De Rijksuniversiteit Groningen bestaat vierhonderd jaar. In die vier eeuwen is de wetenschap enorm veranderd. Kennis is tegenwoordig steeds meer ‘business’. Een gevaarlijke ontwikkeling, vindt Trudy Dehue, hoogleraar wetenschapstheorie en -geschiedenis. Rector Elmer Sterken ziet vooral voordelen in samenwerking met het (noordelijke) bedrijfsleven.

Wat houdt het Noorden bezig? Noorderbreedte legt in deze rubriek de heikele kwesties op tafel.
Voor- en tegenstanders schuiven aan voor een pittig tweegesprek.

In de statige bestuurskamer van rector magnificus Elmer Sterken, de hoogste baas van de universiteit, ademt alles traditie en sereniteit. De schilderingen aan de muur, de toga die in een hoekje hangt te pronken. Buiten heerst het alledaagse stadsgewoel, binnen de rust van honderden jaren wetenschappelijke contemplatie.
Maar die rust in de wereld van de wetenschap is slechts schijn. ‘Rebellerende’ onderzoekers die zich hebben verenigd onder de noemer ‘Science in Transition’ willen af van het beeld van de wetenschapper die zich ophoudt in een ivoren toren, ver verheven boven het dagelijkse ‘gekrakeel’. Onderzoekers zouden zich juist meer moeten richten op maatschappelijke problemen, vinden ze. Ook de afhankelijkheid van het bedrijfsleven en andere geldschieters staat ter discussie. Immers, wie betaalt bepaalt, en daarmee staat de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek op het spel. Maar kan de wetenschap nog wel zonder geld uit de private sector?
‘Nee’, zegt rector Elmer Sterken resoluut. ‘Het is simpel: we zijn als universiteit afhankelijk van geld van buiten. Den Haag betaalt steeds minder,
om meteen maar ergens de schuld neer te leggen. Zestig procent van ons budget komt uit Den Haag, veertig procent van daarbuiten. Dat geld komt niet alleen van bedrijven, maar het gaat bijvoorbeeld ook om subsidies uit Brussel. Die afhankelijkheid zal in de toekomst alleen maar toenemen. Kennelijk hebben wij als samenleving steeds minder over voor hoger onderwijs en onderzoek.’
Een kwalijke zaak, vindt Sterken. ‘We zitten hier dan wel in Noord-Nederland, maar wij zijn een internationale universiteit. We moeten concurreren met de hele wereld. En die concurrentie, of het nu gaat om Duitsland of de VS, investeert veel meer. Wij hebben net dertig miljoen euro subsidie uit Brussel opgehaald. Als wij onze reputatie hoog willen houden, als we hier toponderzoekers aan het werk willen houden, moeten we daar gewoon in mee.’
Aan de andere kant van de tafel zit hoogleraar Trudy Dehue. Zij heeft net de laatste hand gelegd aan een boek over de staat van de wetenschap. In dat boek maakt Dehue korte metten met het romantische ideaalbeeld van de wetenschapper die vrij van invloeden van buitenaf op zoek gaat naar ‘de waarheid’. Dehue: ‘De wetenschap ontdekt niet de wereld, maar maakt die wereld. We moeten ons realiseren dat de wetenschap vol zit van menselijke beslissingen en verborgen normen. Daar moet veel meer openheid over komen.’

Net als in de ‘echte’ wereld draait het in de wetenschappelijke wereld om macht en aanzien, en is er een felle strijd gaande om de meest prestigieuze banen, subsidies en prijzen. ‘Er is zo langzamerhand geen sprake meer van een ivoren toren, maar van ivoren handel’, zegt Dehue.
Ze wijst om zich heen. ‘Neem nu deze kamer waarin we zitten. Die is chique en antiek. Maar dit is een decor dat een universiteit symboliseert die al lang niet meer bestaat. Het is nep, een museum. Eigenlijk hadden we deze discussie ergens op een bedrijvenpark moeten voeren. Daar is momenteel de echte universiteit te vinden.’

