Hoe ziet de kaart van Noord-Nederland eruit door de ogen van een dier? Vergeet de mensenkaart en kijk met specialisten mee naar een ander Nederland. Theunis Piersma, hoog­leraar trekvogelecologie aan de RUG, wadden­onder­zoeker bij het NIOZ én winnaar van de Spinozapremie 2014, over de kijk van de grutto.

Alles aan een grutto is lang. Lange tenen, lange poten, lange hals, lange snavel en zelfs een lange staart. Al dat langs heeft natuurlijk een functie. Met die lange tenen heeft de vogel grip op de takken van schaarse boompjes op het hoogveen, zijn oorspronkelijke broedbiotoop. Zo kon hij de wacht over zijn territorium houden. Wachthouden doet hij nu vanaf palen en hekken in het boerenland. Door die lange tenen zakt hij trouwens ook niet weg in de zachte modder van de ondiepe plassen waar hij de rest van het jaar doorbrengt en waar hij wadend met zijn lange poten zoekt naar voedsel. Lange poten maken een lange hals noodzakelijk, en dat zoeken in de modder een lange snavel. En die lange staart, met een witte en een zwarte band, slaat hij uit als een opvallende waaier wanneer er iets op het spel staat. Een territorium, bijvoorbeeld, of een partner.

De huidige Nederlandse grutto’s zijn een creatie van onze boeren, die uitgestrekte hoogvenen hebben omgezet in een landschap waar met de melkveehouderij nog het meeste te verdienen valt. Grutto’s profiteerden van die ingrijpende landschapsveranderingen. Van een schaarse hoogveenbroeder ontwikkelden ze zich tot een zeer algemene weidevogel. Dit proces is al een dikke tweeduizend jaar aan de gang. Maar echt goed kregen de grutto’s het pas toen in de negentiende eeuw nieuwe bemestingsvormen de weilanden zeer regenwormrijk maakten. Volop te eten voor de oudervogels. De kuikens eten zelfgevangen insecten. Ook dat ging prima in het kruidenrijke open grasland dat tot een half mensenleven geleden zo karakteristiek voor Nederland was.

Grutto’s zijn dus echte cultuurvol­gers. Niet alleen bij ons. In het najaar en de vroege winter zitten ze in grote groepen bij de rijstboerinnen in het West-Afrikaanse Guinee. In de nawinter, op weg terug naar Neder­land, verblijven ze in Portugal en Spanje op natte geoogste rijstvelden. Op de beste plekken kunnen dan wel 50 duizend grutto’s op een kluitje zitten. Als ze niet in Nederland zijn, eten grutto’s vooral rijst, en hier eten ze dus vooral regenwormen, aangevuld met emelten en andere insectenlarven.
Met hun gevoelige snavelpunt kunnen grutto’s goed regenwormen vinden. Ze zijn zo goed en de regenwormen in Nederland zijn zo algemeen, dat ze vrijwel overal in open grasland aan de kost kunnen komen als de grond maar zacht en vochtig genoeg is en de wormen niet te diep zitten. In het ontwaterde moderne boerenland zijn beide een probleem. Daar ontbreken ook de grote insecten waar groeiende kuikens van afhankelijk zijn. Grutto’s hebben de grenzen aan hun aanpas­singsvermogen inmiddels bereikt.
Grutto-eieren zijn smakelijke prooien voor de dagactieve kraaien, meeu-w­en en honden, en voor nachtactieve grondpredatoren zoals katten, hermelijnen, steenmarters en vossen. Overigens schrikken die nachtelijke rovers ook niet terug voor een maaltje ‘broedende grutto’. Overdag zijn haviken een gevaar voor grutto’s op het nest. In het luchtruim moeten grutto’s oppassen voor slechtvalken. Hun jongeren, die het wendbare vliegen nog moeten leren, blijven daarom verscholen in lang gras.
Het meeste gevaar komt vanuit het geboomte bij boerderijen, dorpen en steden of uit brede rietkragen en wilgenbosjes rond de meren. Wegen en het treinspoor zijn uitvalswegen voor katten, honden en vossen. Zo raakt al het mooie gruttoland natuurlijk wel sterk versnipperd.

De gruttokaart bestaat dus vooral uit weilanden. Daar verblijven grutto’s 24 uur per dag als er eieren of kuikens zijn. Zolang er nog geen eieren zijn, en zodra de kuikens vliegvlug zijn, gaan ze ’s nachts naar gezamenlijke slaapplaatsen. Op de eilanden en aan de Waddenkust kunnen dat bij laagwater wadplaten zijn. Ze slapen ook graag op de zandplaten langs de IJsselmeerkust of in uitgestrekte plasdrasgebieden zoals bij Pikesyl in het midden van Friesland. De Noordzee, het IJsselmeer, de bossen, de dorpen, en de steden – daar hebben grutto’s niks te zoeken. Daar vliegen ze op grote hoogte overheen.

Trefwoorden