Zijn stad heeft het predicaat architectuurstad verspeeld. Dat vindt Jeroen de Willigen, stadsbouwmeester van Groningen. Tijdens een tocht door de stad licht hij toe wat er mis is. Aan het stuur zit Peter Michiel Schaap, architectuurhistoricus en directeur van Platform Gras.

Zijn stad heeft het predicaat architectuurstad verspeeld. Dat vindt Jeroen de Willigen, stadsbouwmeester van Groningen. Tijdens een tocht door de stad licht hij toe wat er mis is. Aan het stuur zit Peter Michiel Schaap, architectuurhistoricus en directeur van Platform Gras.

De heren zijn kritisch. Kritisch op de gemeente, op hun vakgenoten, op elkaar, op zichzelf, en ook op Noorderbreedte. De stad met haar fraaie historie van bouwkunst heeft nu een hiaat laten vallen in die traditie. Dat is erg. Doodzonde zelfs. Want gebouwen staan toch gauw een halve eeuw lang geïsoleerd in het stadsbeeld mooi of lelijk te zijn zonder verdere betekenis. Ook is het verontrustend dat de aanslag op de stad enkele jaren onopgemerkt is gebleven.

Jeroen de Willigen, stadsbouwmeester van Groningen, heeft het in oktober snoeihard aan de orde gesteld in zijn manifest: Groningen mist verbeelding. Liefde voor het vak heeft plaatsgemaakt voor gemakzucht. We maken woningen waarvoor we ons zouden moeten schamen, ze verhouden zich niet tot de omgeving en brengen de stad niets.

Wat gebeurde er na zijn aanklacht?

‘Niets. Niemand heeft me erop aangesproken. Dat is echt héél raar.’

Euroborg
We beginnen onze tocht langs goede en slechte voorbeelden in het mooie Sterrebospaviljoen, met uitzicht op de hoge, witte DUO-toren. Onze chauffeur is Peter Michiel Schaap, architectuurhistoricus en directeur van Platform Gras. Door de tuin fietsen passanten. Op de vijver splijt de wind waterdruppels tot een fonteintje. Beide zeer geslaagde gebouwen zijn tot stand gekomen tijdens de financiële crisis. Het kan dus wel! Over het spoor rijden we naar de Euroborg. ‘Een van de mooiste stadions’, oordelen beide heren. Alweer mooi.

Toch ligt er een harde aanklacht. De Willigen: architectuur is enige tijd vooral gezien als iets fysieks. Maar een goed ingepast gebouw kan de economie vooruit helpen en sociaal-maatschappelijk betekenis hebben. Dat aspect is in Groningen uit beeld geraakt. In de jaren zeventig tot negentig lag Groningen echt op kop met een eigenzinnige bouwtraditie en bestuurders die daar prioriteit aan gaven. Neem het extreme gebouw van het Groninger Museum. Schaap: ‘Daar is toen veel discussie over geweest – je kunt het mooi vinden of niet – maar dit gebouw heeft de stad iets teruggegeven. De Folkingestraat is opgenomen in het levendige stedelijke weefsel. Dat was zonder het museum nooit gelukt.’

Euroborg, foto Harry Cock

Verbinding kwijt
Rond de eeuwwende is het accent op gebouwen komen te liggen. ‘Misschien wilden we de stad vooral mooi maken’, zegt De Willigen, die behalve stadsbouwmeester ook directeur is van architectenbureau De Zwarte Hond. ‘Maar daardoor bruist het niet meer.’ Stedenbouw gaat over het collectief. Lange tijd was dat verbonden met overheidsingrijpen, het neoliberalisme heeft die banden losser gemaakt. De marktpartijen hebben het collectieve stuk deels uit hun handen laten vallen.

Aan de voorkant van het stadion zit het Alfa-college – dagelijks goed voor hordes scholieren die vanaf deze plek gemakkelijk op de trein kunnen stappen. Aan de achterkant van het stadion staan twee krachtige flats – de stoker en de brander – maar is de openbare ruimte ongenaakbaar hard. De Willigen: ‘Hier is de aansluiting weg. Architecten hebben een mooi gebouw gemaakt, maar ze zijn de verbinding met maatschappelijke opgaven kwijtgeraakt.’

