Noordoost-Groningen is de ideale proeftuin voor sociale en ruimtelijke innovaties. Dat zeggen internationale wetenschappers die op uitnodiging van de RUG-faculteit Ruimtelijke Wetenschappen nadachten over een duurzame toekomst van het bevingsgebied.

Door Christian Zuidema en Elen-Maarja Trell 

Noordoost-Groningen is de ideale proeftuin voor sociale en ruimtelijke innovaties. Dat zeggen internationale wetenschappers die op uitnodiging van de RUG-faculteit Ruimtelijke Wetenschappen nadachten over een duurzame toekomst van het bevingsgebied.

‘Zelf woon ik hier ook niet, hoor’, klonk het bijna verontschuldigend uit de mond van een gemeenteambtenaar. Schaamte leek in zijn stem door te klinken. ‘Maar zo onaantrekkelijk is het hier toch helemaal niet?’, reageerde een buitenlandse wetenschapper wat verbaasd. Noordoost-Groningen kwam helemaal niet slecht over. Natuurlijk waren de problemen rondom de krimp en de aardbevingen zichtbaar aanwezig. Maar onze internationale collega’s zagen meer. Veel ruimte, lage grondprijzen, de nabijheid van de stad, een sterk onderwijs- en onderzoekcluster, en vooral een enorme rijkdom aan cultuurhistorie en landschappelijk schoon. Om het maar eens te vertalen naar het Gronings: wat hen betreft kon het minder.

Veerkracht

Het was exact om deze frisse kijk dat de RUG-faculteit ruim dertig wetenschappers uit meer dan tien landen had uitgenodigd om Noordoost-Groningen onder de loep te nemen. De planologen, geografen, ecologen, bestuurskundigen en sociologen uit landen variërend van Duitsland en de Verenigde Staten tot Indonesië en de Filipijnen verzamelden zich rond het thema resilience, veerkracht. Tijdens de workshop Resilience: just do it?! op 9 en 10 oktober spraken zij over de maatschappelijke kanten van klimaatadaptatie (de gevolgen van klimaatverandering inpassen), de omgang met risico’s en verandering, sociaal kapitaal en sociale weerbaarheid. Naast algemene en theoretische discussies die werden gevoerd, stond de casus Noordoost-Groningen centraal. Juist omdat dit bij uitstek een gebied is waar veel van deze maatschappelijke vraagstukken samenkomen.

Een eerste indruk van het gebied ontstond tijdens de rondtocht door het Groningse land. Gevoed met de nodige getallen en verhalen, werd het beeld dat onze gasten van Noordoost-Groningen hadden verder aangescherpt door gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten en de Groninger bodembeweging, en met een bezoek aan het Cremer- en Rozemagemaal. De gasten vonden het een bijzonder gebied. Om de hoek van de stad Groningen ligt er ineens een wijds landschap, boordevol cultuurhistorie, rijk aan natuur en met een voelbaar eigen identiteit. Voor velen was Noordoost-Groningen oprecht een nieuwe ervaring; een type gebied dat zij nog niet eerder hadden gezien.

Natuurlijk waren ook de problemen zichtbaar, variërend van leegstand, slecht onderhoud van bedrijfspanden en straten, een matig imago tot aardbevingen. Maar wat onze internationale experts betreft, zit de kern van het probleem ergens anders. Op grond van documentatie en de gesprekken met vertegenwoordigers uit het gebied viel hun het meest op dat bewoners lijnrecht tegenover de Rijksoverheid en de NAM staan. De wetenschappers uitten hun verbazing en stelden lastige vragen waar wij ook niet zomaar een antwoord op konden geven: ‘Het is toch de taak van de Rijksoverheid om haar burgers te beschermen? Dan moet ze toch optreden?’ Ook de positie van de NAM riep kritische vragen op. ‘Hoe kan het nu dat het Rijk en de aardoliemaatschappij samen optrekken, dat is toch keiharde belangenverstrengeling?’

De complexiteit van de politieke opgave die momenteel bij de Dialoogtafel ligt, was vrij snel duidelijk. Noordoost-Groningen, zo stelden de wetenschappers, leek een wingewest dat vooral op zichzelf werd teruggewezen. Bij het Rijk, zo stelden zij hard, hoefde de regio haar vertrouwen in een duurzame toekomst eigenlijk nauwelijks te zoeken. Maar waar dan wel?

