Maarten Schmitt reageert op het manifest van stadsbouwmeester Jeroen de Willigen in de vorige Noorderbreedte.
De stadsbouwmeester timmert
niet hard genoeg aan de weg. Maarten Schmitt, die 25 jaar lang stadsarchitect
van Groningen was, spaart zijn opvolger Jeroen de Willigen niet. Hij deelt
diens kritiek uit de vorige Noorderbreedte dat de visie uit de stad is
verdwenen. ‘Ga er dan harder in als stadsbouwmeester.
Pak een veel actievere rol en voorkom dat de stad verkloot wordt.’
Schmitt werkte ‘in de goeie tijd’ als stadsarchitect
van Groningen: tussen 1973 en 1998. In die periode werd de binnenstad autoluw
gemaakt, belandde het museum pal voor het station en raakte de filosofie van de
compacte maar leefbare binnenstad verankerd in het brede economische, sociale
en culturele beleid van leiders als Max van den Berg en Ypke Gietema. Schmitt
werd na 25 jaar Groningen ‘gekaapt’
door Den Haag, d…
Maarten Schmitt reageert op het manifest van stadsbouwmeester Jeroen de Willigen in de vorige Noorderbreedte.
De stadsbouwmeester timmert
niet hard genoeg aan de weg. Maarten Schmitt, die 25 jaar lang stadsarchitect
van Groningen was, spaart zijn opvolger Jeroen de Willigen niet. Hij deelt
diens kritiek uit de vorige Noorderbreedte dat de visie uit de stad is
verdwenen. ‘Ga er dan harder in als stadsbouwmeester.
Pak een veel actievere rol en voorkom dat de stad verkloot wordt.’
Schmitt werkte ‘in de goeie tijd’ als stadsarchitect
van Groningen: tussen 1973 en 1998. In die periode werd de binnenstad autoluw
gemaakt, belandde het museum pal voor het station en raakte de filosofie van de
compacte maar leefbare binnenstad verankerd in het brede economische, sociale
en culturele beleid van leiders als Max van den Berg en Ypke Gietema. Schmitt
werd na 25 jaar Groningen ‘gekaapt’
door Den Haag, dat jaloers was op de integrale aanpak in Groningen. Daar was hij
vervolgens tien jaar stads-stedenbouwer.
In Schmitt’s
tijd debatteerden de Groningers veel over de inrichting en bebouwing van hun
stad en maakten ze daar in het openbaar ruzie over. Maar het Groningse
stadsbestuur had de contouren helder vastgesteld. Binnen die randvoorwaarden
kreeg het publieke debat veel ruimte. Neem de felle discussie over de plaats
waar het nieuwe Groninger Museum moest komen. Directeur Frans Haks wilde het graag
aan de rand van een groen gebied – de Hoornsche plas,
het stadspark of zo’n soort plek. Maar de wethouders
zetten de economie voorop: het museum moest mensen trekken voor de binnenstad.
De Folkingestraat kwam tot leven.
‘Economie was de eerste drijfveer’,
zegt Schmitt. Groningen wilde een bruisende stad zijn, een plaats die uitblonk
op diverse terreinen. Hij bedoelt ‘economie’ niet zo beperkt als in het huidige neoliberale tijdperk.
Hij heeft niets op met huisjesmelkers die geld komen verdienen aan studenten en
zich daarna uit de voeten maken. Of met projectontwikkelaars die een verdieping
op een oud pand willen zetten om er daarna meer studenten in te kunnen proppen.
Of met lieden die panden juridisch splitsen zodat de studenten huursubsidie
krijgen en zij de huur weer kunnen verhogen. Dat soort op eigenbelang gerichte partijen
heeft afgelopen decennium sluipenderwijs de ruimte gekregen van het
stadsbestuur. Ze bouwen binnenplaatsen vol terwijl die voor de ademruimte van
de stad juist zo belangrijk zijn. Het stadsbestuur heeft in de 21e eeuw
gemakzuchtig geopereerd en daarmee de publieke ruimte weggegeven en laten
verloederen.
Voeg dat bij een andere
structuurfout: de welstandscommissie kijkt niet kritisch genoeg naar de
ruimtelijke betekenis van gebouwen. Het resultaat is een stad waar de openbare
ruimte niet beschermd wordt. ‘De welstandscommissie is
het geweten van de stad. Die bewaakt de relatie tussen een gebouw en de
openbare ruimte. Het grote probleem is dat de commissie tegenwoordig absoluut
verambtelijkt is! En ze staat nota bene onder voorzitterschap van de
stadsbouwmeester. Ik stond er in mijn tijd op om onafhankelijk te zijn.’ Tip 1 van Schmitt aan De Willigen is: maak je los van de
welstandscommissie en houd haar bij de les zoals je ook het stadsbestuur op de
huid moet zitten. Zorg dat er een hoogwaardig debat ontstaat tussen
Stadsbestuur, (onafhankelijke) Welstand en de Stadsbouwmeester. Gebruik GRAS
als hoogwaardig platform. De stad heeft niets aan louter bureaucraten, die
controleren of de regels gevolgd zijn.
Schmitt vindt het doodzonde
dat het bestuur de vroegere lijn van de compacte stad verlaten heeft. ‘Je moet afmaken wat je begonnen bent.’
Met de Vinex-achtige uitbreidingen als Dorkwerd en Meerstad is de stad te veel
naar de randen opgeschoven en wordt de binnenstad als het ware leeg getrokken.
Bovendien ligt een prachtige stadslocatie als het Suikerunieterrein braak.
Groningen had voorloper kunnen zijn in het omtoveren van fabriekslocaties tot
appartementen, vindt Schmitt. Zo’n gemiste kans!
Bij het Cibogaterrein is het wonen in een besloten ‘parochie’ tussen stadspark en binnenstad geslaagd, vindt Schmitt
De titulatuur toont eveneens
beperkte ambitie. De Willigen is stadsbouwmeester van Groningen. ‘Vroeger bouwde de bouwmeester scholen en stations.’ In Den Haag kreeg Schmitt het etiket: stads-stedenbouwer.
Geen mooi woord, maar het geeft wel aan dat bij de functie het accent ligt op
de ruimtelijke ontwikkeling van de stad.
Soms is Schmitt kritischer,
op andere terreinen is hij milder dan De Willigen. De Euroborg vindt hij een goeie
woonwijk, en in de binnenstad zijn de Agaathhof en de nieuwe bebouwing rond om
de Hoge der Aa en de Aa-Brug mooie voorbeelden van goede architectuur en
opdrachtgeverschap binnen de stedelijke context. Bij het Cibogaterrein zijn
sommige details misschien minder gelukkig, maar in essentie is het wonen in een
besloten ‘parochie’ tussen stadspark
en binnenstad geslaagd en leeft de Ebbingestraat weer op. Schmitt ziet op het
Zerniketerrein dat opdrachtgevers als de universiteit en de hogeschool
ambitieus zijn. Dat prijst hij. Maar hij geeft De Willigen wel gelijk dat de
gebouwen context missen: ze liggen elk apart van elkaar mooi of bijzonder te
zijn. ‘Daar zal hij als stadsbouwmeester hard tegenaan
moeten gaan.’
In Den Haag probeerde
Schmitt het DNA van de stad te grijpen door het te laten zien en woorden te geven
zodat de bestuurders het niet konden veronachtzamen. Ook De Willigen zal aan de
bak moeten om bestuurders en bewoners te wijzen waar de kracht van Groningen
zit. Zodat ze die gaan koesteren als een waardevol bezit.