Hoge heg
Tussen de ringweg en de Euroborg staan wat losse gebouwen, het ene beter gelukt dan het andere. Het Menzis-gebouw – waar tegenwoordig Noordhoff Uitgevers zit – heeft gekke knikken in de gevel. Wat De Willigen hier stoort is dat de begane grond verstopt ligt achter een hoge heg. ‘Als architect moet je continu van perspectief wisselen. Dat is je vak. Wat gebeurt er als je van binnen naar buiten kijkt en andersom?’ Bij Noordhoff hebben we geen idee – de plint van het gebouw verraadt niets. Eerst zouden er alleen kantoren en bedrijfsruimtes op het Europark komen, maar door de crisis wordt het ook een woonwijk. De buitenruimte is echter (nog) niet ingericht op die levendigheid. ‘Een goed doordachte inrichting moet zo’n functieverandering aankunnen’, oordeelt de stadsbouwmeester. De Nieuwe Linie krijgt wel genade: een supermooi buurtje. Mensen wonen dicht op elkaar – het is duidelijk een stedelijk gebied, maar met intieme buitenruimtes.

De Nieuwe Linie, met op de achtergrond het Menzis gebouw, foto Harry Cock

Rondweg
We stuiten op de zuidelijke rondweg die op de schop gaat. ‘Dat wordt de beste snelweg van Nederland. Echt supergoed.’ Eerst nog even een paar jaartjes stofhappen. Door naar het Boterdiep. Daar trekt een grimas van afschuw over het gezicht van de stadsbouwmeester als hij wijst op enkele dode gevels. Platgeslagen, fantasieloos – afstotend. Even later trekt hij ons als een enthousiast kwispelende hond mee naar de overkant en wijst naar het dak van Simplon. ‘Die nieuwe dakverdieping is fántástisch.’

De zuidelijke rondweg wordt ‘de beste snelweg van Nederland’, aldus De Willigen, foto Harry Cock

Ook het Ebbingekwartier is best goed bedacht: het Noorderplantsoen dat als een openbare groenstrook doorgetrokken wordt de nieuwe woonwijk in. Maar de uitvoering vinden ze hilarisch. Het park is alleen maar een decor in plaats van publieke ruimte. Hoge ijzeren randen omkaderen het openbare gras dat absoluut niet bedoeld lijkt voor bewoners of passanten. De Willigen wijst: ‘Kijk, dan woon je op de begane grond en krijg je een hek met tralies voor je raam omdat je niet op het grasveld mag voor je eigen huis.’

Zernike 
Op het Zernike-terrein vinden de stedenbouwer en architectuurhistoricus elkaar opnieuw: hier ontbreekt een lijn. Moderne gebouwen – het ene nog bijzonderder dan het andere – als een verzameling postzegels of kaarten om mee te kwartetten. Soms moet je juist bescheiden zijn met je gebouw om de omgeving meer recht te doen, ook dat is onderdeel van het vak. ‘Creatief bouwen is enige tijd bijna een ziekte geweest’, zegt de stadsbouwmeester. ‘Het misverstand dat elk gebouw altijd op moest vallen. Soms moet je op zoek gaan naar het vanzelfsprekende. Niet ieder project kan uitzonderlijk zijn.’

Losgezongen
Op ArchiNed, een website over architectuur, is een debat losgebarsten over de vraag hoe de Nederlandse stedenbouw- en architectuurcultuur heeft kunnen doodbloeden. In architectuurstad Groningen is die crisis dubbel zo hard aangekomen. De voorsprong is veranderd in het tegendeel. Wanneer je voorop wilt lopen, moet je niet te veel naar de buurman kijken, maar als dat doorslaat leidt het letterlijk tot isolatie. De stad is losgezongen van de veranderingen in de wereld. Ze is in de woorden van Schaap ‘van een schiereiland verworden tot een eiland’. De Willigen bevestigt dat: nog maar een enkel bureau uit de regio krijgt opdrachten van elders, dat zegt toch genoeg.

