse wijk Kreuzberg tot een voormalig abattoir in Valencia dat is herbestemd tot een combinatie van onder meer een bibliotheek, hotel, speeltuin en sporthal/zwembad. Wat keer op keer blijkt te werken is sportgelegenheden combineren met andere elementen in de stedelijke omgeving, zoals winkels, horeca, kinderopvang, parkeergelegenheid, cultuur en onderwijs. Niet alleen bevorder je op die manier het sporten, ook kan de leefbaarheid van buurten toenemen en krijgt de stad er nieuwe blikvangers bij, zo betogen de onderzoekers.
Eekhof en Dijkstra kunnen zich hier helemaal in vinden. Sport in the city sluit naadloos aan bij hun verhaal, zeggen ze. Eekhof: ‘Met andere ogen kijken naar bewegen en sport in een stad bevordert niet alleen de gezondheid en de sociale samenhang maar kan ook leiden tot een mooiere, interessantere openbare ruimte, wat weer goed te gebruiken is bij de city marketing. Zeker nu de Europese Commissie Noord-Nederland heeft aangemerkt als voorbeeldregio op het gebied van gezond oud worden, wordt het tijd de stad ook als een “healthy city” op de kaart te gaan zetten.’

Dit was de laatste aflevering van de serie Gezonde ruimte. In december brengt Noorderbreedte het themanummer ‘Op je gezondheid’ uit, over de talrijke activiteiten in het Noorden rondom
‘healthy ageing’. Meer informatie over De gezonde stad is te vinden op www.bewegenindestad.nl