Maar is dat dan erg voor de wetenschap, die ‘ivoren handel’? Dehue reageert fel: ‘Daar zit nu precies de fout. Het gaat er niet om of dat erg is voor de wetenschap, maar of dat erg is voor de samenleving.’ Ze neemt als voorbeeld de ontwikkeling van antidepressiva door de farmaceutische industrie. De financiële belangen daarbij zijn zo groot dat de onderzoekers soms niet eens kijken naar de effecten van de nieuwe pillen op de uiteindelijke gebruikers. ‘Het is de omgekeerde wereld. Als mensen gaan klagen over bijwerkingen zeggen de onderzoekers: dat kan niet, want we hebben de pillen getest in het laboratorium, dus die zijn goed.’
Sterken ziet dat anders: ‘Het is mijn overtuiging dat de wetenschap altijd ten goede komt van de samenleving.
Ik neem graag het voorbeeld van de Russische natuurkundigen die in Nijmegen onderzoek deden naar grafeen, dat nieuwe materiaal uit koolstof. Ze lieten onder andere kikkers zweven in een magnetisch veld. “Die zijn de weg kwijt”, werd er gezegd, maar diezelfde wetenschappers hebben er later wel mooi de Nobelprijs mee gewonnen. Voor dergelijk onderzoek is nu eenmaal dure labruimte nodig. Ik durf wel te stellen dat dat niet meer zonder steun van het bedrijfsleven kan en dat dat ook helemaal niet nadelig is. Wel is het onze taak om onderzoekers te beschermen. Zij moeten leidend zijn in de onderzoeksvragen die ze stellen. Als een bedrijf zegt: je moet dit of dat onderzoeken, dan gaat het fout. Maar al met al gaat het niet zo beroerd.’
Laten we dan eens een kwestie bij de kop nemen die wat dichter bij huis is: de aardbevingen door de gaswinning in Noord-Groningen. Jarenlang ontkenden onderzoekers – veelal in dienst van de Nederlandse Aardolie Maatschappij – dat die bevingen en de schade aan huizen veroorzaakt werden door de gaswinning. Totdat ze uiteindelijk wel overstag moesten gaan. Hoe kan zoiets nou?
Sterken: ‘Laat ik vooropstellen dat de RUG daar nooit bij betrokken is geweest, het waren geen onderzoekers van ons. Ik kan dus ook niet zeggen wat er is misgegaan.’
Dehue wil er wel wat over kwijt. ‘Er waren misschien geen Groninger onderzoekers bij betrokken, maar we kunnen er wel lessen uit trekken. Er is gewoon jarenlang niet naar de mensen geluisterd.’

Het kan ook anders stelt ze. Neem de ruzie tussen de mosselvissers en natuurbeschermers over de schade door de visserij in de Waddenzee. ‘De vissers voelden zich door de wetenschap niet serieus genomen. Alsof hun kennis over het gebied niets voorstelde.’ De Groninger promovendus Franke van der Molen heeft onderzoek gedaan naar dit conflict, vertelt Dehue.
‘Hij beschrijft hoe de wetenschap daarna naar de mosselvissers is gaan luisteren. En nu is het omgekeerde het geval. Nu geloven de milieubeschermers de wetenschappers niet meer, al werken ze wel meer samen. Mijn punt is, hoe ingewikkeld dit voor onderzoekers ook is: gewone mensen moeten soms ook wat kunnen zeggen. De wetenschap doet nu wel veel voor de samenleving, maar niet met de samenleving. Maar je moet juist met de mensen in gesprek gaan over wat je als wetenschap doet en ook hoe je dat doet.’
De rector schudt zijn hoofd. ‘Ik ben het hier niet mee eens. Ik geloof heilig in “peer review”, wetenschappers die elkaars werk beoordelen. Als je het algemene publiek laat bepalen wat goede literatuur is, kom je ook uit op de Bouquetreeks. Wij hebben vanwege ons lustrum het publiek gevraagd om met vierhonderd vragen of ideeën naar de RUG te komen. Eén vraag zou dan daadwerkelijk worden omgezet in een onderzoek. Dat is uiteindelijk een project geworden aan het UMCG, met als vraag of mensen op oudere leeftijd door vrijwilligerswerk langer kunnen leven. Dat onderzoek gaan we ook braaf doen hoor, maar van een heleboel vragen was wetenschappelijk gezien helemaal niets te maken.’
Dehue kijkt haar gesprekspartner verbaasd aan: ‘Volgens mij is van iedere vraag wel iets te maken.’ Sterken slaat resoluut de armen over elkaar: ‘Nou, sommige mensen vragen wel erg naar de bekende weg. Met dat soort vragen gaan wij jonge onderzoekers echt niet vier jaar het bos insturen.’

Over jonge onderzoekers gesproken. Volgens de kritische wetenschappers van Science in Transition hebben die het tegenwoordig niet zo makkelijk. Ze gaan gebukt onder de druk om te presteren. Om carrière te maken moeten ze vooral veel artikelen publiceren in liefst vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften. Een perverse prikkel, vinden de critici. Kwantiteit boven kwaliteit, dat kan toch niet de bedoeling zijn?