Schaap vindt dat gemeentebestuurders hun verantwoordelijkheid voor de stedenbouwkundige kaders te gemakkelijk hebben overgegeven aan marktpartijen. Zelfs in Zwolle doen ze het tegenwoordig al beter. Die stad voert een ‘intelligente grondpolitiek’. Kavels moeten alert bebouwd worden – jarenlange vertragingen worden niet geaccepteerd – en nieuwe doelgroepen krijgen op creatieve manier de ruimte in oude panden of op lege plekken. De Willigen kijkt daar anders naar: de overheid moest rond de eeuwwisseling ruimte maken voor de markt. Dat deed ze. Als je dan ziet wat dat heeft opgeleverd, is dat in deze stad inderdaad prut, maar wiens schuld is dat? Niet alleen architecten moeten zich beter rekenschap geven van het geheel waarbinnen hun gebouw komt, ook opdrachtgevers zijn daarvoor verantwoordelijk – en bouwers en financiers. Die moeten elkaar aanspreken op die bredere verantwoordelijkheid. Schaap heeft daar nog weinig van gezien. Ook corporaties nemen hun rol in stadsontwikkeling niet meer nadat ze door minister Blok zijn getemd. Tachtig procent van de kleinere panden in de binnenstad is in handen van particulieren die vooral hun eigen beperkte paadje belopen. Zie hier het slagveld!

Ebbingekwartier. Foto Harry Cock

Kentering
Of Groningen zijn positie als architectuurstad kan hernemen, zal niet alleen van de gemeente afhangen, daarover zijn de heren het eens. Maar het helpt wel dat het huidige bestuur inmiddels iets beter lijkt te beseffen dat architectuur integraal onderdeel moet zijn van het culturele debat. De voorzichtige kentering toont zich in de prijsvraag rond het hoekpand van de Grote Markt, de manifestatie ‘Wonen in stad’, het debat over de inrichting van de binnenstad, het stationsgebied en het Suikerunie-terrein. Schaap zou willen dat de overheid haar rol weer steviger oppakt door lijnen uit te zetten en zelf af en toe het goede voorbeeld te geven.

De Willigen gelooft, anders dan Schaap, niet zozeer in overheidsregie. Het gaat om cultuurverandering en daarom moet de branche zelf de bal oppakken. Hij ziet hoopvolle ontwikkelingen: sommige kleine ontwikkelaars en beleggers tonen inmiddels wel weer oog voor de stad: ‘Kijk maar wat er rond de Brugstraat gebeurt of op de hoek van de Grote Markt.’ Architectuur is deels een publieke zaak. Als je in de stad bouwt, heb je ook verantwoordelijkheid voor de omgeving. Vakgenoten moeten elkaar lastige vragen stellen en prikkelen om beter hun best te doen.

Debat
Op dit moment houden vakgenoten en de traditionele ontwikkelaars zich in het publieke debat vaak angstvallig stil. ‘Misschien is debatteren in een zaaltje ook wel achterhaald’, vindt Schaap. De wereld is veranderd. Gemeenten, bouwers en architecten blijven maar in de oude gereedschapskist rommelen. Misschien komt het gesprek beter op gang in kleinere kringen, zoals de Van der Leeuwkring (een privaat initiatief voor de publieke ruimte) of moeten we rondleidingen organiseren met vakgenoten van elders.’

Het manifest van de stadsbouwmeester is mede aanleiding voor projecten van Platform Gras komend jaar. ‘Maar we hebben nog niet specifiek een debat met vakgenoten uit de architectuur gevoerd.’ De Willigen: ‘Echt jammer, want zo’n vakmatig debat is juist erg nodig. Jullie zouden de gebiedsarchitecten van het Zernike-terrein en het UMCG eens bij elkaar moeten zetten.’ Kunnen ze samen kauwen op de vraag hoe ze van hun verzameling buitenissige gebouwen een coherenter geheel kunnen maken.

Ook Noorderbreedte kan scherper. ‘Houd ons beter de spiegel voor. Als het gaat over krimp, kijk dan eens verder, bijvoorbeeld in Noord-Duitsland. Richt je sterker op groeikansen. Neem die campagne om Tesla naar het Noorden te halen. Die doet wat in de Verenigde Staten. Stap uit die calimero-benadering; de Noord-Nederlandse stedelijke economie groeit.’

www.archined.nl/2017/01/snellere-paarden
www.vanderleeuwkring.nl/over_de_kring

Aan de slag
Noorderbreedte pakt de handschoen op. Peter Michiel Schaap wordt onze nieuwe architectuurcolumnist. Zijn eerste bijdrage staat in dit nummer. Op de website www.noorderbreedte.nl vindt u actuele bijdragen aan het debat over architectuur en publieke ruimte