Sociale experimenten

We vroegen onze collega’s daarover na te denken. Waar ligt de toekomst voor Noordoost-Groningen en wie moet daarbij de kar trekken? Het antwoord was helder: vertrouwen in een duurzame toekomst moet in Groningen zelf worden gevonden. Dat betekent niet dat zij de verantwoordelijkheid voor bestaande problemen naar de Groningers doorschoven. Onze collega’s merkten het Rijk wel degelijk als een verantwoordelijke en belangrijke partij aan, zeker voor financiële en juridische kaders. Wat ze bedoelden is dat het eigenaarschap van de toekomst van Noordoost-Groningen bij de Groningers zelf ligt, juist als het gaat om een positief imago van het gebied ontwikkelen, gebiedseigen kansen benutten en de creativiteit van lokale ondernemers en bewoners gebruiken. Het viel onze gasten op dat Noordoost-Groningen een bijzondere combinatie van omstandigheden kent. Dit is niet zozeer de combinatie van krimp, werkloosheid en vergrijzing – die combinatie is immers in meer gebieden in Europa te vinden. Maar er kleven ook grote sociale en maatschappelijke risico’s aan de gaswinning en de daardoor veroorzaakte aardbevingen, terwijl zeespiegelstijging en klimaatverandering extra risicovol zijn door de bodemdaling. Deze combinatie van problemen in Noordoost-Groningen, zo luidde de conclusie, is zo bijzonder dat er welhaast sprake is van een sociaal experiment.

Behalve op de bijzondere combinatie van problemen, uitdagingen en risico’s, wezen de deelnemers ook op de aanwezige kiemen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De sterk aanwezige cultuurhistorie kan fungeren als een drager voor nieuwe maatschappelijke en economische functies. De sterke identiteit die de bewoners ervaren, geeft Noordoost-Groningen een sociaal-cultureel kansrijke uitgangspositie, terwijl de lage grondprijzen en vele onbenutte ruimtes en gebouwen kansen bieden voor ondernemerschap, artistieke uitingen en innovatie. Noordoost-Groningen, zo leek het de deelnemers, is welhaast de ideale proeftuin voor sociale en ruimtelijke innovaties. Voor nieuwe vormen van maatschappelijk ondernemerschap waarbij burgers zelf het heft over hun directe leefomgeving in handen nemen, terwijl experimenten met energie, zorg, natuur, wonen of kunst nieuwe bronnen van inkomsten en trots kunnen zijn.

Living lab

Geen van de brainstormgroepjes pinde zich vast op een strak eindbeeld voor de toekomst van Noordoost-Groningen. Vanzelfsprekend was er in de visies voor het gebied minder of geen ruimte voor de gaswinning, terwijl duurzame energie, zorg en waterberging steeds een prominente rol speelden. In plaats van in eindbeelden dachten de wetenschappers aan een organisch leerproces, waarbij op basis van gedurfde experimenten Noordoost-Groningen uitgroeit tot een soort living lab voor veel van de maatschappelijke problemen van het 21e-eeuwse Europa. Dat bracht een pallet aan interessante en soms radicale voorstellen met zich mee.

Energie. Het bleek één van de centrale begrippen te zijn tijdens de workshop. Niet alleen vanwege de gaswinning, maar vooral vanwege de kansen van energieopwekking voor de toekomst. Met de gasbaten in het achterhoofd, zo stelden de wetenschappers, moest het toch niet zo moeilijk zijn om juist in het gebied waar de nadelen van de gaswinning zo zichtbaar zijn via duurzame energie een nieuwe economie te creëren. Het bleek geen oproep tot grote windmolenparken of biomassacentrales. Veel meer was het een oproep tot investeren in pilots rondom energie-efficiënt, duurzaam bouwen, nieuwe mobiliteit, zonne-energie, kleinschalige windenergie, restwarmte en biomassa. We spraken over zelfredzaamheid van dorpen of wijken op basis van lokale energiesystemen. We hadden het ook over bewoners en lokale bedrijven die hun energiegebruik en -opwekking zelf beheren en beheersen.

Vooral ging het echter over de noodzaak om te experimenteren met duurzame energie op kleine schaal. Wat betekenen deze lokale systemen in ruimtelijke en economische zin? Hoe verhouden die zich tot grootschalige projecten? Hoe organiseren we deze systemen? Hoe houden we de opbrengsten dicht bij de betrokkenen? En hoe verhouden deze vragen zich tot het beleid en de initiatieven van overheden of grote organisaties als Energy Valley? Het zijn vragen van internationale allure, die in proeftuin Noordoost-Groningen beantwoord kunnen worden.

