Ruim tien jaar geleden verscheen de eerste aflevering van Los Dorp in Noorderbreedte. Jongeren vertelden over het dorp waar ze opgroeiden en wat ze van de toekomst verwachtten. In Terug naar Los Dorp kijken we hoe het hun is vergaan.
Alles in het huis ademt licht en ruimte. Strakke meubels. Zichtbaar trots laat Berber Faber (30) haar nieuwe Amsterdamse woonruimte zien. Ze is net twee maanden geleden verhuisd, van een woning in de wijk Bos en Lommer naar dit driekamerappartement op nog geen tien minuten van het Tropenmuseum. Onwillekeurig moet ik denken aan een opmerking van haar tien jaar geleden: hoe het designinterieur bij de ouders van een vriendin in Vrouwenparochie (Friesland) symbool kwam te staan voor een heel ander soort leven dan dat ze thuis kende: ‘Ze namen de tijd om te eten. Zaten op verchroomde moderne stoelen aan een glazen tafel. Dronken wijn. Draaiden klassieke muziek. Bij ons staat om zes uur het eten op tafel, dan een toetje en afruimen.’
‘Ik was de eerste thuis die een hogere studie ging doen. …
Ruim tien jaar geleden verscheen de eerste aflevering van Los Dorp in Noorderbreedte. Jongeren vertelden over het dorp waar ze opgroeiden en wat ze van de toekomst verwachtten. In Terug naar Los Dorp kijken we hoe het hun is vergaan.
Alles in het huis ademt licht en ruimte. Strakke meubels. Zichtbaar trots laat Berber Faber (30) haar nieuwe Amsterdamse woonruimte zien. Ze is net twee maanden geleden verhuisd, van een woning in de wijk Bos en Lommer naar dit driekamerappartement op nog geen tien minuten van het Tropenmuseum. Onwillekeurig moet ik denken aan een opmerking van haar tien jaar geleden: hoe het designinterieur bij de ouders van een vriendin in Vrouwenparochie (Friesland) symbool kwam te staan voor een heel ander soort leven dan dat ze thuis kende: ‘Ze namen de tijd om te eten. Zaten op verchroomde moderne stoelen aan een glazen tafel. Dronken wijn. Draaiden klassieke muziek. Bij ons staat om zes uur het eten op tafel, dan een toetje en afruimen.’
‘Ik was de eerste thuis die een hogere studie ging doen. Mijn twee zusjes vonden studeren stom. “Berber is een studie-nerd”, zeiden ze. Vijf jaar heb ik gedaan over mijn studie Spaanse Taal- en Letterkunde te Groningen. Ik heb in Granada gezeten, een oriëntatiestage lerarenopleiding gevolgd en praktijkervaring opgedaan bij de Uitgeverij Wereldbibliotheek in Amsterdam: literatuurresearch, manuscripten persklaar maken, achterflapteksten redigeren. Toch wilde ik na afloop van mijn studie niet in het boekenvak. Ik ging op zoek naar een normale baan. Niet eenvoudig. Mijn eerste baantje bij SRC Cultuurvakanties was nogal hapsnap. Ik verdiende als reisleider zo weinig dat ik voor mijn huishuur op mijn ouders terug moest vallen. En ik heb ook nooit overwogen naar Spanje te gaan om daar iets te zoeken. Ik heb die taal nogal willekeurig gekozen; het had ook een heel andere taal kunnen zijn.
‘Een normaal betaalde baan, die vond ik in 2007 in Amsterdam bij Inge Bos Theaterproducties: medewerker publiciteit. Geen baan op WO-niveau. Mijn vrienden hier liepen weg met dat werk. Plien & Bianca en Joep van Deudekom zaten bij Inge Bos. We produceerden de Vagina Monologen! Maar de mensen achter de schermen daar, zijn helemaal niet van het wilde leven dat acteurs zogenaamd leiden. Ik moest zo veel mogelijk stoelen verkopen. Na verloop van tijd ken je de trukendoos wel. Daarom ben ik gestopt. Iedereen verklaarde me voor gek. Ik wist even niet wat ik daarna moest. Met wat spaargeld, een bijbaantje en een studielening ben ik begonnen aan de lerarenopleiding Spaans van de UVA. In één jaar heb ik die studie afgerond en in augustus 2011 had ik een baan voor vier dagen aan het Alkwin Kollege in Uithoorn.
‘Het is stimulerend werk. Er zijn zelfs parallellen met mijn eigen middelbare school. Net als daar komen kinderen op het Alkwin van het platteland. Overigens meestal uit gezinnen van Noord-Hollandse tuinders – gezinnen met vaak nogal achterlijke opvattingen: tegen homo’s en buitenlanders. Anderzijds zijn er grote verschillen met mijn eigen puberteit. Mijn achtergrond is stabiel, bijna saai. Maar mijn leerlingen komen vaak uit gezinnen waar ouders zijn overleden of gescheiden. Vaak is er ook sprake van huiselijk geweld. Ik probeer wel als docent mijn grenzen te bewaken: ik ben mentor maar geen psycholoog. Mijn werk neem ik eigenlijk nooit mee naar huis. Dat was in de theatertijd wel anders, dan lag ik nog weleens ’s nachts wakker. Met het leraarschap is er rust in mijn leven gekomen. Ik ben niet meer eeuwig bezig mezelf opnieuw uit te vinden.’