‘Ik krijg wel eens jonge onderzoekers bijna jankend aan mijn bureau’, vertelt Dehue. ‘‘Ik mag niet onderzoeken wat ik wil, ik heb niet de tijd om na te denken over de vragen die ik wil stellen, want anders publiceer ik te weinig en scoor ik niet genoeg”, dat is wat ik van ze hoor. Het is toch ernstig als wetenschappers twijfelen aan hun eigen onderzoek, maar toch doorgaan uit vrees voor hun toekomst?’

Sterken, zuinigjes: ‘Ik herken dit niet. Dit is echt niet het beleid van de universiteit. Kijk, lange tijd is er
gedacht dat kwantiteit ook automatisch kwaliteit
zou zijn. Maar dat gaat niet altijd op. Ik geef toe,
wij zijn als universiteit misschien nog te gemakzuchtig. Bij het beoordelen van mensen kijken we nog te veel naar hun cv, hoeveel ze geschreven hebben. Maar het gaat mij erom wat de droom is van een wetenschapper. Wat is de fundamentele doorbraak die iemand wil bereiken? Als dat met drie artikelen kan, prima.’

Dehue knikt enthousiast. ‘Je schetst nu een ideale situatie, maar zo ver is het natuurlijk nog lang niet.
Ik weet van een Amsterdamse onderzoeker die studie doet naar de achterban van de PVV. Daarvan zitten er nogal veel in Oost-Groningen. Het algemene beeld is dat dat slechte mensen zijn. Hij is ertussen gaan wonen in Oost-Groningen, en wat bleek: PVV’ers zijn ook maar gewone mensen. Prachtig onderzoek, maar het probleem is: dat wordt dan geen “harde” wetenschap genoemd. En tsja, dan ga je de volgende keer natuurlijk niet weer tussen de PVV’ers zitten. Sterker nog, dan mag het ook niet meer.’

Sterken zucht. ‘Nogmaals, bij ons is er wat dit betreft echt geen druk vanuit de universiteit. Wij maken van maatschappelijke relevantie vanaf 2015 juist een nog belangrijker criterium om vast te stellen waar onderzoek naar zal worden gedaan. Daarbij moeten we ook onze omgeving respecteren. Met een onderzoeksprogramma als bijvoorbeeld Healthy Ageing over gezond ouder worden, kunnen we ook iets terugdoen voor de mensen die hier in het Noorden leven.’

Hij wijst verder op de samenwerking met onder andere Gasunie en Gasterra in het Energy Delta Institute. ‘Daarin kijken we hoe we gas kunnen inzetten in de transitie naar minder belastende energiebronnen. Ook daarbij kijken we dus hoe we door kennis de maatschappij beter kunnen maken. En zo hebben we als universiteit onlangs ook een meeting gehouden over de gevolgen van de gaswinning. Wat kunnen we doen aan de problemen die mensen ervaren? Dergelijke vragen worden steeds belangrijker. Echt, het beeld van de ivoren toren verdwijnt.’

Dehue knikt. Goed dat die relevantie voor de samenleving aan belang wint, vindt zij. ‘Jammer alleen dat het zo’n enorme strijd is geweest om dat in de wetenschappelijke wereld tussen de oren te krijgen.’

De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) opende op 23 augustus 1614. De universiteit startte met vier faculteiten: Protestantse Godgeleerdheid, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. Tegenwoordig telt de RUG negen faculteiten. Speerpunten van de universiteit zijn de onderzoeksgebieden Energy, Healthy Ageing en Sustainable Society. Er studeren 26.759 studenten aan de RUG, van wie 3.332 internationale studenten. De universiteit heeft 479 hoogleraren en biedt 49 bacheloropleidingen en 146 masteropleidingen aan. De RUG viert haar vierhonderdjarig bestaan van 15 mei tot 15 juni met diverse activiteiten in en rond de stad Groningen. Het thema luidt ‘For Infinity’.

Trudy Dehue is hoogleraar wetenschapstheorie en -geschiedenis aan de RUG. Zij publiceerde onder meer het boek De depressie-epidemie. Over de plicht het lot in eigen hand te nemen. Binnenkort verschijnt haar boek Betere mensen, een pleidooi voor het koesteren van variatie tussen mensen.

Elmer Sterken is hoogleraar monetaire economie. Sinds 2011 is hij rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen. Namens de RUG zit Sterken onder meer in het bestuur van het Energy Delta Institute.

Trefwoorden