Zorg was een tweede centraal thema. Juist door de aanwezigheid van een sterk medisch cluster van universiteit, ziekenhuizen, zorginstellingen én een sterk vergrijzende bevolking leek ook de zorg een prima thema voor experimenten. Met nieuwe woonvormen waarin verschillende generaties elkaar helpen met kinderopvang, huishouden, gezondheid en sociale contacten. Bovendien met als idee dat taken uitwisselen tussen bevolkingsgroepen meteen een basis vormt voor voedselproductie, onderhoud van openbaar groen, onderwijs en wederom energie. Het idee: als de markteconomie het niet langer toelaat dat dorpen en wijken hun voorzieningen en leefbaarheid behouden, waarom dan geen economie gebaseerd op uitwisseling van taken om die voorzieningen en leefbaarheid te behouden?

Water speelde ook een cruciale rol in de plannen. Niet als bedreiging, maar als basis voor recreatie, natuurontwikkeling en nieuwe vormen van wonen en landbouw. Bouwen op het water is daarbij niet alleen ruimtelijk aantrekkelijk, maar mogelijk ook een antwoord op de aardbevingen. Gepresenteerd als ‘Islands of Transition’ kwamen er gedurfde suggesties van drijvende eilanden met daarop specifieke voorzieningen als zorg of energie, die grotendeels zelfvoorzienend en bovendien verplaatsbaar kunnen zijn. Nieuwe vormen van landbouw voor energieopwekking via algen of wieren, visteelt, permacultuur of water voor duurzame mobiliteit: ideeën die wederom in Noordoost-Groningen een interessante proeftuin kunnen vinden.

Deze uitkomsten bleken verder te gaan dan losse ideeën en utopische vergezichten. Het was het idee van Noordoost- Groningen als living lab dat zorgde voor synergie tussen de voorstellen. Een ‘levend laboratorium’ dus, maar niet zo één waarin de bewoners als ratten in de kooi gevangen zitten. Het gaat juist om een laboratorium waarin bewoners en ondernemers ruimte en (financiële) steun krijgen om zichzelf te bevrijden van de beklemmende werking van de aardbevingen en de krimp. Het was meteen ook een oproep aan bestaande kennisinstellingen, niet in het minst de Hanzehogeschool en Rijksuniversiteit, om deze living labs te helpen opzetten, om partijen als lokale overheden, woningbouwcorporaties, zorginstellingen, ondernemers en bewoners te inspireren tot nieuwe ideeën. Vooral werden ze ook opgeroepen om als analist en notulist van het leerproces op te treden.

Utopisch en urgent

De conclusie van de dag was optimistisch en hoopvol. Gekoppeld aan de mogelijkheden van compensatiegelden en de ruimte die er letterlijk ligt voor nieuwe vormen van landgebruik biedt de conclusie ook een tastbaar verhaal. Mooi. Maar de Groningse nuchterheid brengt ons snel terug naar het hier en nu. Nog tijdens de workshop moest burgemeester Rodenboog van Loppersum naar Den Haag voor spoedoverleg. Want de aardbeving van 30 september trilde ook daar nog na. Het is illustratief voor de discussie die in Noordoost-Groningen gevoerd wordt: enkele urgente vraagstukken voeren de boventoon. Natuurlijk, dromen, experimenteren en leren kunnen ons helpen om een nieuwe toekomst te vinden. Ze bieden echter zelden een kordaat antwoord op de problemen van vandaag.

Noordoost-Groningen heeft nieuwe dromen en veel tijd nodig om vertrouwen te vinden in een duurzame toekomst. Maar hoeveel tijd is er om de leefbaarheid van steeds verder krimpende dorpen op een aanvaardbaar peil te houden? En hoeveel tijd is er om de aardbevingsproblematiek op te lossen? Vragen de aanwezige angst en de aanwezige aardbevingsschade niet om snelle maatregelen die ook hout snijden?

Noordoost-Groningen heeft geen tijd om langzaam een nieuwe toekomst te omarmen. Het heeft zijn toekomst snel nodig; misschien zelfs gisteren al. Het is een uitdaging die elke dag opnieuw onderwerp is van discussies tussen bewoners, Rijk, NAM, provincie en gemeenten. Maar hoe belangrijk die discussie ook is, dromen over een andere toekomst biedt nog steeds de inspiratie voor het handelen van vandaag en morgen. En als er één ding is dat de blik van meer dan dertig internationale wetenschappers op Noordoost-Groningen laat zien, dan is het wel dat dit gebied zijn dromen verdient.

Dr. Christian Zuidema (planoloog) en dr. Elen-Maarja Trell (planoloog en cultureel geograaf) zijn als docent en onderzoeker werkzaam bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Universiteit Groningen. www.rug.nl/research/ursi/research-projects/coastal-resilience